Olijf.gif (4574 Byte)


Naar hoofdpagina:
  Basisknopkl.jpg (825 Byte)

Avot de-Rabbi Nathan

    (Spreuken der) Vaderen van Rabbi Nathan

(Midrasj, tekst en commentaar)

Dr. Marcus van Loopik
Medewerker Stichting Pardes te Amsterdam, © 2012
Niets van deze web-site mag op enigerlei wijze worden vermenigvuldigd of openbaar worden gemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van bovengenoemde auteur

Midrasj,  en uitleg, sjioer ..........



     
      Olijfb.gif (5153 Byte)



Boekklkl.gif (8026 bytes)


Tien wonderen bij de Rietzee

 

Boekklkl.gif (8026 bytes)
.

 

 

Sterc.gif (5478 bytes)

 

 

 

 

 

Vervolg Avot de-Rabbi Nathan 48a: (Misjna Avot V,3) (ARN (b) S. Schechter, 94)

In overeenstemming met de tien beproevingen waarmee Avraham, onze (voor)vader werd beproefd waarbij hij telkens volmaakt werd bevonden, in overeenstemming daarmee verrichtte de Heilige, Hij zij gezegend, tien wonderen voor zijn kinderen in Egypte. En in overeenstemming daarmee bracht de Heilige, Hij zij gezegend, tien plagen [over de Egyptenaren in Egypte]. En in overeenstemming daarmee werden er tien wonderen verricht bij de (Riet)zee. En in overeenstemming daarmee bracht Hij tien plagen over de Egyptenaren bij de (Riet)zee.

De Egyptenaren donderden tegen hen
(de Israëlieten) met hun stem, zo ook donderde de Heilige, Hij zij gezegend, met Zijn stem tegen hen (de Egyptenaren); er is immers gezegd: ‘De Eeuwige liet het vanuit de hemel donderen, en de Allerhoogste verhief Zijn stem’ (II Sam. 22:14).[Andere versie: ‘En God liet op wonderbaarlijke wijze Zijn stem donderen’ (Job. 37:5)].
De Egyptenaren vielen hen aan met boog en pijlen, zo ook viel de Heilige, Hij zij gezegend, hen aan met boog en pijlen; er is immers gezegd: ‘Uw boog was geheel ontbloot’ (Hab. 3:9). En de Schrift zegt: ‘En Hij vuurde Zijn pijlen af en verbrijzelde hen’ (Ps. 18:15).

De Egyptenaren vielen hen aan met zwaarden, zo ook viel de Heilige, Hij zij gezegend, hen aan met zwaarden en speren; er is immers gezegd: ‘Hij vuurde Zijn pijlen af en verbrijzelde hen, slingerde bliksems en bracht hen in de war’ (II Sam. 22:15).
Welnu, ‘bliksem’ is niet anders dan een zwaard, er is immers gezegd: ‘Zwaard na zwaard, is gescherpt, en ook gepolijst [om slachtvee te slachten is het aangescherpt], om het
(als een bliksem) te laten flitsen is het gepolijst’ (Ez. 21:14).
De Egyptenaren pronkten met schild en speer, zo ook handelde de Heilige, Hij zij gezegend; er is immers gezegd: ‘Pak schild en lijfscherm, sta op en schiet mij te hulp’ (Ps. 35:2).
De Egyptenaren vielen aan met speren; zo ook viel De Heilige, Hij zij gezegend hen aan met de speer; er is immers gezegd: ‘Voor de lichtglans van de bliksem van Uw lans’ (Hab. 3:11).
De Egyptenaren vielen hen aan met stenen en slingers, zo ook gloreerde de Heilige, Hij zij gezegend, over hen met hagelstenen; er is immers gezegd: ‘Uit de lichtglans vóór Hem dreven Zijn wolken voorbij, met hagel en vurige kolen’ (Ps. 18:13).



 

 

 

 

 

 

 

 

Uitleg:

De Israëlieten bleken immuun tegenover de tien plagen die de Egyptenaren troffen. Dit was mede dankzij de verdienste van hun voorvader Avraham, die ook precies tien maal standvastigheid betoonde in tijden van nood. De tien plagen die de Eeuwige over Egypte liet komen, worden op rij in het boek Exodus pgesomd (Ex. 7:19-12:30).
Normaal gesproken treffen ziektes en natuurrampen een gehele bevolking zonder onderscheid, maar het volk Israël bleef als minderheid binnen Egypte opmerkelijk genoeg gespaard. Negen plagen troffen volgens het boek Exodus uitsluitend Egyptenaren en geen de Israëlieten, behalve de plaag met de luizen (Ex. 8:13). In zijn commentaar bij Misjna Avot (V,4) verklaart Maimonides evenwel, dat de Israëlieten weliswaar niet gespaard bleven voor de aanwezigheid van de luizen, maar wel voor hun beten.

Uit de opsomming van schriftcitaten kan men de verschillende wonderen herkennen die de Allerhoogste voor Israël verrichtte bij de Rietzee, als passende reactie op het optreden van Farao en de Egyptenaren. Met donder (stem), boog, pijlen, zwaard, bliksem, schild, lijfscherm, speer, hagelstenen en vuur. De opsomming van precies tien plagen is hier niet recht duidelijk. In een aantal verwante midrasj-teksten zijn alternatieve opsommingen overgeleverd met een afwijkend aantal plagen die de Egyptenaren bij de Rietzee troffen.[1]

Niet alleen in Egypte maar dus ook bij de Rietzee verrichtte de Eeuwige tien wonderen voor Israël. Het vervolg hier in ARN overlevering biedt een uitgebreide toelichting bij die wonderen

 

 



 

 

 

[1] Zie Mechilta de Rabbi Jisjma’el Be-sjalach, p. 4; Talmoed Jeroesjalmi, Sota VIII, h. 3; Midrasj Sjir ha-Sjirim Rabba I,9 (§ 4). Midrasj Tehillim Ps. 18, § 14; ARN (noesach b), S. Schechter, 94.


Boekklkl.gif (8026 bytes)

Tien wonderen in de Rietzee

Boekklkl.gif (8026 bytes)

 

 

Sterc.gif (5478 bytes)

 

 

[3] Voor elke stam apart een partitie. Bedoeld zijn in feite twaalf paden tussen verschillende stukken zee in, waarlangs de verschillende stammen zich konden voortbewegen; zie commentaar bij Misjna Avot V,4  en vgl. ARN, ed. J. Goldin, 206, noot 29.
[4] Een uitleg is dat de kleffe klei juist de ruiters en wagens van Egypte deed vastlopen; terwijl verharde en droge bodem de (niet of nauwelijks bewapende) Israëlieten gelegenheid bood om te ontkomen. Zie L. Ginzberg, The Legends of the Jews, III, 22. Zie ook vervolg met het vijfde wonder.

 

 

 

 

[6] Er staat weliswaar alleen ‘water’ geschreven maar in werkelijkheid zullen de harde koppen van de zeemonsters op rotsen zijn stukgeslagen. Op de keien struikelden de Egyptenaren en sloegen vervolgens met hun hoofden op scherpe rotsen.

 

 

 

 

 

 

[9] Zie boven bij het derde wonder in verwijzing naar Ps. 136:13.

[10]
De waterstromen tussen de parten werden door een hemels vuur ‘droog gelikt’, zodat het volk zich zonder enige dreiging van het water over paden kon voortbewegen.


[11] Ex. 15:8: ‘nozelim’ – waterstromen

 

 

 

 

Vervolg Avot de-Rabbi Nathan 48b-49a:

(1) Op het moment dat onze vaderen bij de (Riet)zee stonden, sprak Mosjè tot hen: ‘Staat op en trekt er doorheen!’ Zij spraken [tot hem]: ‘Wij zullen er niet doorheen trekken totdat er in de zee vele tunnels worden gemaakt.’ Mosjè pakte zijn staf en sloeg (ermee) op de zee, en hij werd tot vele tunnels . Er is immers gezegd: ‘U hebt met zijn eigen staven het hoofd van zijn machtigen doorboord’(Hab. 3:14). [2]
(2) Mosjè sprak tot hen: ‘Staat op en trekt er doorheen!’ Zij spraken (tot hem): ‘Wij zullen er niet doorheen trekken totdat de zee voor ons tot een vallei wordt gemaakt. Mosjè pakte de staf en sloeg (ermee) op de zee, en hij werd voor hen tot een vallei. Er is immers gezegd: (‘Hij maakte de zee tot) een vallei en liet hen er doorheen gaan’ (Ps. 78:13). En er is gezegd: ‘Als vee dat door de vallei afdaalt (zo hebt U Uw volk geleid)’ (Jes. 63:14).
(3) Mosjè sprak tot hen: ‘Staat op en trekt er doorheen!’ Zij spraken (tot hem): ‘Wij zullen er niet doorheen trekken totdat hij voor ons tot vele parten wordt gemaakt.’[3]. Mosjè pakte de staf en sloeg (ermee) op de zee, en hij werd voor hen tot vele parten. Er is immers gezegd: ‘(Betuigt dank) aan Hem die de (Riet)zee spleet in vele parten.’ (Ps. 136:13).
(4) Mosjè sprak tot hen: ‘Staat op en trekt er doorheen!’ Zij spraken (tot hem): ‘Wij zullen er niet doorheen trekken totdat deze voor ons tot klei wordt gemaakt.’ Mosjè pakte de staf en sloeg (ermee) op de zee, en deze werd tot leem. Er is immers gezegd: ‘U hebt met Uw paarden de zee getreden, (tot) klei van vele wateren’ (Hab. 3:15).[4]
(5) Mosjè sprak tot hen: ‘Staat op en trekt er doorheen!’ Zij spraken (tot hem): ‘Wij zullen er niet doorheen trekken totdat hij voor ons tot een woestijn wordt gemaakt.’ Mosjè pakte de staf en sloeg (ermee) op de zee ([en hij werd woestijn]. Er is immers gezegd: ‘En Hij deed hen door watermassa’s gaan als door de woestijn’ (Ps. 106:9).
(6) Mosjè sprak tot hen: ‘Staat op en trekt er doorheen!’ Zij spraken (tot hem): ‘Wij zullen er niet doorheen trekken totdat deze voor ons tot vele brokken gemaakt wordt.’ Mosjè nam de staf en sloeg (ermee) op de zee, en deze werd tot vele brokken. Er is immers gezegd: ‘Met Uw kracht verbrokkelt U de zee’ (Ps. 74:13).[5]
(7) Mosjè sprak tot hen: Staat op en trekt er doorheen!’ Zij spraken (tot hem): ‘Wij zullen er niet doorheen trekken totdat deze voor ons tot vele rotspunten gemaakt wordt.’ Mosjè nam de staf en sloeg (ermee) op de zee [en deze werd tot vele rotspunten]. Er is immers gezegd: ‘U hebt de koppen van de zeemonsters verbrijzeld op het water’ (Ps. 74:13). [Hoe konden dan de koppen van zeemonsters verbrijzeld worden (op water)?] Zeg dat de hoofden van zeemonsters alleen verbrijzeld konden worden op rotspunten.[6]
(8) Mosjè sprak!’: ‘Staat op en trekt er doorheen!’ Zij spraken tot hem: Wij zullen er niet doorheen trekken totdat deze voor ons tot droog land wordt gemaakt.’ Mosjè pakte de staf en sloeg (ermee) op de zee, [en deze werd tot droog land]. Er is immers gezegd: ‘Hij veranderde de zee in droog land’ (Ps. 66:6). En de Schrift zegt: ‘En de kinderen Israëls gingen over droog land in het midden van de zee’ (Ex. 14:29).
(9) Mosjè sprak tot hen: ‘Staat op en trekt er doorheen!’ Zij spraken (tot hem):’Wij zullen er niet doorheen trekken totdat hij voor ons tot muren wordt.’ Mosjè nam de staf en sloeg (ermee) op de zee.[en hij werd tot muren]. Er is immer gezegd: ‘En de wateren werden voor hen tot muren, ter rechter zijde en ter linker zijde’ (Ex. ibid.).[7]
(10) Mosjè sprak tot hen: ‘Staat op en trekt er doorheen!’ Zij spraken (tot hem): ‘Wij zullen er niet doorheen trekken totdat deze voor ons tot flessen wordt.’ Er is immers gezegd: ‘Vast als (in) een fles[8] stonden de waterstromen’ (Ex. 15:8).

En (wat betreft) het water dat zich tussen de (aparte) delen[9] bevond, daar daalde een vuur neer en likte het op.[10] Er is immers gezegd: ‘Zoals vuur smeltbare stoffen doet gloeien en vuur water doet koken om Uw naam bekend te maken aan Uw tegenstanders’ (Jes. 64:1). En de flessen deden olie en honing opnemen in de monden van de kinderen en zij werden ermee gezoogd. Er is immers gezegd: ‘En Hij deed hem honing zuigen uit de rotssteen, en olie uit de kiezel van de rots’ (Deut. 32:13).
En er zijn er die zeggen dat Hij voor hen levend water uit de zee deed komen en dat zij dronken toen zij zich tussen de parten
(afgebakende delen) bevonden, want het water van de zee is zout; er is immers gezegd: ‘de waterstromen’.[11] En ‘waterstromen’ zijn alleen maar zoet, er is immers gezegd: ‘Een bron van levend water en waterstromen vanaf de Libanon’(Hoogl. 4:15).
Boven hen bevonden zich wolken van heerlijkheid, opdat de zon niet over hen zou heersen, en zo trok Israël door (de zee), zodat zij geen pijn zouden lijden.
Rabbi Eli’èzèr zegt: De diepzee vormde van boven een boog over hen heen en de Israëlieten staken over, zodat zij niet zouden lijden. Rabbi Eli’èzèr en Rabbi Sjim’on zeggen: De wateren van boven en de wateren van beneden schudden de Egyptenaren (op en neer), er is immers gezegd: ‘En God schudde de Egyptenaren te midden van de zee’ (Ex. 14:27).

Sterc.gif (5478 bytes)
[2] Commentaren als van Maimonides en Rabbi Jona bij Misjna Avot V,4 geven een iets afwijkender opsomming van de wonderen: 1) Het spijten van de watermassa’s van de zee; 2) Tunnels in het water van de zee; 3) Het opdrogen van de zeebodem van de zee, zodat geen kleffe modder meer overbleef zoals langs rivieren; 4) De bodem van de zee werd voor hen tot stevig leem (goed beloopbaar), met als bewijsplaats Hab. 3:15.

 

 

 

[5] Zie L. Ginzburg, The Legends of the Jews, III, 22. Voor de Israëlieten ontstonden beloopbare keien, maar het zwaarder bewapende leger van de Egyptenaren liep zich daarop stuk. Voor de Egyptenaren liet God bovendien scherpe rotspunten ontstaan, waaraan zij zich struikelend verwondden; zie het zevende wonder.







[7] Waarschijnlijk verwijst dit naar weer terugkerende watermassa’s die de Israëlieten nog net voor bleven.

[8]
Het Hebreeuwse woord (‘néd’) is hier te lezen als ‘nod’ (kruik, of leren fles). Een voorwerp waarin water blijft staan en waaruit het niet weg kan stromen. Andere vertaling (met ‘néd): ‘stonden vast als een muur’.

 

 

 

 

 

 

[1] Zodat de Egyptische achtervolgers in een kleimassa vast kwamen te zitten; vgl. M. Lieber, Pirkei Avos, 306.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[3] Zo laat N. Neusner zien dat de vervulling van Gods wetten overeenkomstig Gods geboden model staat voor de terugkeer van de volmaaktheid in het paradijs van Eden. N. Neusner, Social Teaching of Rabbinic Judaism – God’s Presence in Israel, Leiden e.a.l. 2001, 1v.


Uitleg:

Commentaren (zoals van Maimonides en Rabbi Jona bij Misjna Avot V,4) bieden een vergelijkbare opsomming van tien wonderen bij de Rietzee:
(1) Het splijten van de watermassa’s van de zee (Ex. 14:21).
(2) Tunnels in het water van de zee (Hab. 3:14).
(3) Opdrogen van de zeebodem van de zee (Ex. 14:21), zodat Israël met droge voeten kon oversteken.
(4) Het stevig maken van het leem op de zeebodem[1] (Ex. 14:29), zodat de achtervolgende Egyptenaren in de klei bleven steken.
(5) Het in vorm van een boog aanleggen van vele wegen door de zee overeenkomstig de twaalf stammen (Ps. 136:13).
(6) Verharding van het water tot scherpe rotspunten (Ps. 74:13), zodat de hoofden van de Egyptenaren in hun val stuk sloegen op de rotsen.
(7) Het verbrokkelen van de zee in vele stenen (Ps. 74:13), zodat de Israëlieten (zonder ruiters en paarden) aan de zwaarder bewapende achtervolgers konden ontkomen.
(8) De vloeibare wateren stolden als glas, helder en doorzichtig, zodat de vluchtende groepen elkaar konden blijven zien (II Sam. 22:12).
 (9) Het water van de zee werd tot zoete waterstromen, zodat de Israëlieten ervan konden drinken.
(10) Het zoete water werd vervolgens bijeengehouden (15:8), opdat de Israëlieten er tijdens de doortocht opnieuw konden drinken.[2]

De betekenis van de overlevering hier in ARN is mede bepaald door de contextuele setting ervan binnen de voorafgaande opeenvolging van overleveringen (vanaf hoofdstuk XXXI). Daarin staan aparte tientallen van generaties en gebeurtenissen centraal. Het tien maal spreken van Mosjè - en de daarop volgende wonderen als gevolg van Gods ingrijpen bij de Rietzee - staat niet los van het tien maal spreken van God bij de schepping en van de tien beproevingen van Avraham. Gods (tien) scheppingswoorden, de tweemaal tien generaties vanaf Adam, en de tien wonderen van God tijdens de vlucht uit Egypte geven alle blijk van Gods doorgaande scheppingskracht in de loop van de historie. Schepping, geschiedenis en verlossing zijn – in overeenstemming met de metafoor van de Sjabbat-week als proces van begin naar voltooiing - met reden op één lijn geplaatst. Met name de openbaring van de tien geboden en de Tora vanaf de berg Sinai opende een weg naar messiaanse voltooiing.[3] De tien heldendaden van Avraham droegen bij aan het herstel van de vele onvolkomenheden van zijn nageslacht, en continueerden het scheppingsproces om dit naar een messiaanse apotheose te eiden.
In de tien wonderen bij de Rietzee herkennen we dichterlijke poëzie, maar ook een zingevende weergave van historische gebeurtenissen die collectief als wonder werden beleefd!

  

 

   

 

 

 

 

 

 

 

[2] Vgl. ook in iets andere volgorde Mechilta de-Rabbi Jisjma’él, Be-sjalach, par. 4. Zie verder L. Ginzberg, The Legends of the Jews, VI, 6 (noot 36), met de daar genoemde literaire bronnen.

Boekklkl.gif (8026 bytes)


HOOFDSTUK XXXIV

Boekklkl.gif (8026 bytes)

[1] Een (overeenkomstig Misjna Avot en ARN noesach b) terecht gecorrigeerde tekst: zie noten in ARN h.l., ed. S. Schechter. Een alternatieve versie leest: ‘Met tien beproevingen stelde de Heilige, Hij zij gezegend, onze vaderen op de proef (in de woestijn in geen van alle [andere lezing: in alle] werden zij volmaakt bevonden.’ Deze laatste lezing is weergegeven in ARN, ed. A. Cohen, 162.

Zie verdere noten in ed. S. Schechter, 98. In Misjna Avot V,4 wordt als bewijsplaats Num. 14:22 geciteerd: ‘En zij stelden Mij deze tien keren op de proef en zij luisterden niet naar Mijn stem.’

[6] Dit gebeuren vond plaats in de woestijn van Sin, bij Refidim.

[10] Vgl. Deut. 1:1. En zie Ex. 32:35, Aharon speelde een centrale rol in de totstandkoming van het gouden kalf. Zie Babylonische Talmoed, Sanhedrin 102a, met de uitleg dat Mosjè het volk probeerde te verontschuldigen voor het aandragen van zoveel goud voor het gouden kalf. Zij hadden dit immers met Gods hulp ten overvloede van de Egyptenaren mee gekregen.


[11] Passage over het volk dat klaagde over dorst.

 

 

 


Vervolg Avot de-Rabbi Nathan 49b-50a
(
vgl. ARN 9 noesach b, ed. S. Schechter, 98; Misjna Avot V,4)

Met tien beproevingen stelden onze vaderen de Heilige, Hij zij gezegend, op de proef in de woestijn.[1] En dit zijn zij: ‘In de woestijn, in Arava, tegenover Soef, tussen Paran, en tussen Tofèl, Lavan, Chatzérot en Di-zahav’ (Deut. 1:1).

In de woestijn, waar zij het gouden kalf maakten, er is immers gezegd: ‘Zij maakten een kalf bij Chorèv’ (Ps. 106:19).[2]
In (de) Arava[3] (steppe) (door te smeken) om water, er is immers gezegd: ‘En het volk smachtte daar naar water’ (Ex. 17:3).[4] Er zijn er die zeggen dat dit het afgodsbeeld van Micha betrof.[5]
Tegenover Soef, omdat zij rebelleerden bij de Rietzee. Rabbi Jehoeda zegt: ‘Zij rebelleerden bij de zee en zij rebelleerden te midden van de zee, er is immers gezegd: ‘En zij rebelleerden bij de zee, in de Rietzee’ (Ps. 106:7). [6]
Tussen Paran (in verband) met de verspieders, [er is immers gezegd]: ‘En [Mosjè] stuurde hen uit vanuit de woestijn Paran’ Num. 13:3).
En tussen Tofél[7], dat betrof de aanstoot gevende woorden die zij spraken ten aanzien van het manna. En Lavan, dat was de twist met Korach.
En Chatzerot, (dat was) in verband met de kwakkels.[8] Welnu dit zijn er zeven (van de tien beproevingen).
Elders is gezegd: ‘En bij Tav’era, Massa en Kivrot-ha-ta’ava (hebben jullie de Eeuwige vertoornd)’ (Deut. 9:22).[9]
En (bij) Di-Zahav, sprak Aharon tot hen: ‘Genoeg voor jullie is de overtreding met het goud dat jullie hebben gebracht voor het (gouden) kalf.’[10]

Rabbi Eli’èzèr ben Ja; akov zegt: ‘Deze overtreding was (groot) genoeg dat Israël daarvoor lijdt van nu af tot aan de opstanding van de doden.

[Opsomming in ARN, noesach b (ed. Schechter 98):
Met tien beproevingen hebben onze vaderen de Heilige, Hij zij gezegend, op de proef gesteld in de woestijn
En dit zijn zij: De eerste met ( de klacht van ) me’az (letterlijk:vanaf dat), er is immers gezegd: ‘Vanaf dat ik bij Farao ben gekomen’ (Ex. 5:23). En een keer bij de Rietzee, er is immers gezegd: ‘En zij rebelleerden bij de zee, in de Rietzee’ (Ps. 106:7). Rabbi Jehoeda zegt: Een keer bij de zee en een keer bij de Rietzee; en een keer bij Refidim, er is immers gezegd: ‘Wat twisten jullie met mij? Wat beproeven jullie de Eeuwige!’ (Ex. 17:17:2). En een keer bij Mara, er is immers gezegd: ‘Daar heeft Hij het (volk) verordeningen en recht gegeven’ (Ex. 15:25).[11] En een keer met de bede om rust (en zekerheid). Er is immers gezegd: ‘Och waren wij maar gestorven door de hand van de Eeuwige in Egypte’ (Ex. 16:3). En een keer (met de klacht) vanwege het manna, er is immers gezegd: ‘Onze ziel heeft een afkeer van dit verachtelijke brood’ (Num. 21:5). En een keer bij Tav’era, een keer bij Massa en bij Kivrot ha-Ta'ava, er is immers gezegd: ‘Ook bij Tav’era, Massa en Kivrot ha-ta’ava (vertoornden jullie de Eeuwige’ (Deut. 9:22). En een keer in de woestijn van Paran toen zij het land bespiedden.]

 

Sterc.gif (5478 bytes)

 

[2] Andere lezing: ‘En zij maakten voor zichzelf een kalf’ (Ex.32:8).

[3] Naam van steppegebied.

[4] Het vervolg van dit vers beschrijft watergebrek gekwelde volk daar (bij Refidim) morde tegenover God.

[5] Zie beneden voor verdere de toelichting bij de tekst.

[7] Het werklwoord ‘tafal’ wijst op kwaadsprekerij.

[8] Zie Num. 11:31 v.
[9] In de tekst van ARN zelf is niet vermeld waaruit deze opstandigheden van de Israëlieten aldaar bestonden..

 

 

 



 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tien beproevingen
De Tora zelf spreekt ook van tien keer dat Israël God op de proef stelde: ‘Omdat al de mannen die Mijn grote glorie en Mijn tekens hebben gezien (…) Mij op de proef stelden, deze tien keren’ (Num. 14:24). De opsomming van een tiental beproevingen waarmee de tekst hier in ARN begint, is niet volledig. Er zijn meerdere versies overgeleverd, in uiteenlopende vormen en constructies. De overlevering hier in ARN voegt na het noemen van zeven beproevingen er nog drie extra aan toe. In feite één te veel, want daarna sluit de tekst af met een elfde beproeving, bij de plaats Di-zahav. [1]

De wandaden van Micha
In de aggadisch midrasj zijn vele verhalen over de Efraëmitische afgodendienaar Micha overgeleverd. Hij vormt een toonbeeld van verraad, onbetrouwbaarheid en goddeloosheid. Hij zou als kind in Egypte door Mosjè van de dood gered zijn en tot weer tot leven gewekt. Niettemin stal hij daarna van Mosjè diens zilveren (en magische) plaat waarmee deze de doodskist met het lichaam van Josef uit de Nijl naar de oppervlakte deed komen. Ook ontfutselde hij op dat moment aan Mosjè geheime spreuken met verborgen namen van God. Nog voordat Micha Egypte verliet, vervaardigde hij een afgodsbeeld en nam dit mee bij zijn vlucht over de Rietzee. Dit gebeuren zou volgens de traditie doorklinken in woorden van de profeet Zecharja: ‘En door de zee ging een benauwenis (vijand), hij sloeg op de golven van de zee’ (Zech. 10:11). Later was Micha als hoofddader betrokken bij de vervaardiging en aanbidding van het gouden kalf. En nog weer later stichtte hij, nota bene in de nabijheid van het heiligdom te Sjilo, een plek van afgodendienst. Daar maakte en vereerde Micha afgodsbeelden. Alsof dit verderfelijke verraad aan zijn voormalige redder nog niet genoeg was, stelde hij aldaar ook nog eens een kleinzoon van Mosjè tot priester aan.[2]

Afgodendienst en Di-Zahav.
De plaatsnaam Di-Zahav (Deut. 1:1) wordt in de midrasj speels gelezen als ‘daj-zahav’ – ‘voldoende goud’. Mosjè zou na het maken van het gouden afgodsbeeld van een kalf bij Sinai het volk tegenover de Eeuwige verdedigd hebben door de misdaad met het kalf iets iets af te zwakken. Zij hadden immers wel erg veel goud met Gods hulp van de Egyptenaren meegekregen. Die overvloed aan goud zou – zo insinueerde Mosjè - mede hebben bijgedragen aan de aandrang tot vervaardiging van het verderfelijke afgodsbeeld.[3]

 

 

 

[1] In ARN noesach b (ed. S. Schechter, 98) vinden we het aantal van elf beproevingen bevestigd).

 

 

 

 

[2] Zie Richt. 17:1 v. Zie L. Ginzberg The Legends of the Jews, III, 122; IV, 49 v.; VI, n. 126, en n. 130.

 

 

 

 

[3] Zie in dit verband Babylonische Talmoed, Sanhedrin 102a.

Tav’era, Massa en Kivrot
Deze drie plaatsen worden genoemd in Deut. 9:22. De felle toorn die Israël bij deze drie plaatsen bij de Eeuwige opriep, resulteerde (evenals bij het in de context genoemde Kadesj-Barnea, vs. 23) voornamelijk uit innerlijke zwaktes van het Israëlitische volk: opstandigheid, rebellie, en constant gebrek aan vertrouwen in de Eeuwige. Uit ontevredenheid en constante twijfel aan Gods leiding tot verkeerde keuzes gebracht.[4] Het erop volgende vers (v. 24) onderstreept dit: ‘Jullie zijn opstandig geweest tegenover (letterlijk: met) God vanaf de dag dat Ik jullie heb gekend’ (Deut. 9:24). De plaats Tav’era is genoemd in Num. 11:1-3, waar is omschreven hoe Gods toorn tot een verterend vuur ontbrandde tegenover het zichzelf voortdurend beklagende volk. En Massa is bekend van Ex. 17:7: ‘Hij gaf die plaats de naam Massa en Meriva, vanwege de onenigheid van de Israëlieten (…) door te zeggen is de Eeuwige in ons midden of niet?Massa betekent verzoeking en de naam Meriva duidt op twist. Deze plaatsen zijn ter verwijzing naar Israëls volhardende ongeloof ook vermeld in Ps. 95:8: ‘Verhardt jullie hart niet zoals te Meriva, zoals in de dagen van Massa in de woestijn’.
De plaats Kivrot ha-Ta’ava betekent letterlijk ‘graven van de gulzigheid’. Deze symbolische naam herinnert aan de gulzigheid waarmee de Israëlieten zich ten dode toe volvraten met kwartelvlees. Dat deden zij uit gebrek aan vertrouwen in de voortgang van Gods hulp: ‘Daarom gaf men die plaats de naam Kivrot ha-ta’ava, want daar hadden zij het volk begraven, dat zo gulzig was geweest’ (Num. 11:34).
In ARN noesach b is aan het begin van de opsomming (in de context van Num. 14:22) in bedekte termen gesteld dat het gebrek aan Israëls vertrouwen, ondankbaarheid en gebrek aan doorzettingsvermogen de Eeuwige nog het zwaarst van alles hebben getroffen. Zeker bezien in het licht van de voor God diep grievende verzuchting dat ze liever in het veilige Egypte waren gebleven dan te moeten sterven in de woestijn (zie Num. 14:1 v.).

 

 

 

[4] Vgl. de uitleg van S. R. Hirsch in diens Tora-commentaar bij Deut. 9:22.

 

 

 

 

 

 

 

[5] Zie voor verder commentaar en uitwerking bij de tekst van Misjna Avot, ed. M. Lieber, 306 v.

 

[6] Zie Misjna Avot, ed. M. Lieber, 308 – met verwijzing naar Ranban (Nachmanides) in diens commentaar op Deut. 7:7.

De diepere oorzaak achter Israëls herhaalde falen
De midrasj-literatuur bevat tallzoze verwijzingen  naar Israëls rebellie en morele zwakte, zoals in het traktaat Arachin in de Babylonische Talmoed. Daar vinden we eveneens een opsomming van tien overtredingen uit de tijd van de uittocht, waarbij de Israëlieten de Eeuwige telkens weer op de proef stelden. Tweemaal bij de Rietzee (Ex. 14:11 en Ps. 106:7). Tweemaal met geklaag over gebrek aan water bij Mara (Ex. 15:23) en bij Refidim (Ex. 17:1). Twee maal met klachten rond over manna (Ex. 16:19). Twee maal met klachten over het vlees van de kwartels (Ex. 16:3 en Num. 11:14). Een maal als blijk van gebrek aan vertrouwen de vervaardiging van het gouden kalf (Ex. 32:1 v.), en één maal bij Paran na het uitzenden van de verspieders (Num. 131 v.). Deze versie van de tien beproevingen in de Talmoed, veroont opvallend veel overeenkomt met die in ARN, noesach b.
Ook Misjna Avot V,4 vermeldt tien beproevingen van de Eeuwige door Israël, hoewel de Misjna-tekst daar geen expliciete invulling aan die beproevingen geeft.[5]
De diepere bedoeling achter die vele malen dat Israël de Eeuwige in de geschiedenis zo zwaar op de proef heeft gesteld, is een les in bescheidenheid. God heeft Israël zeker niet verkozen omdat het een van nature moreel beter volk zou zijn dan andere volkeren! Dat blijkt dubbel en dwars! De Talmoed stelt zelfs dat de Eeuwige juist welbewust Israël tot speciaal bondvolk gekozen heeft, omdat dit volk zo apert obstinaat was en het Zijn negatieve ervaringen met dit volk als lessen kunnen dienen voor alle volkeren.[6] Kort gesteld: de Eeuwige heeft juist Israël verkozen als speciale partner  uit alle volkeren omdat dit zich het meest weerbarstig toonde![7]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[7] Vgl. Babylonische Talmoed, Betza 25b.



 

Ga terug naar vorige pagina van Avot de-Rabbi Nathan (p. 47): Basisknop.jpg (1021 bytes)

Ga naar begin en overzicht van cursus: Basisknop.jpg (1021 bytes)