De openbaring van de Tora
Vanaf de dag die volgt op de eerste dag van het Joodse Paasfeest
telt de Joodse gemeenschap zeven weken. Op de vijftigste dag valt dan het Wekenfeest. In
bijbelse tijden telde men vanaf het moment dat de eerste schoof van de gersteoogst naar de
priesters in de Tempel werd gebracht tot aan het moment dat de eerstelingen van de
tarweoogst, in de vorm van twee broden, samen met ander gaven als offers aan de priester
werden aangeboden (zie Lev. 23:15).
Mede als herinnering aan de verwoesting van de Tweede Tempel door de Romeinen in het jaar
70 wordt het gebruik van de 'omer'-telling ('omer' betekent schoof) nog altijd in ere
gehouden. Het tellen gebeurt door het uitspreken van een speciale zegenspreuk, en door het
noemen van het aantal dagen en weken dat al voorbij is.
Er schuilt nog een veel diepere bedoeling in het gebruik. De bevrijding uit Egypte, die
met Pesach wordt gevierd, was nog niet volledig zolang de Tora nog niet aan het volk
geopenbaard was. Israël was al wel bevrijd van de fysieke slavernij in Egypte, maar was
nog niet innerlijk verlost van de geestelijke verslaving aan het kwaad van afgoderij en
immoraliteit. Daarom behoren Pesach en Sjavoe'ot bij elkaar. De Tora is de mensheid
geschonken als een medicijn tegen de kwade drijfveer.

Op de afbeelding is Mosje te zien, terwijl hij de stenen
tafelen in ontvangst neemt. Hij doet dit om wille van het volk (En het volk
bleef van verre staan, maar Mosje naderde tot de donkerte waarin God was [Ex. 20:21]).
Waarom kreeg alleen Mosje de opdracht de berg te beklimmen?
De verklaring van de rabbijnen luidt: omdat Mosje een zeer bescheiden man was. Zoals water
alleen stroomt van een hoge naar een lage plaats, zo verblijft kennis van Tora alleen bij
iemand die zich nederig opstelt.
(Ets M. van Loopik)
|
|