 |

Chanoekka en de chanoekkia
|
 |
Gedenken
Herinnering en opdracht
De avond van de 25e dag van de joodse maand Kislev is een moment van gedenken. Deze
avond ontsteekt de joodse gemeenschap weer het eerste lichtje ter gelegenheid van het
Chanoekka-feest. Het feest herinnert aan het succes van de vrijheidsstrijder Judas de
Makkabeeër, die in opstand kwam tegen koning Aniochus IV Epiphanes van Syrië. Koning
Antiochus brak met de tolerante politiek van Alexander de Grote. Hij liet zich aanbidden
als Theos Epiphanes, als de op aarde verschenen God Zeus. Aan deze zelfwaan ontleende
Antiochus zijn naam bijnaam Epiphanes. Volgens de historicus Polybius noemden zijn
landgenoten hem vol ironie ook wel Antioches Epimanes - Antiochus de krankzinnige. 
Onder het schrikbewind van Antiochus werd de joodse gemeenschap in Erets Jisraël
slachtoffer van repressie en gedwongen hellenizering. Een grote groep Joden paste zich
overigens uit opportunisme vrijwillig aan de Helleense zeden aan. Sjabbatviering,
besnijdenis en offerdienst werden door de Syrische bezetter verboden. De studie van Tora,
de levensadem van het volk Israël, werd te vuur en te zwaard bestreden.
De ontwijding van de Tempel door de Syriërs in het jaar 167 vormde het absolute
dieptepunt van alle vernederingen. Op het altaar werd varkensvlees geofferd en
tempelprostituees verrichten hun ontucht binnen de muren van het heiligdom.
|
Chanoekka brengt in herinnering hoe de joodse
vrijheidsstrijders, de Makkabeeën, het joodse geloof hebben verdedigd, de vijand
verdreven en de ontwijde Tempel opnieuw hebben ingewijd. Der herinwijding vond volgens
overlevering plaats op de 25e Kislev in het jaar 165, exact drie jaar na de ontwijding. De
naam "Makkabi" lezen de wijzen als afkorting van de woorden: "mi kamocha
ba-eliem ha-Sjem" - wie is als U onder de Goden, o Eeuwige. Juda en zijn kompanen
streden niet voor zichzelf, maar verdedigden de eer van de Eeuwige. Zoals
alle historische gebeurtenissen, die de joodse gemeenschap herdenkt, vormt ook het
gebeuren van Chanoekka een leermodel. Ook dit voorbeeld van onderdrukking en bevrijding is
altijd actueel gebleven. Bijna iedere joodse generatie ziet zich geconfronteerd met zijn
eigen Antiochus. De brutale "kleine hoorn" uit Daniels visioenen, waarmee
oorspronkelijk op Antiochus Epiphanes gezinspeeld wordt, vereenzelvigen de wijzen in de
Talmoed met Titus: "Keizer Vespasianus zond zijn zoon Titus, die sprak: Waar is hun
God, de Rots bij Wie zij beschutting zochten (Deut. 32:37). Dit was de goddeloze Titus die
de hemel belasterde en smaadde. Wat deed hij dan? Hij nam een hoer bij de hand en ging het
Heilige der heilige binnen, spreidde een Torarol uit en bedreef daarboven een overtreding
[ontucht]. Hij greep een zwaard en maakte een snee in het voorhangsel. Er gebeurde een
wonder. Bloed spoot eruit, waarbij hij dacht dat hij Hemzelf [de Eeuwige] gedood had"
(bGittien 55b).
|
De Tempel is niet meer. De haat die Israëls vijanden de tegen de
Tora koesteren, is gebleven. Het verhaal over Titus en zijn ontwijding van de Tora doet
denken aan de Nazi's. Zij maakten schoenzolen van Torarollen in de dwaze veronderstelling
dat zij met de vernietiging van haar letters ook haar roep om humaniteit en
rechtvaardigheid konden smoren. Het verhaal van Chanoekka leert, dat geen enkele vijand
het eeuwige licht van de Tora zal kunnen blussen. Over de continuïteit
van dit licht wil ik u kort iets vertellen.
Het gebeurde nu dat de reiniging van de Tempel op dezelfde dag plaatsvond als waarop
hij door vreemden was ontheiligd, op de vijfentwintigste dag van de maand, namelijk
Kislev. En zij vierden dit acht dagen lang met blijdschap gelijk het loofhuttenfeest,
gedenkend hoe zij niet lang te voren gedurende het loofhuttenfeest rondgezworven hadden
als wild gedierte in bergen en in holen (II Makkabeeën 10:5-6)
|

De betekenis van de lichtjes
Volgens de traditie troffen de joodse vrijheidsstrijders het binnenste van de Tempel
in ontheiligde en verwoeste staat aan. Alle kruikjes met olie voor de eeuwig brandende
lamp waren ontwijd, op één klein kruikje na. Het zegel van de Hogepriester op dit
kruikje was niet verbroken. Het bevatte zo weinig olie dat de Menora hiermee normaal
gesproken slechts één dag had kunnen branden. Er gebeurde een wonder. De Menora bleef acht dagen branden, precies lang
genoeg om nieuwe olie te bereiden, een nieuw altaar te bouwen en de priesters te reinigen
van aanraking met doden (bSjabbat 21b). De joodse gemeenschap gedenkt dit wonder met het
ontsteken van acht lichtjes, iedere dag een lichtje meer, totdat op de laatste avond alle
acht lichtjes branden. Iedere dag een extra lichtje in overeenstemming met de beslissing
van Bet Hillel en niet andersom zoals de aanhangers van Sjammai wilden. Gekozen is voor
het standpunt van Bet Hillel, want zo leert een mens dat hij aan het heilige moet
toevoegen.
(Ets M. van Loopik)
|
Het is algemeen gebruik geworden de lichtjes in een
speciale volgorde aan te steken. De eerste avond ontsteken we het lichtje, dat zich geheel
aan de rechter kant van de kandelaar bevindt. Vervolgens wordt elke avond vanaf deze
rechter kant een extra lichtje ontstoken, telkens in een volgorde van links naar rechts.
Net als de scheef aangebrachte mezoeza verraadt deze volgorde een compromis tussen
verschillende meningen. Het ritueel maakt als het ware zichtbaar hoe je met de mening van
een minderheid (aansteken van links naar rechts) respectvol kunt omgaan.
De chanoekkia telt wel beschouwd negen lichtjes, acht lichtjes en
een sjammasj, een dienaar waarmee de ander lichtjes worden aangestoken. Waarom deze
dienaar? Aangezien alle acht lichtjes gewijd zijn als herinnering aan de lichten in de
Tempel, mogen zij niet zelf tot vuurbron dienen. Zij mogen hun vuur slechts ontlenen aan
een ander, profaan lichtje. Dit is de sjammasj - de dienaar - die daarom ook eigen plek
buiten de rij van acht lichtjes heeft (uitneembaar en iets hoger of aan de zijkant van de
lamp).Ook in dit gebruik herkennen we de dynamische beweging van minder naar neer
heiligheid. Een andere verklaring is dat het profane licht van de sjammasj het gebruik van
de chanoekkia als lichtbron legitimeert. Bij een lamp met louter gewijde lichtjes zou de
lamp geen lichtbron mogen zijn.
|
Waarom is het zo belangrijk, dat de nieuw aangestoken Menora in
de Tempel onafgebroken bleef branden? De Menora behoort een 'ner tamied' te zijn, een
voortdurend brandende lamp voor het aangezicht van de Eeuwige. Veel chanoekka-lampen
dragen het traditionele opschrift: Ki ner mitswa we Tora or - Want een lamp is het
gebod en de Tora een licht (Prov. 6:23)
De midrasj brengt dit vers in verband met de altijd brandende menora in de Tempel:
Bar Kappara opende [zijn Schriftuitleg met het vers]: Gij toch doet mijn lamp schijnen; De
Eeuwige, Mijn God, doet mijn duisternis opklaren (Ps. 18:29). De Heilige, Hij zij
gezegend, sprak tot de mens: "Jouw lamp is in Mijn hand en Mijn hand is in jouw
hand" - [zoals er gezegd is] Een lamp van de Eeuwige is de ziel van de mens (Spr.
20:27). Mijn lamp is in jouw hand - [zoals er gezegd is] Beveel de kinderen Israëls dat
zij zuivere gestoten olijfolie tot u brengen voor de kandelaar om een altijd brandende
lamp [ner tamied] te ontsteken (Lev. 24:2). [Wij mogen hieruit niet begrijpen, dat God
werkelijk licht nodig heeft] maar [we moeten het zo uitleggen dat] de Heilige, Hij zij
gezegend sprak: "Indien jij Mijn licht doet branden, dan zal Ik jouw licht doen
branden".
In een variant van deze midrasj zegt Bar Kappara: "De ziel en de Tora lijken op een
lamp ... de Tora zoals geschreven staat Want een lamp is het gebod en de Tora een
licht" (Spr. 6:23). Het citaat Spr. 6:23 getuigt van de plicht een continu brandende
lamp in de Tempel te ontsteken, ter herinnering aan Israëls taak ononderbroken het licht
van de Tora in de wereld te laten schijnen. In het kader van deze opdracht krijgt de
gewoonte de chanoekka-lamp te plaatsen op een plek die van buitenaf zichtbaar is een
diepere betekenis. In de tijd van de Talmoed stelde men de chanoekkia aan de linkerzijde
van de buitendeur op. Het wonder van Canoekka en het eeuwig brandende vuur van de
Tora moet voor de gehele wereld zichtbaar zijn (vgl.bSjabbat 21b en 23b). Wie naar
binnenging, zag de mezoeza aan de rechter deurpost en de menora bij de linker deurpost en
schreed als het ware tussen twee mitswot door. Deze twee mitswot herinneren de
Allerhoogste aan de schoonheid van Zijn bruid Israël en de woorden van het Hooglied: ma
jafita oe-ma naämta - wat ben je mooi en wat ben je heerlijk (Hoogl. 7:7) --- Wat ben je
mooi met jouw mezoeza en wat ben je heerlijk met jouw chanoekkia (Mas. Soferiem
XX,3).
|
Het licht van de Tora zal de mensheid van schepping tot
voltooiing en verlossing voeren. "Een keer sprak de Baäl Sjem Tov: In het
oerlicht, dat God schiep tijdens de eerste zes scheppingsdagen, heeft Adam, de eerste
mens, van het ene einde van de wereld naar het andere geschouwd.
Toen Adam tot overtreding verviel, heeft God dit licht van hem weggenomen en het voor de
rechtvaardigen in de Komende Wereld bewaard. En waar heeft Hij het dan bewaard? In de
leer."
Net als de eerste beracha van het ochtend Sjema, jotser or, stelt dit verhaaltje het
eerste scheppingslicht, het licht van de Tora en het licht dat in de toekomst voor de
rechtvaardigen over Tsion zal opgaan op één lijn. Het licht van chanoekka symboliseert
het licht van de Tora en verbindt het verleden met de toekomst.
|

De dreidl
Tijdens de avonden van Chanoekka spelen kinderen sinds de middeleeuwen een spel
met de zogeheten 'dreidl', een soort draaitol. Hierop zijn de Hebreeuwse letters 'Nun',
'gimel' 'he' en 'sjien' aangebracht. Oorspronkelijk vormen deze letters de afkorting van
de woorden: 'nichts', 'ganz', 'halb' en 'stell ein'. Dit van oorsprong niet joodse spel
werd aangepast aan de geest van Chanoekka. De zelfde letters werden tot afkorting van: nes
gadol haja sjam - een groot wonder is daar gebeurd. Sinds de stichting van de staat Israel
treft men op nieuwe dreidls ook wel de letter 'pe' aan ter
vervanging van de 'sjien'. Nu betekenen de letters: nes gadol haja po - een groot wonder
is hier geschied. Israel is voor velen 'resjiet tsemichat ge-oelatenoe - het
beginnend ontluiken van onze verlossing. Het messiaanse verlangen lag overigens al in de
oude lettercombinatie besloten. Samen vormen de letters 'noen', 'gimel', 'he' en 'sjin'
het getal 358. Dit is ook de getalswaarde van het woord
'masjiach'.
|
© 2000 dr. Marcus van Loopik
Alle rechten voorbehouden. Niets van de tekst of van de afbeeldingen van de etsen mag
op welke wijze dan ook worden vermenigvuldigd, zonder mijn voorafgaande
toestemming.
De originele etsen zijn in beperkte oplage verkrijgbaar. Oningelijst 280,-
per stuk,
ingelijst 340,- per stuk (beeldafmeting 30 cm. bij 40 cm.; lijst 50 cm. bij
60 cm.).
Voor reacties en bestellingen van grafiek:e-mail:

|

|