
|

Een lied van David
1) De Eeuwige is mijn Herder, mij zal niets ontbreken.
2) In grazige weiden doet Hij mij neerliggen, aan rustige wateren voert Hij mij.
3) Mijn ziel herstelt. Hijj leidt mij in rechte sporen, om wille van Zijn Naam.
4) Ook al ga ik door een dal van doodse duisternis, ik zal geen kwaad vrezen, want U bent
bij mij; Uw scepter en Uw staf, zij zullen mij troosten.
5) U richt voor mij een dis aan, voor de ogen van wie mij benauwen; U heeft mijn hoofd met
olie gezalfd, mijn beker vloeit over.
6) Slechts voorspoed en liefderijke trouw zullen mij vervolgen, alle dagen van mijn leven;
en ik zal verblijven in het huis van de Eeuwige, tot in lengte van dagen.
|
|
Uitleg Psalm 23
De Eeuwige is mijn Herder ... de Eeuwige is
de beschermer en leidsman van het volk Israël en van David persoonlijk. Jakob sprak
verwante woorden tot zijn geliefde zoon Jozef toen hij hem zegende: En hij zegende
Jozef, zeggend: God voor Wiens aangezicht mijn vaderen Abraham en Izak gewandeld hebben,
God die mij als Herder geleid heeft, mijn leven lang tot op deze dag ... zegene
deze jongelingen, zodat in hen mijn naam en die van mijn vaderen Avraham en Izak
voortleven en zij in menigte mogen toenemen in het land (Gen. 48:15). Het lijkt op
het eerste gezicht ongepast om de Eeuwige te vergelijken met een gewone Herder. Een herder
is evenwel prijzenswaardig, omdat Hij de gehele dag in touw is. Hij voedt zijn kudde
en beschermt zijn dieren, desnoods met gevaar voor eigen leven (1).
Mij zal niets ontbreken ... David voelt
zich als een stuk kleinvee dat zich nergens om hoeft te bekommeren en in blind vertrouwen
de herder volgt (vgl. David Kimchi).
De commentator Ibn Ezra legt uit dat David in zijn Psalm een toespeling maakt op de talmide
chachamiem - de Tora-wijzen - en op de rechtvaardigen, die al hun aandacht richten op
geestelijke zaken, een sober leven leidend zich niet bekommerend om het dagelijks brood.
De wijzen leven in vol vertrouwen dat de Eeuwige in hun levensbehoeften zal
voorzien. De traditie leert: "Zo is de weg die tot Tora(kennis) leidt: brood
met zout zul je eten, met mate zul je water drinken, op de aarde zul je slapen, een leven
vol kommer zul je leiden en met Tora zul je je bezighouden. Indien je dit doet (gelden de
woorden):Gelukkig ben je en het zal je goed gaan(Ps. 128:2) (Misjna,
Spreuken der Vaderen 6,4).
In grazige weiden doet Hij mij neerliggen... Sommige
commentaren wijzen hier op de hulp waarmee de Eeuwige Zijn volk in de
woestijnperiode heeft omgeven. Hij zorgde voor water en voedsel. De spirituele ervaring
van Gods steunende aanwezigheid, van Zijn bevrijdende handelen, vormt de stimulerende
drijfveer om Gods gerechtigheid na te streven en Zijn geboden te volgen (zie vs. 3). Deze
uitleg herinnert aan een oude midrasj, die verklaart waarom in de Joodse indeling van de
Tien Woorden de getuigenis over God - Die Zijn volk bevrijdt heeft uit het slavenhuis
Egypte - aan de werkelijke geboden voorafgaat: 'Waarmee is het te vergelijken? Het is te
vergelijken met iemand die een stad binnenging. Hij sprak tot de inwoners: "Laat mij
koning over jullie zijn." Zij antwoordden hem: " Heb je dan iets goeds voor ons
gedaan, dat je koning over ons zou mogen zijn?" Wat heeft de koning toen gedaan? Hij
bouwde voor hen de stadsmuur. Hij bracht voor hen water binnen de stad. Hij voerde
oorlogen voor hen. Toen sprak hij opnieuw tot hen: "Laat mij koning over jullie
zijn." Zij antwoordden dit maal: "Zeker, zeker." Zo deed de Alaanwezige
Israël wegtrekken uit Egypte. Hij spleet voor hen de zee. Hij deed voor hen het manna
neerdalen. Hij deed voor hen de bron opwellen. Hij deed voor hen de kwartels
voorbijtrekken. Hij voerde voor hen de strijd tegen Amalek. Na dit alles sprak hij tot de
Israëlieten: "Laat mij koning over jullie zijn." Zij antwoordden toen:
"Zeker, zeker." (Mechilta de-Rabbi Jisjmaël, Ba-Chodesj, parasja 5).
Wat voor Israël als volk opgaat, geldt ook voor ieder van ons. Ieder kent in
het wisselvallige bestaan momenten, waarin hij (of zij) als het ware zijn eigen
Egypte en zijn eigen bevrijding beleeft.
Aan rustige wateren voert Hij mij ... Deze
woorden bevatten een merkwaardige tegenstelling. Ze drukken gelijktijdig beweging en rust
uit. Rabbi Chajjiem van Volozhin maakt in zijn uitleg de tegenstelling voor ons op
een bijzondere wijze transparant. David is een levenskunstenaar en weet dat een mens het
onvermijdelijke moet accepteren en kan uitbuiten. Iedere situatie daagt ons uit. We
kunnen elk gebeuren als geschenk ervaren, indien we de uitdaging ervan weten te
aanvaarden. Soms zijn wij dynamisch in beweging, maar dwingt het lot ons pas op de plaats
te maken. Andere keren willen we ons juist in ongestoorde rust terugtrekken, maar juist
dan zet het lot ons in beweging en brengt het verandering. Wanneer De Eeuwige David
neer doet liggen, ervaart Hij dit als het verkwikkende verblijf in grazige weiden.
Wanneer God hem wegvoert, waardeert hij dit alsof hij neerliggen mag aan de oevers van
rustige wateren (Zie Art Scroll).
Mijn ziel herstelt Hij ... Wanneer David
uitgeput is, doet de Allerhoogste zijn levenskracht (nèfèsj - ziel) in hem terugkeren,
keer op keer (jesjovev). De ziel herstelt zich door zich te voeden en te verkwikken met
woorden van Tora. Het gebruik van dezelfde uitdrukking in Pslam 19 bevestigt deze uitleg: De
Tora van de Eeuwige is volkomen, Ze herstelt de ziel (Ps. 19:8).
Hij leidt mij in rechte sporen ... Alleen wanneer de mens de innerlijke stem van
zijn geweten volgt en gerechtigheid najaagt, vindt hij werkelijk zielerust. Als een goede
Herder leidt de Eeuwige de mens niet via omwegen maar over een rechte vlakte naar zijn
bestemming. Om wille van zijn naam ... Wanneer de mens het goede doet, moet hij
zich daarop niet beroemen. Daartoe is hij geschapen. Wie gerechtigheid najaagt om wille
van de Eeuwige, ervaart zijn beloning in het doen van het goede zelf.
(Ets M. van Loopik)
OOk al ga ik door een dal van doodse duisternis ...
Ook dit vers kunnen we lezen als slaande op zowel de individu als de gemeenschap.
David herinnert met deze woorden aan een van de donkerste perioden uit zijn bestaan, op de
vlucht voor Saul die hem als het ware met de scepter van zijn macht achtervolgde tot in de
woestijn van Zif (I. Sam. 19-29). David erkent alleen de scepter van Gods macht en laat
zich niet ontmoedigen. Tegelijk herinnert de psalm aan de donkere periode van het volk,
dat gevlucht is uit Egypte en doolt door een woestijn des doods. Zoals Jeremia zegt: Ook
zeggen zij niet: Waar is de Eeuwige, Die ons heeft doen uittrekken uit het land Egypyte,
Die ons heeft geleid door de woestijn, een van steppen en kuilen, een land van droogte en
doodse duisternis, een land waar niemand doortrekt en waar geen mens woont (Jer.
2:6). David vreest slechts Gods scepter - de roede van Zijn gerechtigheid - en Gods
Staf (misj'ana), d.w.z. Gods steun en barmhartigheid. Gods barmhartigheid en recht
vallen altijd samen.
U richt voor mij een dis aan ... In de
woestijn heeft de Eeuwige Zijn volk op wonderbaarlijke wijze gevoed met manna
en met kwartels. Tegelijk vormt het vers een figuurlijke verwijzing naar David, die
temidden van bedreiging en verderf innerlijke rust vond en bevrediging in zijn vertrouwen
op God. Godj heeft David tot koning laten zalven in weerwil van de vele en machtige
tegenstanders van diens koningchap.
Slechts voorspoed en lieflijke trouw ... Samson
Raphael Hirsch legt uit: 'Zo lang ik op aarde zal toeven, alle dagen van mijn leven,
zullen alleen goedheid en ontferming mij volgen. Wat dit leven ook moge brengen, hoe
tragische het oog mag lijken, ik zal het eenvoudigweg beschouwen als een gift van Uw
goedheid en genade. Wanneer eens de dagen van mijn omzwervingen op de aarde ten eeinde
zullenl zijn, zal voor mij 'sterven' niet meer betekenen dan een huiswaarts 'keren', een
terugkeer naar het huis van de Eeuwige, voor altijd' (S.R. Hirsch Psalmen-commentaar).
|