Kunst - een gebed zonder woorden
Excerpt uit: 'Kunst, een gebed
zonder woorden', gepubliceerd in: [Tasten naar transcendentie - de kracht van kunst]
Tijdschrift voor Geestelijk Leven (2008/5), 35-45.

Droomtijd
De band tussen kunst en spiritualiteit is zo oud als de mensheid zelf. In zogeheten
archaïsche culturen zijn kunst en religie onlosmakelijk met elkaar verknoopt.
Alles wat een kunstenaar daar maakt, komt voort uit een mythologische voorstellingswereld.
Elk ontwerp vormt de herhaling van een archetypisch gebeuren uit de oertijd, uit de
droomtijd zoals de aboriginals zeggen. In feite kent de archaïsche mens geen verleden en
toekomst. Alle dingen en gebeurtenissen zijn terug te voeren tot een
oerperiode, tot een gouden tijd die zichzelf voortdurend in het heden
herhaalt. De archaïsche en onhistorische mens kent slechts exemplarische
tijd. Alles van betekenis is noodzakelijk een herhaling van het buitentijdse, van
het exempel uit de oertijd. Daarom houden kunstenaars uit archaïsche culturen zich aan
vrij strikte voorschriften. Vrije expressie is slechts marginaal aanwezig. Beeldjes van
het ene eiland houden hun handen op de knieën, beeldjes afkomstig van een ander eiland
houden hun handen langs het lijf. Met kunst en daarmee verbonden magische rituelen wil de
archaïsche mens de wereld en haar loop bestendigen. Met rituele kunst wil hij de
gemeenschap begeleiden bij belangrijke overgangen en gebeurtenissen in het leven, zoals
bij het wisselen der seizoenen, het bij binnenhalen van de oogst, de geboorte, bij de
initiatie in de wereld der volwassenen, en bij het sterven. Echt archaïsche culturen zijn
zeldzaam geworden, maar deze terugblik helpt ons om de ontwikkeling van de kunst beter te
begrijpen.
Messiaanse tijd en vrije expressie
Als kunstenaar met een Joodse achtergrond, laat ik me inspireren en beïnvloeden door de
Joodse cultuur en religie. Dit drukt een duidelijk stempel op wat ik maak, zoals iedere
kunstenaar een zekere invloed zal ondergaan van zijn eigen persoonlijke geschiedenis.
Ook het jodendom kent evenals ärchaïsche culturen cyclische beleving van tijd,
zoals het ritme van dag en nacht naast het eeuwige verschijnen en weer verdwijnen van de
maan, een fenomeen dat de Joodse kalender vorm geeft. De profeten en het jodendom hebben
de wereld evenwel ook een andere beleving van tijd geschonken: historische of messiaanse
tijd. De Tora biedt mensen de mogelijkheid om aan de dwingende tredmolen van de natuur te
ontsnappen, om de noodlottige spiraal van de tijd te ontvluchten en tot daadwerkelijke
vernieuwing te komen. De profetische traditie bestrijdt magie en vervangt haar door
dialoog en verbond. Het antwoord van de profetie op de dreiging die uitgaat van de tijd is
heiliging van de tijd. Tijd betekent dan niet langer slijtage en eeuwige terugkeer, maar
mogelijkheid tot groei in de historische ontmoeting met het Opperwezen, of met een wat
meer seculiere aanduiding: de sturende kracht achter de werkelijkheid waarvan velen het
bestaan vermoeden. Tijd betekent dan niet langer veroudering maar vernieuwing en
verandering. De cirkelgangen van de natuur krijgen hun plaats op de tijdlijn die door de
geschiedenis loopt, vanaf de schepping tot aan de definitieve vervulling en messiaanse
verlossing toe.
Deze verandering in spirituele beleving van tijd en werkelijkheid heeft grote gevolgen
gehad voor de ontwikkeling van kunst, met name ook in het
christendom en daarmee in de westerse cultuur. Eeuwen van vrije expressie in de weergave
van bijbelse taferelen getuigen hiervan. In het algemeen werd de kunst oneindig vrijer van
uitdrukking in vergelijking tot die van natuurvolkeren. Vanaf de zestiende eeuw is de
artistieke expressie evenwel zo ongebonden geworden, zo losgekomen van vaste patronen, dat
vele kunstenaars de hechte band tussen hun werk en religieuze zingeving opgaven. Het
tijdperk van wereldse kunst brak aan. In onze tijd is de meeste kunst zozeer los komen te
staan van religie, zo sterk gericht op pure vormgeving en esthetiek, dat de vraag naar de
relatie tussen zingeving en kunst zich opnieuw laat stellen.
Mijn Schepper navolgen
Ik zelf ben een kunstenaar die bewust zijn Joodse belevingswereld in de artistieke
vormgeving van het werk doet meespreken. Daarom is
de vraag naar de samenhang tussen kunst en spiritualiteit voor mij vanzelfsprekend.
Kunst maken betekent voor mij deelnemen aan Gods creatieve kracht, aan de wijsheid
- chochma - waarmee de Schepper de wereld heeft geschapen. Creativiteit en wijsheid
horen vanaf het begin samen: En bij U is de wijsheid, die Uw werken
kent, en die aanwezig was toen U de kosmos schiep en die begrijpt wat juist is in Uw ogen (Wijsheid
van Salomo 9,9).
Met de Tora als instrument heeft de Eeuwige de wereld vorm gegeven. Gods
adem is in de woorden van de Tora ingegaan en haar scheppend spreken doordrenkt alles van
Zijn aanwezigheid. De Tora is als het ware het instrument geweest van Gods
kunstenaarschap. Zoals een architect in zijn tekeningen, keek de Heilige, Hij zij
gezegend, in de Tora en bouwde de wereld.
Als kunstenaar volg ik dus de Schepper in Zijn creativiteit na,
juist door nieuwe dingen te maken en op individuele wijze mijn verwondering over het
wonder van het leven tot uitdrukking te brengen. Kunst maken is voor mij onontkoombaar een
religieuze bezigheid.
Bewust
sta ik in de Joodse traditie en fungeer ik als schakel in de keten der geslachten. Joodse
kunst is kunst waarin de Joodse religie en cultuur doorwerken, kunst waaruit blijkt dat je
als maker je emotioneel betrokken voelt bij de geschiedenis van het Joodse volk en de
mensheid. Voor sommigen zal deze definitie te eng zijn, voor anderen te ruim.
Joodse
beeldentaal
Bij
mijn grafische werk kies ik als thema onderwerpen uit de bijbelse en Joodse traditie. Ik
maak dus wat je Joodse kunst zou mogen noemen. Joodse kunst bezit geen specifieke
uiterlijke kenmerken, maar wel een heel eigen inhoud. In het verhaal over de verkiezing en
zalving van Koning David zegt de Eeuwige tot de profeet Samuël: 'De mens ziet wat hem voor ogen komt, maar God ziet het hart aan'
(vgl. I Sam. 16,7). De manier waarop de Schrift leert om naar de werkelijkheid te kijken,
verklaart waarom de Joodse traditie meer geïnteresseerd is in de gedachte dan in de vorm.
Zo heeft ook nooit een eigen Joodse kunststijl bestaan, maar is wel sprake van eigen
symbolen. Al vroeg ontwikkelde het jodendom een unieke iconografie, die gevoed wordt door
typisch bijbelse en rabbijnse voorstellingen. Een oud
symbool voor het volk Israël is bijvoorbeeld de dadelpalm, een ranke en fiere boom die in
de meest ongunstige omstandigheden weet te overleven. Ook de menora, de
zevenarmige kandelaar, typeert de Joodse gemeenschap. Hij symboliseert de levensboom en
daarmee de levenskracht en religieuze opdracht van het Joodse volk. De lichtjes van de kandelaar staan voor goede
daden en voor de opdracht om het duister van de wereld te verdrijven. Deze en verwante
symbolen verwerk ik in mijn artistieke arbeid, zoals de zegenende handen van de priester,
torarollen, gebedsmantels en de Davidsster. Met deze symbolentaal schep ik mijn
persoonlijke versie van bijbelse verhalen, van hoop
en vertrouwen, van de opdracht die wij als mens hebben om het leven te heiligen; maar ook
van twijfel en aanklacht.
Engagement
Kunstenaarschap bevat, vanuit de Joodse traditie geoordeeld, altijd een kern van
religieuze ervaring. Dit gaat zelfs op wanneer je niet-religieuze onderwerpen kiest om uit
te drukken. Volgens het traditionele rabbijnse wereldbeeld is de gehele wereld van Gods
aanwezigheid doortrokken. Elke zaak en elke gebeurtenis heeft te maken met de dialoog
tussen God en mens. Zelfs wanneer wij Gods aanwezigheid niet ervaren, is dit geen
eenvoudige constatering.
Al wat bestaat en gebeurt heeft voor een gelovige Jood een religieuze dimensie. We
kunnen het niet scherper zeggen dan de Joodse schrijver Elie Wiesel, die opmerkte dat je
als Jood met of tegen God kan leven, maar nooit zonder God. Een Jood kan als Avraham wandelen met God of hij kan zich in vertwijfeling en protest
als Job tegen God keren, maar hij kan niet in onverschilligheid leven zonder God. In
Joodse kunst nemen daarom zowel vreugde en vertrouwen als verdriet en vertwijfeling een
belangrijke plaats in. Kunst moet hoe dan ook blijk geven van menselijke betrokkenheid.
Protest en twijfel zijn even legitieme uitingen als geloof en vertrouwen.
Onverschilligheid is mijns inziens in strijd met het wezen van alle kunst. Kunst die
alleen maar mooi wil zijn en noch levensvragen stelt noch antwoorden wil aanreiken, heeft
naar mijn mening weinig of geen recht van bestaan.
In
gesprek met anderen
Kunst kent geen strikte grenzen. Door middel van beelden kun je in gesprek komen
met mensen uit andere culturen en met mensen die andere talen spreken. Ik wil kunst
vervaardigen tot bijdrage aan de dialoog binnen een multiculturele en multireligieuze
samenleving. Joodse mystiek heeft me geleerd om te streven naar jichoed, naar
eenwording, om bovenal te zoeken naar wat mensen met elkaar verbindt. Waar mensen zich
verbonden weten, daar wil God wonen. Waar onenigheid heerst, vlucht evenwel de Sjechina
- Gods inwoning op aarde - weg. Wanneer je verhalen en teksten in beelden omzet, vermijd
je de beperking van dogmatiek en laat je ruimte open voor verdere interpretatie. Beeldentaal
geeft geen pasklare antwoorden maar roept bovenal authentieke vragen op. Voor dogmatiek is
beeldentaal dan ook ongeschikt. Het beeld past bij uitstek als uitgangspunt voor de
interreligieuze dialoog. Kunst herinnert immers aan gezamenlijke vragen, problemen,
ervaringen en emoties. Gezamenlijke vragen en emoties brengen mensen dichter tot elkaar.
Antwoorden - vooral wanneer ze niet volledig uitgerijpt zijn - kunnen mensen juist
uiteendrijven. Vragen zijn in een bepaald opzicht belangrijker dan de antwoorden. Vragen
dwingen je om naar de waarheid te blijven zoeken. We kunnen van de waarheid ieder slechts
een fragment bezitten. Gods zegel heet daarom in het hebreeuws èmèt [waarheid].
Drie letters: alef, mem en tav.
Het zijn de eerste, de middelste en de laatste letter van het alfabet. Alleen de
Allerhoogste doorgrondt de waarheid immers van het begin tot het einde. Waarheid omvat het
geheel, begin, midden en einde. Zoekend en tastend wil ik die waarheid nader komen.
Daarbij wil ik me tevens laten inspireren
door de zoektocht van andere kunstenaars en denkers, tot welke cultuur en religie zij ook
mogen behoren.

Stil
gebed
In mijn zoektocht sta ik in een lange traditie. De grote rijkdom aan Joodse
religieuze kunst en de vele prachtig versierde handschriften en boeken getuigen van de
liefde voor de Tora. Ze volgen uit de wens om Gods geboden zo mooi mogelijk te vervullen.
De rabbijnen leren me actief te luisteren naar de woorden van de Schrift en met mijn
persoonlijke verwerking daarvan aan te sluiten. Vanuit dit actieve horen en
verstaan van Tora en traditie is mijn persoonlijke omgang met de verhalen uit de Tora te
begrijpen. Op twee manieren ga ik met die verhalen om, op verbale en op visuele wijze. Als
judaicus en als grafisch kunstenaar. In beide
gevallen probeer ik aan de verhalen mijn persoonlijke verwerking en interpretatie toe te
voegen. Al mijn etsen heb ik gemaakt als deelgenoot aan het steeds voortgaande grote
verhaal van de Tora, dat tijd en geschiedenis zin verleent.
De Joodse schilder Kokoschka heeft ooit
opgemerkt dat beeldende kunst een directere toegang tot de wereld om ons heen verleent dan
de wetenschap dit doet. Ik wil het verschil tussen mijn
wetenschappelijke en artistieke activiteiten met behulp van een kort
chassidisch verhaaltje illustreren:
'Twee
mannen reizen te voet van stad naar stad. Wanneer het moment aanbreekt om het avondgebed
te spreken, slaat een van beide mannen zijn gebedsmantel om en citeert uit het blote hoofd
het lange zogeheten Achttiengebed. De ander houdt de hand voor zijn ogen en zegt de
letters van het alfabet op. Zodra ze met hun gebed klaar zijn, lacht de eerste man zijn
reisgenoot uit: Noem je dat soms bidden, onwetende domkop! De ander zegt
timide: Het spijt me maar ik kan niet bidden. Daarom bied ik God de letters van het
alfabet aan en vraag ik Hem of Hij er een gebed voor mij van wil maken. In de nacht
wordt de eerste man zo ziek, dat hij voelt hoe het leven uit hem wegvloeit. Hij vraagt
God: Waaraan heb ik dit verdiend? God antwoordt: Omdat je mijn knecht
hebt bespot. De zieke zegt daarop: Maar mijn reisgenoot kon niet eens
fatsoenlijk bidden! Een hemelse stem antwoordt: Je vergist je. Hij kon wel
degelijk bidden, omdat hij zich tot Mij richtte met zijn hart. Jij kent weliswaar de
zinnen en de woorden, maar hij spreekt recht vanuit het hart.'
Wanneer ik op verbaal en
wetenschappelijk niveau met de Joodse traditie bezig ben, lijk ik op de eerste man die de
woorden en zinnen uit het hoofd kent. Als kunstenaar ervaar ik het bestaan zoals de tweede
man die niet bidden kon. Ik lever zo te zeggen materiaal en vraag God mij te helpen om
daaruit samen met mij een mooi kunstwerk te maken. Bijna iedere kunstenaar kent dit gevoel
bij het werk als het ware door een onzichtbare hand gestuurd en gedragen te worden. Voor
mij is kunst maken gelijk aan een woordeloos gebed. De hoogste schoonheid en waarheid
komen voor mij als beeldend kunstenaar voort uit de stilte, uit een beleving die alle
woorden overstijgt [2].
[1] A.J. Heschel, God in Search of Man, New York 1955,
117; vgl. de Nederlandse vertaling van H. de Bie, Houten 1986, 144.
[2] Geciteerd
uit André Neher, De Ballingschap van het Woord
(oorspr. titel L'exil de la parole, Paris 1970)
vertaald door J. Faber, Baarn 1992, 17.
|