Etsen van Marcus van Loopik
Scheppingsdagen
|
(Ets M. bvan Loopik)
De derde scheppingsdag
En God sprak: Laat de wateren zich verzamelen van
onder de hemel naar plaats, opdat het droge zichtbaar wordt, en het was zo. En God
noemde het droge aarde en de verzameling van het water noemde Hij zeeën, en God zag dat
het goed was. En God sprak: Laat de aarde gewas ontspruiten, kruid dat zaad draagt,
vruchtgeboomte dat vrucht voortbrengt naar zijn soort, waarin het zaad het zaad daarvoor
zich bevindt, op de aarde, en het was zo. En de aarde bracht gewas voort, kruid, dat zaad
draagt, naar zijn soort, en geboomte dat vrucht voortbrengt, waarin het zaad zich bevindt,
naar zijn soort, en God zag dat het goed was. En het werd avond en het werd ochtend, een
derde dag (Gen. 1:9-13).
|
Deze ets is verschenen als illustratie in de Lezenaarbijbel van de Katholieke
Bijbelstichting ('s - Hertogenbosch 1998), voorzien van de hier volgende
beschrijving.
|
Een ongewone
volgorde
De derde scheppingsdag brengt de scheiding tussen
land en water. Uit de aarde komen bomen en planten voort. Op de ets ziet u zachte
overgangen tussen het blauw van water en het groen van planten en bomen. Schepping is
zowel kosmogenese (het ontstaan van de wereld) als een voortgaand proces. Daarom
zijn zowel levende als fossiele planten afgebeeld. 
De wateren zochten op de vlucht voor Gods bevel naar de hun toegewezen plaats. Psalm 104
geeft een plastische beschrijving van dit gebeuren: 'De waterdiepte (tehom) - Gij hebt
haar als een kleed bedekt, boven de bergen stonden de wateren. Zij vluchtten voor Uw
dreigen, voor de stem van Uw donder haastten zij zich weg' (6-7).
Het geweld van de oerwateren is op deze derde dag nog verder teruggedrongen, opdat de mens
niet alleen een dak boven het hoofd heeft maar ook vaste grond onder de voeten krijgt.
Het valt op dat de steeds weerkerende woorden 'En God zag dat het goed was' bij de tweede
scheppingsdag ontbreken. Pas nu op de derde dag de wateren zo ver teruggedrongen zijn, dat
een gezamenlijke leefruimte voor planten, dieren en mensen ontstaat, is de Allerhoogste
tevreden met het resultaat van Zijn scheidende activiteit.
Let u op de volgorde: eerst planten en dieren, daarna pas de mens. Fijntjes stellen onze
wijzen vast dat de 'dode' natuur en alle overige levensvormen er eerder waren dan de mens.
De mens is een verwaande laatkomer. Mocht het hem helemaal in de bol slaan van
zelfgenoegzaamheid, kan zelfs de vlieg hem toevoegen: 'Houd er wel rekening mee, dat
ik eerder geschapen ben dan jij!' (Babylonische Talmoed, Sanhedrin).
Hoeveel narigheid is niet voortgekomen uit de verkeerd begrepen voorstelling van de mens
als kroon van de schepping? Wij mogen als mensen de rollen niet omdraaien. De schepping is
niet zozeer gemaakt ten bate van ons, maar wij zijn bovenal op de wereld geplaatst ter
wille van de schepping.
|
De Tora vertelt hoe, na het ontstaan van het vaste land, de
daarop ontspruitende flora door God geordend werd in apparte soorten. Al die soorten
planten zich voort door middel van zaaddragende vruchten. Het lijkt op het eerste gezicht
wel een wetenschappelijke rapportage, maar dit blijkt bij nadere beschouwing allerminst zo
te zijn. Het scheppingsverhaal is geen wetenschappelijk verslag van het ontstaan van de
wereld. De afwisseling van dag en nacht was er al voor het ontstaan van de zon, de maan en
de sterren. Ook de planten ontspruiten op de derde dag nog voordat het levenwekkende en
verwarmende licht van de zon daarover kan schijnen. Immers eerst de vierde dag wordt de
zon tot aanschijn geroepen.
Joodse commentatoren als Abarbanel (16e eeuw) wijzen erop, hoe de Tora ons met deze
volgorde wil leren dat het Genesisverhaal geen automatisch wordingsproces beschrijft. Het
scheppingsverhaal benadrukt juist door zijn 'onlogische' volgorde dat alle dingen in tijd
en ruimte van God afhankelijk zijn. Het verhaal wil ons niet zozeer leren over het
ontstaansproces van de wereld als wel over de religieuze dimensie van ons menselijk
bestaan in het hier en nu, waarin al het gewone het diepste wonder bevat en de basis vormt
voor huiver en dankbaarheid tegelijk.
|
De vierde scheppingsdag
En God sprak: Laat er lichten zijn aan het
uitspansel van de hemel om te scheiden tussen de dag en tussen de nacht, en zij zullen tot
tekens zijn, tot feesttijden, tot dagen en jaren. En zij zullen tot lichten zijn aan het
uitspansel van de hemel om licht te geven op de aarde, en het was zo. En God maakte de
twee grote lichten, het grote licht tot heerschappij over de dag, en het kleine licht tot
heerschappij over de nacht en de sterren. En God plaatste ze aan het uitspansel van de
hemel om licht te geven op de aarde. En om te heersen over de dag en de over de nacht, en
om te scheiden tussen het licht en tussen de duisternis, en God zag dat het goed was. En
het werd avond en het werd ochtend, een vierde dag (Gen.1:14-19). (Ets M. van
Loopik)
|
Tekenen van feesttijden
De ets van de vierde scheppingsdag brengt de
schepping van zon, maan en sterren in beeld. Deze hemellichamen dienen volgens het
scheppingsverhaal tot tekenen en tijden van samenkomsten (Gen. 1:14-15). Zon, maan, en
sterren dienen om Gods feesten op de juiste tijden te kunnen vieren en de dagen van de
geschiedenis te tellen. Zo heeft Israël als eerste volk messiaanse tijd mogen beleven en
de zinledigheid van de eeuwige cirkelgang van de natuur mogen doorbreken.
Op de ets voor deze dag ziet u een gedekte Sjabbes-tafel. De twee Sjabbes-lampen op de
tafel herinneren aan Gods gave van de twee lichten, zon en maan. Het geliefde schijnsel
van deze lampen gunt ons tevens een vooruitblik op het licht van de messiaanse toekomst.
De Sjabbes-lampen verdrijven op symbolische wijze het duister van de nacht die heerst over
onze gevallen schepping, als stille tekenen van Gods erbarmen. De ondergang van de zon en
de avondlijke verschijning der sterren markeren voor de joodse gemeenschap het begin van
de Sjabbat, een dag die ons door haar rust en vredige karakter al iets van de Komende
wereld doet proeven.
God richt zijn schepping in voor de mens, zoals een vader een feestkamer op orde brengt
voor de komst van de bruid van zijn zoon. God, de Vader, voorziet de kamer niet alleen van
een stevige dansvloer, een waterdicht dak en goed aansluitende wanden, maar ook van veel
groen en een prachtige feestverlichting. Het evenbeeld dat de Schepper van Zichzelf wil
vormen, is een mens van vlees en bloed. Evenals de dieren en planten met wie hij zijn
leefwereld deelt, heeft hij behoefte aan de warmte en het licht van de zon. De nacht
bedekt voor hem de wereld als met een deken en schenkt hem rust. Als hij onderweg is,
wijzen de sterren hem de weg en licht de maan hem bij.
Voor Israël hebben de hemellichamen nog een hogere taak:
'opdat zij tot tekenen zijn' (Gen. 1:14) - dit verwijst naar de Sabbatdagen; 'en tot
tijden van samenkomsten' (ibid.) - dit verwijst naar de drie pelgrimagefeesten; 'tot
dagen' (ibid.) - dit verwijst naar het begin van de maanden; 'en jaren' (ibid.) - dit
verwijst naar de heiliging van de jaren [het vaststellen van Nieuwjaarsdag; Midrasj
Genesis Rabba V1,1).
|
Zon, maan, sterren en dienen om Gods feesten op de juiste tijden
te kunnen vieren en de dagen van de geschiedenis te tellen. Zo heeft Israël als eerste
volk messiaanse tijd mogen beleven en de zinledigheid van de eeuwige cirkelgang van de
natuur mogen doorbreken. In deze vreugde zullen uiteindelijk alle volkeren delen: 'En het
zal gebeuren dat allen die overgebleven zullen zijn uit alle volkeren die tegen Jerusalem
zijn opgetrokken van jaar tot jaar zullen opgaan om zich neer te werpen voor de Koning, de
Heer der Heerscharen, om het loofhuttenfeest te vieren' (Zech. 14:16).
De angst voor de doemvolle cirkel van het bestaan kan de fragiele en sterfelijke mens
echter niet zo makkelijk doorbreken. Zelfs Israël, Gods oogappel, moet blijven strijden
tegen het heidense gevoel uitgeleverd te zijn aan het blinde en niets ontziende lot. Van
deze strijd getuigen de woorden van de profeet Jeremia: 'Zo zegt de Eeuwige: Gewendt u
niet aan de weg der volkeren en schrikt niet voor de tekenen aan de hemel, omdat de
volkeren daarvoor schrikken' (Jer. 10:2). De wijzen zullen deze woorden steeds maar weer
herhalen in hun verbeten gevecht tegen de onheilspellende voortekenen van Moira - het
noodlot waarnaar zich zelfs de Griekse goden moeten voegen.
Een oude overlevering laat ons zien, dat ook sommige wijzen de tekenen van de hemel
verbonden met de voorbestemming van hun volk. Hun beangstigende woorden worden echter
overstemd door dezelfde troostrijke vermaning van Jeremia:
|
«En het is Israël niet genoeg
om [de dagen] te tellen naar [de cirkelgang] van de maan, maar eens in de dertig dagen
heffen zij hun ogen op naar hun vader in de hemel [om hem te zegenen voor haar hernieuwde
verschijning]. Wanneer de zon verduisterd wordt, is dit een slecht voorteken voor de
volkeren, die [hun dagen] tellen in overeenstemming met [de cyclus van] de zon. Maar
wanneer de maan verduisterd wordt, is dit een slecht voorteken voor Israël, want zij
tellen [hun dagen] overeenkomstig de [cyclus van de] maan. Rabbi Meïr zegt: 'Wanneer de
zon verduisterd wordt in het oosten, is dit een slecht voorteken voor de bewoners van het
oosten. Doet zich dit voor in het westen, dan is dit een slecht voorteken voor de bewoners
van het westen' ... Rabbi Jonatan zegt: 'Zowel deze als deze [voortekenen] zijn gegeven
aan de volkeren [en niet aan Israël], want er is gezegd: Gewent u niet aan de weg der
volkeren en schrikt niet voor de tekenen aan de hemel, omdat de volkeren daarvoor
schrikken'» (Jer. 10:2; Mechilta de-Rabbi Jisjmaël, Pischa, parasjah 2).
|
© 2000 dr. Marcus van Loopik
Alle rechten voorbehouden. Niets van de tekst of van de afbeeldingen van de etsen mag
op welke wijze dan ook worden vermenigvuldigd zonder mijn voorafgaande
toestemming.
De originele etsen zijn in beperkte oplage verkrijgbaar. Oningelijst 280,-
per stuk,
ingelijst 340,- per stuk (beeldafmeting 30 cm. bij 40 cm.; lijst 50 cm. bij
60 cm.).
Schrijf
voor reacties en bestellingen naar mijn e-mailadres: 
terug
naar dag 1-2 verder
naar dag 5-6

|

|
|