
Eva en de boom van kennis van goed en van kwaad
olieverf op paneel (2018) - 61 cm. bij 61 cm.
Chawwa (Eva) en de boom van kennis
Dit kleurrijke schilderij probeert de sfeer weer te geven van het paradijsverhaal. We zijn
getuige van het moment dat de slang - is zij (hij) Satan of de kwade drijfveer? - Chawwa
aanspreekt en in haar persoon de mensheid verleidt tot het eten van wat we de
verboden vrucht zijn gaan noemen. De vlinders op haar ranke lijf suggereren dat
Chawwa op het moment van aanspreken haar onschuld en zorgeloze onbevangenheid nog niet
verloren heeft. Het paradijsverhaal deelt ons over dit kantelpunt mee: En de
vrouw zag dat de boom goed was om ervan te eten en dat hij een lust was voor de ogen, en
dat de boom begerenswaardig was om verstand te verwerven (Gen. 3:6).
Chawwas overtreding is een metafoor voor het zich telkens herhalende falen van ons
allemaal. Het goede is tot een goed om te verworden, tot een goed omwille van
de eigen lusten en verlangens. Het eten van de verboden vrucht staat daarmee voor een
utilistische houding die heeft geleid tot uitbuiting van de schepping en de natuur.
Wanneer de mensheid die houding niet weet in te tomen, wacht een ecologische ramp.
De veldslag is echter nog niet verloren. Boven Satan (in
het blauw weergegeven en nog voorzien van de poten die hem later volgens de midrasj werden
ontnomen) verheft zich een onschuldige duif in de lucht. Hier symbool voor Gods geest en
voor de goede drijfveer, de tegenstreefster van Satan. De mens kan elk moment zijn ware
taak als behoeder en bewaker van Gods schepping weer oppakken en Gan Eden op aarde helpen
herstellen.
****************************** |

'En weid je geiten bij de hutten van de herders' (Hoogl. 1:8)
olieverf op doek (2020) - 54 cm. bij 64 cm.
Sjulamit - de Sulamitische
De minnares uit het Hooglied, de Sulamitische schone, wordt
geschetst als een donkere en door de zon gebruinde jonge herderin. Haar smoorverliefde
vriend sprak tot haar: 'Vertel mij, jij die mijn ziel liefheeft, waar weid je (jouw
kudde)? Waar laat je die 's middags rusten? (...) Wanneer je het niet weet,
o schoonste onder de vrouwen, trek dan uit in de sporen van het kleinvee en weid je
geitjes bij de hutten van de herders' (Hoogl. 1:7-8). De door de zon gebrande
Sulamitsche vlijt zich neer bij haar geiten om tijdens de warmste uren van de dag
verkoeling te zoeken en te rusten. Het blauw suggereert water en daarmee de zorg voor de
dieren. Evenals het groen van het malse gras. Zij is in haar natuurlijke gratie als het
ware één met de natuur en met haar kudde.
*********************************** |

'Onze kinderen zullen onze borg zijn'
Olieverf op doek (2020) - 54 cm. bij 64 cm.
Onze
kinderen zullen onze borg en getuigen zijn
Kinderen nemen in
de Joodse traditie een centrale plek in. Zij zullen de keten van geslachten moeten
voortzetten. Toen God Zijn Tora aan Israël openbaarde, vroeg Hij eerst wie als borg kon
garanderen dat het volk in de toekomst op verantwoorde wijze met dit uiterst kostbare
geschenk zou omgaan. Niemand, zelfs een der de aartsvaderen niet, bleek goed genoeg om
garant te staan. Daarop spraken de Israëlieten tot de Eeuwige: Dan zullen onze
kinderen voor ons borg staan. Zodra het volk Gods aandacht op de zuigelingen
vestigde - de komende generaties - aanvaardde de Heilige, Hij zij gezegend, hen
onmiddellijk. Met de kinderen als borg overhandigde Hij Zijn Tora aan Israël, er is
immers gezegd: Uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt U sterkte gegrondvest (Ps.
8:3).(1) Zie de hand op het schilderij die een pasgeboren zuigeling
omhooghoudt.
De drie piramiden
herinneren aan de uittocht uit Egypte, op weg naar vrijheid. Vrijheid is pas te realiseren
wanneer we met ons allen gemeenschappelijk verantwoordelijkheid aanvaarden. Als we
accepteren dat wij onszelf noodzakelijke beperkingen moeten opleggen. Een zinvolle
gedachte in dagen van een ecologische crisis en pandemie! Rechtsonder heft een rabbijn -
is het Mosjé? - de Tora omhoog voor het volk, opdat Israël haar regels en waarden
aanvaardt. In feite betreft het een nog altijd actuele keuze tussen leven en dood (vgl.
Deut. 4 en Deut. 11), tussen de vruchten van de levensboom (symbool voor de Tora) en de
droom van een hernieuwd Jeruzalem (midden, rechts) tegenover ballingschap en vervreemding
(rechtsonder).
De stoot van de
sjofar (linksboven) geldt als waarschuwingssignaal. Wanneer we verkeerd met de aarde
omgaan, zal het komende geslacht daarvoor moeten boeten! ... opdat het u en uw
kinderen na u goed gaat, en dat u uw dagen verlengt in het land etc. (Deut.
4:40).
1: Vgl. Midrasj Tanchoema, Wa-Jiggasj § 2; vgl. Babylonische Talmoed, Sjabbat
119a.
*********************************** |

Erètz Jisraél (het Land
Israël)
Olieverf op doek (2020) - 50 cm. bij 70 cm.
Drie liefdes
Het schilderij geeft
positieve gevoelens weer voor het land Israël. Joodse identiteit is gefundeerd op drie
liefdes: liefde voor de Tora (ahavat Tora), voor het volk Israël (ahavat am
Jisraél) en voor het land Israël (ahavat èrètz Jisraél). Deze
drie liefdes zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Alleen in het land der vaderen kan
het Joodse volk het leven volledig heiligen, aangestuurd door voorschriften en
aanwijzingen van de Tora. De binding met het land wordt door de buitenwacht soms
misverstaan als een relatie van Blut und Boden. Ten onrechte, want Israëls
heiliging beoogt juist het welzijn van allen, de vreemdeling in kluis.(1) Alle
bewoners der aarde zijn - ongeacht kleur, cultuur en geloof - beeld en gelijkenis van
één en dezelfde God! Op dit ideaal wijst de letter zajin in het
midden van de plaat, overeenkomend met het getal zeven en de Sjabbat (zevende
scheppingsdag); en daarmee naar een toekomst waarin de gehele wereld geheiligd zal zijn.
De in het oog vallende
geel-rode kleur stelt de liefde voor de stille woestijn van het land centraal, maar niet
zonder vingerwijzing naar Tora en volk. Zie de twee Tora-rollen links onder. De menora
- met zijn stam en zeven takken - verbeeldt in feite ook de Tora of
Levensboom (Étz Chajjim). De kandelaar staat voor ons aller opdracht
het wereldse duister van egoïsme, etnocentrisme en rassenhaat met het licht van onze
weldaden te verdrijven.
De palmboom boven de kandelaar is het oudste symbool voor het volk Israël.
Een priester heft
zegenend zijn handen omhoog. Boven het hoofd staan de letters van het woord kappara
- verzoening - geschreven! Geheel links flarden van een door de geschiedenis geschonden
maar nimmer uitgewist document. Daarop woorden uit het Zionslied van Jehoeda ha-Levi,
openend met: O Tzion, vraag je niet naar de vrede van jouw gevangenen die vragen om
jouw vrede ...?
1. Vgl. bijv.
Lev. 19:33:34: Wanneer een vreemdeling bij jullie in het land verblijft, mogen
jullie hem niet uitbuiten. De vreemdeling die bij jullie verblijft, moet voor jullie zijn
als een ingezetene onder jullie. Je zult hem liefhebben als jezelf .... Hier
geen wij tegenover zij maar een wij samen met
een zij!
*************************** |

De geest van goed en kwaad
Acryl- en olieverf op doek (2020) - 70 cm.
bij 100 cm.
Dit apocalyptisch ogende schilderij verbeeldt een helende tegenstelling. Enigszins
onopvallend - maar centraal - weergegeven, staat de boom van kennis van goed en van kwaad
uit het paradijs, met de slang aan de voet ervan. De slang is metafoor voor een kwade
geest en impuls, voor Satan en de kwade drijfveer (jétzèr ha-ra). De slang is
zowel naakt als slim (1), omdat hij zijn leugen verpakt in het naakte -
bedrieglijke - omhulsel van een schijnwaarheid. Hij is een wolf in lichaamseigen ogende
schaapskleren! Een uiterst actuele les in een gedigitaliseeede wereld vol van
desinformatie en schijnwaarheden, waardoor velen - in de oprechte overtuiging verkerend
dat zij de waarheid dienen - onwaarheden verspreiden, en vandaaruit 'argeloos' onrecht
verdedigen en begaan.
Adam en Chawwa (Eva) verlieten na hun 'val' noodgedwongen het paradijs. Het hek
(rechtsonder afgebeeld) suggereert het definitieve karakter van hun verbanning. De
rabbijnse traditie kent een veelzijdige intrepretatiegeschiedenis van dit 'mythische'
gebeuren. Volgens een opvallende uitleg was het eten van de boom niet zozeer een te
voorkomen vergrijp, maar betrof het een onvermijdelijke noodzaak. De grote Joodse filosoof
Maimonides, beschrijft de 'val' van Adam en Chawwa als het onvermijdelijke en in feite
door God voorziene proces van een mensheid die een civilisatieproces doormaakt. In een
almaar complexere maatschappij gaat de vanzelfsprekende toegang tot absolute kennis van de
waarheid nu eenmaal verloren. Waar en onwaar maakten (gedeeltelijk) plaats voor goed en
kwaad. Ethiek blijft altijd subjectiever dan pure cognitie! Een ontwikkelde en
democratische samenleving vereist nu eenmaal politieke keuzes en compromissen tussen
ideaal en werkelijkheid. Compromissen die in hun ingewikkelde ethische context maar
al te vaak discutabel blijven.(2) Maar wij mensen beschikken gelukkig over een
richtsnoer bij het maken van morele keuzes: de Tora met in het hart daarvan de zogeheten
Tien Woorden (assèrèt ha-divrot). In het proces van Tora-studie en 'lernen' is
uiteindelijk de democratische stem van de meerderheid van schriftgeleerden doorslaggevend,
maar niet alomvattend. Persoonlijke morele keuzes blijven onvermijdelijk, met alle
risico's van dien. Zie in dit verband links de twee stenen tafelen en een Torarol
met zilveren ornamenten.
Boven bewegen vier paarden - roodbruin, wit, zwart en gevlekt - voor een vurige
wagen van rechts naar links over het beeld. Een profetische figuur is hun menner. Het is
een artistieke en vrije weergave van een visioen bij de profeet Zecharja (Zech. 6: 1-8).
De vier verschillende paarden (en wagens) verwijzen daar volgens een gangbare uitleg naar
goede geesten, die de Joodse ballingen uit de vier windstreken van de aarde terug naar het
land van hun vaderen zullen leiden.
Links dalen mensen - of zijn het engelen? - af in de richting van de Tora, die
niet meer in de hemel is maar onder de mensen verkeert.
(1) 'De slang nu was de slimste (aroem) van alle wilde velddieren '(Gen. 3:1);
eventueel ook te lezen als: 'De slang nu was het meest naakt van alle wilde
velddieren'.
(2) Zie M. van Loopik, Leven en laten leven - Ecologie en de
Joodse traditie, Amsterdam 2020, 42-43.
***********************************
|

|
Zikkaron (herinnering)
olieverf op paneel (2024) - 55 cm. bij 45 cm.
'Was gewein iz gewein - Wat geweest is, is
geweest.'
Een oude Tzaddik staat, gewikkeld in zijn tallit (gebedsmantel), in een van de
steegjes van het oude Jeruzalem. Hij denkt eenzaam terug aan voorbije tijden, aan zijn
familie, vrienden en bekenden uit het schtetl. Zij omringen hem als waren zij nog in
leven. In een blauwachtige waas geven zij vorm aan vervlogen tijden. De grafstenen aan de
rechterzijde staan voor vergankelijkheid en herinneren aan de graven op de oude Joodse
begraafplaats in Praag.
********************************
|

|
Ode aan Friedrich Hundertwasser
Olieverf op canvas (2016) - 70 bij 70 cm.
Deze kleurrijke afbeelding is bedoeld als ode aan de Weens-Joodse kunstenaar
Friedrich Hundertwasser (1928-2000). Het is alsof hij de dode Abel - natuurmens en nomade
- zowel in zijn beeldende kunst als in zijn levensloop heeft willen doen herleven. Als
architekt was Hundertwasser ook 'stedenbouwer'. Hij was op zoek naar het verloren paradijs
en bezag de wereld met het 'onschuldige oog' van een kind, onbezoedeld door hebzucht,
vertechnisering en utilisme. Zo creëerde hij een eigen wereld vol organische vormen en
met prachtige kleuren. Zelfs de huizen heeft hij opgenomen in de rijk geschakeerde pracht
van de natuur. Ze maken zo deel uit van Gods Tuin. Hundertwasser wilde met zijn esthetiek
de wereld verrijken en de gecorrumpeerde menselijke ziel helen.
In zijn trant van zien is aan dit schilderij vorm gegeven. Huizen en een
flatgwbouw maken deel uit van de wereldtuin, als het ware meewuivend met de wind. Rechts
de herinnering aan het paradijs waardoorheen vier rivieren meanderden (vgl. Gen. 2:10-14).
Vier figuren, rabbijnen, dromen hun mustieke visioen van het paradijs, door de
zeven
hemelen opstijgend op weg naar Gods troonwagen (de merkaba). Links
Rabbi Akiva, in wiens lichaam we de zeven hemelen weerspiegeld zien. In het midden, met
opgeheven handen, diens leerling Ben Azzai, die met krankzinnigheid werd geslagen. Op de
kop afgebeeld Elisja ben Avoeja. Hij werd na zijn visioen een afvallige. En onder,
liggend, ben Zoma, die stierf na het visionaire betreden van het paradijs.
(Zie ook Tenachon [Themamagazine over Joodse wijsheid), nr. 31, Tuin,
Amsterdam september 2016).
|
© 2000 dr. Marcus van Loopik
Alle rechten voorbehouden. Niets van de tekst of van de afbeeldingen van de etsen mag
op welke wijze dan ook worden vermenigvuldigd zonder mijn voorafgaande
toestemming. |