|
Naar hoofdpagina:
Avot de-Rabbi Nathan
(Spreuken der) Vaderen van Rabbi
Nathan
(Midrasj, tekst en commentaar)
Dr. Marcus van Loopik
Medewerker Stichting Pardes te Amsterdam, © 2012
Niets van deze web-site mag op enigerlei wijze worden vermenigvuldigd of openbaar worden
gemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van bovengenoemde auteur
Midrasj, en uitleg, sjioer ..........
|
|
|
Tien
wonderen bij de Rietzee
|
.
|
|
Vervolg Avot de-Rabbi Nathan 48a: (Misjna Avot V,3) (ARN (b) S.
Schechter, 94)
In overeenstemming met de tien beproevingen waarmee Avraham, onze (voor)vader werd
beproefd waarbij hij telkens volmaakt werd bevonden, in overeenstemming daarmee verrichtte
de Heilige, Hij zij gezegend, tien wonderen voor zijn kinderen in Egypte. En in
overeenstemming daarmee bracht de Heilige, Hij zij gezegend, tien plagen [over de
Egyptenaren in Egypte]. En in overeenstemming daarmee werden er tien wonderen verricht bij
de (Riet)zee. En in overeenstemming daarmee bracht Hij tien plagen over de
Egyptenaren bij de (Riet)zee.
De Egyptenaren donderden tegen hen (de Israëlieten) met hun stem, zo ook donderde
de Heilige, Hij zij gezegend, met Zijn stem tegen hen (de Egyptenaren); er is
immers gezegd: De Eeuwige liet het vanuit de hemel donderen, en de Allerhoogste
verhief Zijn stem (II Sam. 22:14).[Andere versie: En God liet op
wonderbaarlijke wijze Zijn stem donderen (Job. 37:5)].
De Egyptenaren vielen hen aan met boog en pijlen, zo ook viel de Heilige, Hij zij
gezegend, hen aan met boog en pijlen; er is immers gezegd: Uw boog was geheel
ontbloot (Hab. 3:9). En de Schrift zegt: En Hij vuurde Zijn pijlen af
en verbrijzelde hen (Ps. 18:15).
De Egyptenaren vielen hen aan met zwaarden, zo ook viel de Heilige, Hij zij gezegend,
hen aan met zwaarden en speren; er is immers gezegd: Hij vuurde Zijn pijlen af en
verbrijzelde hen, slingerde bliksems en bracht hen in de war (II Sam. 22:15).
Welnu, bliksem is niet anders dan een zwaard, er is immers gezegd: Zwaard
na zwaard, is gescherpt, en ook gepolijst [om slachtvee te slachten is het aangescherpt],
om het (als een bliksem) te laten flitsen is het gepolijst (Ez. 21:14).
De Egyptenaren pronkten met schild en speer, zo ook handelde de Heilige, Hij zij gezegend;
er is immers gezegd: Pak schild en lijfscherm, sta op en schiet mij te hulp
(Ps. 35:2).
De Egyptenaren vielen aan met speren; zo ook viel De Heilige, Hij zij gezegend hen aan met
de speer; er is immers gezegd: Voor de lichtglans van de bliksem van Uw
lans (Hab. 3:11).
De Egyptenaren vielen hen aan met stenen en slingers, zo ook gloreerde de Heilige, Hij zij
gezegend, over hen met hagelstenen; er is immers gezegd: Uit de lichtglans vóór
Hem dreven Zijn wolken voorbij, met hagel en vurige kolen (Ps. 18:13).
|
|
|
Uitleg:
De Israëlieten bleken immuun tegenover de tien plagen die de Egyptenaren troffen. Dit was
mede dankzij de verdienste van hun voorvader Avraham, die ook precies tien maal
standvastigheid betoonde in tijden van nood. De tien plagen die de Eeuwige over Egypte
liet komen, worden op rij in het boek Exodus pgesomd (Ex. 7:19-12:30).
Normaal gesproken treffen ziektes en natuurrampen een gehele bevolking zonder onderscheid,
maar het volk Israël bleef als minderheid binnen Egypte opmerkelijk genoeg gespaard.
Negen plagen troffen volgens het boek Exodus uitsluitend Egyptenaren en geen de
Israëlieten, behalve de plaag met de luizen (Ex. 8:13). In zijn commentaar bij Misjna
Avot (V,4) verklaart Maimonides evenwel, dat de Israëlieten weliswaar niet gespaard
bleven voor de aanwezigheid van de luizen, maar wel voor hun beten.
Uit de opsomming van schriftcitaten kan men de verschillende wonderen herkennen die de
Allerhoogste voor Israël verrichtte bij de Rietzee, als passende reactie op het optreden
van Farao en de Egyptenaren. Met donder (stem), boog, pijlen, zwaard, bliksem, schild,
lijfscherm, speer, hagelstenen en vuur. De opsomming van precies tien plagen is hier niet
recht duidelijk. In een aantal verwante midrasj-teksten zijn alternatieve opsommingen
overgeleverd met een afwijkend aantal plagen die de Egyptenaren bij de Rietzee troffen.[1]
Niet alleen in Egypte maar dus ook bij de Rietzee verrichtte de Eeuwige tien wonderen voor
Israël. Het vervolg hier in ARN overlevering biedt een uitgebreide toelichting bij die
wonderen
|
[1] Zie Mechilta de Rabbi Jisjmael Be-sjalach, p. 4; Talmoed
Jeroesjalmi, Sota VIII, h. 3; Midrasj Sjir ha-Sjirim Rabba I,9 (§ 4). Midrasj Tehillim
Ps. 18, § 14; ARN (noesach b), S. Schechter, 94.
|
|
Tien wonderen in de Rietzee
|
|
[3] Voor elke stam apart een partitie. Bedoeld zijn in feite twaalf paden tussen
verschillende stukken zee in, waarlangs de verschillende stammen zich konden voortbewegen;
zie commentaar bij Misjna Avot V,4 en vgl.
ARN, ed. J. Goldin, 206, noot 29.
[4] Een uitleg is dat de kleffe
klei juist de ruiters en wagens van Egypte deed vastlopen; terwijl verharde en droge bodem
de (niet of nauwelijks bewapende) Israëlieten gelegenheid bood om te ontkomen. Zie L.
Ginzberg, The Legends of the Jews, III, 22. Zie ook vervolg met het vijfde wonder.
[6] Er staat weliswaar alleen water geschreven maar in werkelijkheid zullen
de harde koppen van de zeemonsters op rotsen zijn stukgeslagen. Op de keien struikelden de
Egyptenaren en sloegen vervolgens met hun hoofden op scherpe rotsen.
[9] Zie boven bij het derde wonder in verwijzing naar Ps. 136:13.
[10] De waterstromen tussen de parten werden door een hemels vuur droog
gelikt, zodat het volk zich zonder enige dreiging van het water over paden kon
voortbewegen.
[11] Ex. 15:8: nozelim waterstromen
|
Vervolg Avot de-Rabbi Nathan 48b-49a:
(1) Op het moment dat onze vaderen bij de (Riet)zee stonden, sprak Mosjè tot
hen: Staat op en trekt er doorheen! Zij spraken [tot hem]: Wij zullen er
niet doorheen trekken totdat er in de zee vele tunnels worden gemaakt. Mosjè pakte
zijn staf en sloeg (ermee) op de zee, en hij werd tot vele tunnels . Er is immers gezegd: U
hebt met zijn eigen staven het hoofd van zijn machtigen doorboord(Hab. 3:14).
[2]
(2) Mosjè sprak tot hen: Staat op en trekt er doorheen! Zij spraken (tot
hem): Wij zullen er niet doorheen trekken totdat de zee voor ons tot een vallei
wordt gemaakt. Mosjè pakte de staf en sloeg (ermee) op de zee, en hij werd voor hen tot
een vallei. Er is immers gezegd: (Hij maakte de zee tot) een vallei en liet hen
er doorheen gaan (Ps. 78:13). En er is gezegd: Als vee dat door de
vallei afdaalt (zo hebt U Uw volk geleid) (Jes. 63:14).
(3) Mosjè sprak tot hen: Staat op en trekt er doorheen! Zij spraken
(tot hem): Wij zullen er niet doorheen trekken totdat hij voor ons tot vele parten
wordt gemaakt.[3]. Mosjè pakte de staf en sloeg (ermee) op de zee, en
hij werd voor hen tot vele parten. Er is immers gezegd: (Betuigt dank) aan Hem
die de (Riet)zee spleet in vele parten. (Ps. 136:13).
(4) Mosjè sprak tot hen: Staat op en trekt er doorheen! Zij spraken
(tot hem): Wij zullen er niet doorheen trekken totdat deze voor ons tot klei wordt
gemaakt. Mosjè pakte de staf en sloeg (ermee) op de zee, en deze werd tot leem. Er
is immers gezegd: U hebt met Uw paarden de zee getreden, (tot) klei van vele
wateren (Hab. 3:15).[4]
(5) Mosjè sprak tot hen: Staat op en trekt er doorheen! Zij spraken
(tot hem): Wij zullen er niet doorheen trekken totdat hij voor ons tot een woestijn
wordt gemaakt. Mosjè pakte de staf en sloeg (ermee) op de zee ([en hij werd
woestijn]. Er is immers gezegd: En Hij deed hen door watermassas gaan als
door de woestijn (Ps. 106:9).
(6) Mosjè sprak tot hen: Staat op en trekt er doorheen! Zij spraken
(tot hem): Wij zullen er niet doorheen trekken totdat deze voor ons tot vele brokken
gemaakt wordt. Mosjè nam de staf en sloeg (ermee) op de zee, en deze werd tot vele
brokken. Er is immers gezegd: Met Uw kracht verbrokkelt U de zee (Ps.
74:13).[5]
(7) Mosjè sprak tot hen: Staat op en trekt er doorheen! Zij spraken (tot hem):
Wij zullen er niet doorheen trekken totdat deze voor ons tot vele rotspunten gemaakt
wordt. Mosjè nam de staf en sloeg (ermee) op de zee [en deze werd tot vele
rotspunten]. Er is immers gezegd: U hebt de koppen van de zeemonsters verbrijzeld
op het water (Ps. 74:13). [Hoe konden dan de koppen van zeemonsters verbrijzeld
worden (op water)?] Zeg dat de hoofden van zeemonsters alleen verbrijzeld konden worden op
rotspunten.[6]
(8) Mosjè sprak!: Staat op en trekt er doorheen! Zij spraken tot
hem: Wij zullen er niet doorheen trekken totdat deze voor ons tot droog land wordt
gemaakt. Mosjè pakte de staf en sloeg (ermee) op de zee, [en deze werd tot droog
land]. Er is immers gezegd: Hij veranderde de zee in droog land (Ps.
66:6). En de Schrift zegt: En de kinderen Israëls gingen over droog land in het
midden van de zee (Ex. 14:29).
(9) Mosjè sprak tot hen: Staat op en trekt er doorheen! Zij spraken
(tot hem):Wij zullen er niet doorheen trekken totdat hij voor ons tot muren
wordt. Mosjè nam de staf en sloeg (ermee) op de zee.[en hij werd tot muren]. Er is
immer gezegd: En de wateren werden voor hen tot muren, ter rechter zijde en ter
linker zijde (Ex. ibid.).[7]
(10) Mosjè sprak tot hen: Staat op en trekt er doorheen! Zij spraken (tot
hem): Wij zullen er niet doorheen trekken totdat deze voor ons tot flessen
wordt. Er is immers gezegd: Vast als (in) een fles[8]
stonden de waterstromen (Ex. 15:8).
En (wat betreft) het water dat zich tussen de (aparte) delen[9] bevond,
daar daalde een vuur neer en likte het op.[10] Er is immers gezegd: Zoals
vuur smeltbare stoffen doet gloeien en vuur water doet koken om Uw naam bekend te maken
aan Uw tegenstanders (Jes. 64:1). En de flessen deden olie en honing opnemen in
de monden van de kinderen en zij werden ermee gezoogd. Er is immers gezegd: En
Hij deed hem honing zuigen uit de rotssteen, en olie uit de kiezel van de rots
(Deut. 32:13).
En er zijn er die zeggen dat Hij voor hen levend water uit de zee deed komen en dat zij
dronken toen zij zich tussen de parten (afgebakende delen) bevonden, want het water
van de zee is zout; er is immers gezegd: de waterstromen.[11]
En waterstromen zijn alleen maar zoet, er is immers gezegd: Een
bron van levend water en waterstromen vanaf de Libanon(Hoogl. 4:15).
Boven hen bevonden zich wolken van heerlijkheid, opdat de zon niet over hen zou heersen,
en zo trok Israël door (de zee), zodat zij geen pijn zouden lijden.
Rabbi Elièzèr zegt: De diepzee vormde van boven een boog over hen heen en de
Israëlieten staken over, zodat zij niet zouden lijden. Rabbi Elièzèr en Rabbi
Sjimon zeggen: De wateren van boven en de wateren van beneden schudden de
Egyptenaren (op en neer), er is immers gezegd: En God schudde de Egyptenaren te
midden van de zee (Ex. 14:27).
|
[2] Commentaren als van Maimonides en
Rabbi Jona bij Misjna Avot V,4 geven een iets afwijkender opsomming van de wonderen: 1)
Het spijten van de watermassas van de zee; 2) Tunnels in het water van de zee; 3)
Het opdrogen van de zeebodem van de zee, zodat geen kleffe modder meer overbleef zoals
langs rivieren; 4) De bodem van de zee werd voor hen tot stevig leem (goed beloopbaar),
met als bewijsplaats Hab. 3:15.
[5] Zie L. Ginzburg, The Legends of the Jews, III, 22. Voor de Israëlieten
ontstonden beloopbare keien, maar het zwaarder bewapende leger van de Egyptenaren liep
zich daarop stuk. Voor de Egyptenaren liet God bovendien scherpe rotspunten ontstaan,
waaraan zij zich struikelend verwondden; zie het zevende wonder.
[7] Waarschijnlijk verwijst dit naar weer terugkerende watermassas
die de Israëlieten nog net voor bleven.
[8] Het Hebreeuwse woord (néd) is hier te lezen als nod
(kruik, of leren fles). Een voorwerp waarin water blijft staan en waaruit het niet weg kan
stromen. Andere vertaling (met néd): stonden vast als een muur. |
[1] Zodat de Egyptische achtervolgers in een kleimassa vast kwamen te zitten; vgl. M.
Lieber, Pirkei Avos, 306.
[3] Zo laat N. Neusner zien dat de vervulling van Gods wetten overeenkomstig Gods
geboden model staat voor de terugkeer van de volmaaktheid in het paradijs van Eden. N.
Neusner, Social Teaching of Rabbinic Judaism Gods Presence in Israel,
Leiden e.a.l. 2001, 1v.
|
Uitleg:
Commentaren (zoals van Maimonides en Rabbi Jona bij Misjna Avot V,4) bieden een
vergelijkbare opsomming van tien wonderen bij de Rietzee:
(1) Het splijten van de watermassas van de zee (Ex. 14:21).
(2) Tunnels in het water van de zee (Hab. 3:14).
(3) Opdrogen van de zeebodem van de zee (Ex. 14:21), zodat Israël met droge voeten
kon oversteken.
(4) Het stevig maken van het leem op de zeebodem[1] (Ex. 14:29), zodat de
achtervolgende Egyptenaren in de klei bleven steken.
(5) Het in vorm van een boog aanleggen van vele wegen door de zee overeenkomstig de
twaalf stammen (Ps. 136:13).
(6) Verharding van het water tot scherpe rotspunten (Ps. 74:13), zodat de hoofden
van de Egyptenaren in hun val stuk sloegen op de rotsen.
(7) Het verbrokkelen van de zee in vele stenen (Ps. 74:13), zodat de Israëlieten
(zonder ruiters en paarden) aan de zwaarder bewapende achtervolgers konden ontkomen.
(8) De vloeibare wateren stolden als glas, helder en doorzichtig, zodat de
vluchtende groepen elkaar konden blijven zien
(II Sam. 22:12).
(9) Het water van de zee werd tot
zoete waterstromen, zodat de Israëlieten ervan konden drinken.
(10) Het zoete water werd vervolgens bijeengehouden (15:8), opdat de Israëlieten
er tijdens de doortocht opnieuw konden drinken.[2]
De betekenis van de overlevering hier in
ARN is mede bepaald door de contextuele setting ervan binnen de voorafgaande opeenvolging
van overleveringen (vanaf hoofdstuk XXXI). Daarin staan aparte tientallen van generaties
en gebeurtenissen centraal. Het tien maal spreken van Mosjè - en de daarop volgende
wonderen als gevolg van Gods ingrijpen bij de Rietzee - staat niet los van het tien maal
spreken van God bij de schepping en van de tien beproevingen van Avraham. Gods (tien)
scheppingswoorden, de tweemaal tien generaties vanaf Adam, en de tien wonderen van God
tijdens de vlucht uit Egypte geven alle blijk van Gods doorgaande scheppingskracht in de
loop van de historie. Schepping, geschiedenis en verlossing zijn in overeenstemming
met de metafoor van de Sjabbat-week als proces van begin naar voltooiing - met reden op
één lijn geplaatst. Met name de openbaring van de tien geboden en de Tora vanaf
de berg Sinai opende een weg naar messiaanse voltooiing.[3] De tien heldendaden van Avraham
droegen bij aan het herstel van de vele onvolkomenheden van zijn nageslacht, en
continueerden het scheppingsproces om dit naar een messiaanse apotheose te eiden.
In de tien wonderen bij de Rietzee herkennen we dichterlijke poëzie, maar ook een
zingevende weergave van historische gebeurtenissen die collectief als wonder werden
beleefd!
|
[2] Vgl. ook in iets andere volgorde Mechilta de-Rabbi Jisjmaél, Be-sjalach,
par. 4. Zie verder L. Ginzberg, The Legends of the Jews, VI, 6 (noot 36), met de
daar genoemde literaire bronnen. |
|
HOOFDSTUK XXXIV
|
|
|
Vervolg Avot de-Rabbi Nathan 49b-50a
(vgl. ARN 9 noesach b, ed. S. Schechter, 98;
Misjna Avot V,4)
Met tien beproevingen stelden onze vaderen de Heilige, Hij zij gezegend, op de proef in de
woestijn.[1] En dit zijn zij: In de woestijn, in
Arava, tegenover Soef, tussen Paran, en tussen Tofèl, Lavan, Chatzérot en Di-zahav
(Deut. 1:1).
In de woestijn, waar zij het gouden kalf maakten, er is immers gezegd: Zij
maakten een kalf bij Chorèv (Ps. 106:19).[2]
In (de) Arava[3] (steppe) (door te smeken) om water, er is
immers gezegd: En het volk smachtte daar naar water (Ex. 17:3).[4]
Er zijn er die zeggen dat dit het afgodsbeeld van Micha betrof.[5]
Tegenover Soef, omdat zij rebelleerden bij de Rietzee. Rabbi Jehoeda zegt:
Zij rebelleerden bij de zee en zij rebelleerden te midden van de zee, er is immers
gezegd: En zij rebelleerden bij de zee, in de
Rietzee (Ps. 106:7). [6]
Tussen Paran (in verband) met de verspieders, [er is immers gezegd]: En
[Mosjè] stuurde hen uit vanuit de woestijn Paran Num. 13:3).
En tussen Tofél[7], dat betrof de aanstoot gevende
woorden die zij spraken ten aanzien van het manna. En Lavan, dat was de twist met
Korach.
En Chatzerot, (dat was) in verband met de kwakkels.[8]
Welnu dit zijn er zeven (van de tien beproevingen).
Elders is gezegd: En bij Tavera, Massa en Kivrot-ha-taava (hebben
jullie de Eeuwige vertoornd) (Deut. 9:22).[9]
En (bij) Di-Zahav, sprak Aharon tot hen: Genoeg voor jullie is de overtreding met
het goud dat jullie hebben gebracht voor het (gouden) kalf.[10]
Rabbi Elièzèr ben Ja; akov zegt: Deze overtreding was (groot) genoeg dat
Israël daarvoor lijdt van nu af tot aan de opstanding van de doden.
[Opsomming in ARN, noesach b (ed. Schechter 98):
Met tien beproevingen hebben onze vaderen de Heilige, Hij zij gezegend, op de proef
gesteld in de woestijn
En dit zijn zij: De eerste met ( de klacht van ) meaz (letterlijk:vanaf
dat), er is immers gezegd: Vanaf dat ik bij Farao ben gekomen (Ex.
5:23). En een keer bij de Rietzee, er is immers gezegd: En zij rebelleerden bij
de zee, in de Rietzee (Ps. 106:7). Rabbi Jehoeda zegt: Een keer bij de zee en
een keer bij de Rietzee; en een keer bij Refidim, er is immers gezegd: Wat
twisten jullie met mij? Wat beproeven jullie de Eeuwige! (Ex. 17:17:2). En een
keer bij Mara, er is immers gezegd: Daar heeft Hij het (volk) verordeningen en
recht gegeven (Ex. 15:25).[11] En een keer met de
bede om rust (en zekerheid). Er is immers gezegd: Och waren wij maar gestorven
door de hand van de Eeuwige in Egypte (Ex. 16:3). En een keer (met de klacht)
vanwege het manna, er is immers gezegd: Onze ziel heeft een afkeer van dit
verachtelijke brood (Num. 21:5). En een keer bij Tavera, een keer bij
Massa en bij Kivrot ha-Ta'ava, er is immers gezegd: Ook bij Tavera, Massa
en Kivrot ha-taava (vertoornden jullie de Eeuwige (Deut. 9:22). En een
keer in de woestijn van Paran toen zij het land bespiedden.]
|
[2] Andere lezing: En zij maakten voor zichzelf een kalf (Ex.32:8).
[3] Naam van steppegebied.
[4] Het vervolg van dit vers beschrijft watergebrek gekwelde volk daar (bij Refidim)
morde tegenover God.
[5] Zie beneden voor verdere de toelichting bij de tekst.
[7] Het werklwoord tafal wijst op kwaadsprekerij.
[8] Zie Num. 11:31 v.
[9] In de tekst van ARN zelf is niet vermeld waaruit deze opstandigheden van de
Israëlieten aldaar bestonden..
|
|
Tien beproevingen
De Tora zelf spreekt ook van tien keer dat Israël God op de proef stelde: Omdat
al de mannen die Mijn grote glorie en Mijn tekens hebben gezien (
) Mij op de proef
stelden, deze tien keren (Num. 14:24). De opsomming van een tiental
beproevingen waarmee de tekst hier in ARN begint, is niet volledig. Er zijn meerdere
versies overgeleverd, in uiteenlopende vormen en constructies. De overlevering hier in ARN
voegt na het noemen van zeven beproevingen er nog drie extra aan toe. In feite één te
veel, want daarna sluit de tekst af met een elfde beproeving, bij de plaats Di-zahav. [1]
De wandaden van Micha
In de aggadisch midrasj zijn vele verhalen over de Efraëmitische afgodendienaar Micha
overgeleverd. Hij vormt een toonbeeld van verraad, onbetrouwbaarheid en goddeloosheid. Hij
zou als kind in Egypte door Mosjè van de dood gered zijn en tot weer tot leven gewekt.
Niettemin stal hij daarna van Mosjè diens zilveren (en magische) plaat waarmee deze de
doodskist met het lichaam van Josef uit de Nijl naar de oppervlakte deed komen. Ook
ontfutselde hij op dat moment aan Mosjè geheime spreuken met verborgen namen van God. Nog
voordat Micha Egypte verliet, vervaardigde hij een afgodsbeeld en nam dit mee bij zijn
vlucht over de Rietzee. Dit gebeuren zou volgens de traditie doorklinken in woorden van de
profeet Zecharja: En door de zee ging een benauwenis (vijand), hij sloeg op de
golven van de zee (Zech. 10:11). Later was Micha als hoofddader betrokken bij de
vervaardiging en aanbidding van het gouden kalf. En nog weer later stichtte hij, nota bene
in de nabijheid van het heiligdom te Sjilo, een plek van afgodendienst. Daar maakte en
vereerde Micha afgodsbeelden. Alsof dit verderfelijke verraad aan zijn voormalige redder
nog niet genoeg was, stelde hij aldaar ook nog eens een kleinzoon van Mosjè tot priester
aan.[2]
Afgodendienst en Di-Zahav.
De plaatsnaam Di-Zahav (Deut. 1:1) wordt in de midrasj speels gelezen als daj-zahav
voldoende goud. Mosjè zou na het maken van het gouden afgodsbeeld van
een kalf bij Sinai het volk tegenover de Eeuwige verdedigd hebben door de misdaad met het
kalf iets iets af te zwakken. Zij hadden immers wel erg veel goud met Gods hulp van de
Egyptenaren meegekregen. Die overvloed aan goud zou zo insinueerde Mosjè - mede
hebben bijgedragen aan de aandrang tot vervaardiging van het verderfelijke afgodsbeeld.[3]
|
[1] In ARN noesach b (ed. S.
Schechter, 98) vinden we het aantal van elf beproevingen bevestigd).
[2] Zie Richt. 17:1 v. Zie L. Ginzberg The Legends of the Jews, III, 122; IV, 49
v.; VI, n. 126, en n. 130.
[3] Zie in dit verband Babylonische Talmoed, Sanhedrin 102a. |
|
Tavera, Massa en Kivrot
Deze drie plaatsen worden genoemd in Deut. 9:22. De felle toorn die Israël bij deze
drie plaatsen bij de Eeuwige opriep, resulteerde (evenals bij het in de context genoemde
Kadesj-Barnea, vs. 23) voornamelijk uit innerlijke zwaktes van het Israëlitische volk:
opstandigheid, rebellie, en constant gebrek aan vertrouwen in de Eeuwige. Uit
ontevredenheid en constante twijfel aan Gods leiding tot verkeerde keuzes gebracht.[4]
Het erop volgende vers (v. 24) onderstreept dit: Jullie zijn opstandig geweest
tegenover (letterlijk: met) God vanaf de dag dat Ik jullie heb
gekend (Deut. 9:24). De plaats Tavera is genoemd in Num. 11:1-3,
waar is omschreven hoe Gods toorn tot een verterend vuur ontbrandde tegenover het zichzelf
voortdurend beklagende volk. En Massa is bekend van Ex. 17:7: Hij gaf die plaats
de naam Massa en Meriva, vanwege de onenigheid van de Israëlieten (
) door te zeggen
is de Eeuwige in ons midden of niet? Massa betekent verzoeking en de
naam Meriva duidt op twist. Deze plaatsen zijn ter verwijzing naar Israëls
volhardende ongeloof ook vermeld in Ps. 95:8: Verhardt jullie hart niet zoals te
Meriva, zoals in de dagen van Massa in de woestijn.
De plaats Kivrot ha-Taava betekent letterlijk graven van de
gulzigheid. Deze symbolische naam herinnert aan de gulzigheid waarmee de
Israëlieten zich ten dode toe volvraten met kwartelvlees. Dat deden zij uit gebrek aan
vertrouwen in de voortgang van Gods hulp: Daarom gaf men die plaats de naam
Kivrot ha-taava, want daar hadden zij het volk begraven, dat zo gulzig was
geweest (Num. 11:34).
In ARN noesach b is aan het begin van de opsomming (in de context van Num. 14:22) in
bedekte termen gesteld dat het gebrek aan Israëls vertrouwen, ondankbaarheid en gebrek
aan doorzettingsvermogen de Eeuwige nog het zwaarst van alles hebben getroffen. Zeker
bezien in het licht van de voor God diep grievende verzuchting dat ze liever in het
veilige Egypte waren gebleven dan te moeten sterven in de woestijn (zie Num. 14:1 v.).
|
[4] Vgl. de uitleg van S. R. Hirsch in diens Tora-commentaar bij Deut. 9:22. |
[5] Zie voor verder commentaar en uitwerking bij de tekst van Misjna
Avot, ed. M. Lieber, 306 v.
[6] Zie Misjna Avot, ed. M. Lieber, 308 met verwijzing naar
Ranban (Nachmanides) in diens commentaar op Deut. 7:7. |
De diepere oorzaak achter Israëls herhaalde falen
De midrasj-literatuur bevat tallzoze verwijzingen naar Israëls rebellie en
morele zwakte, zoals in het traktaat Arachin in de Babylonische Talmoed. Daar vinden we
eveneens een opsomming van tien overtredingen uit de tijd van de uittocht, waarbij de
Israëlieten de Eeuwige telkens weer op de proef stelden. Tweemaal bij de Rietzee (Ex.
14:11 en Ps. 106:7). Tweemaal met geklaag over gebrek aan water bij Mara (Ex. 15:23) en
bij Refidim (Ex. 17:1). Twee maal met klachten rond over manna (Ex. 16:19). Twee maal met
klachten over het vlees van de kwartels (Ex. 16:3 en Num. 11:14). Een maal als blijk van
gebrek aan vertrouwen de vervaardiging van het gouden kalf (Ex. 32:1 v.), en één maal
bij Paran na het uitzenden van de verspieders (Num. 131 v.). Deze versie van de tien
beproevingen in de Talmoed, veroont opvallend veel overeenkomt met die in ARN, noesach b.
Ook Misjna Avot V,4 vermeldt tien beproevingen van de Eeuwige door Israël, hoewel de
Misjna-tekst daar geen expliciete invulling aan die beproevingen geeft.[5]
De diepere bedoeling achter die vele malen dat Israël de Eeuwige in de geschiedenis zo
zwaar op de proef heeft gesteld, is een les in bescheidenheid. God heeft Israël zeker
niet verkozen omdat het een van nature moreel beter volk zou zijn dan andere volkeren! Dat
blijkt dubbel en dwars! De Talmoed stelt zelfs dat de Eeuwige juist welbewust Israël tot
speciaal bondvolk gekozen heeft, omdat dit volk zo apert obstinaat was en het Zijn
negatieve ervaringen met dit volk als lessen kunnen dienen voor alle volkeren.[6] Kort
gesteld: de Eeuwige heeft juist Israël verkozen als speciale partner uit alle
volkeren omdat dit zich het meest weerbarstig toonde![7]
|
[7] Vgl. Babylonische Talmoed, Betza 25b. |
|
|
|
|
Ga
terug naar vorige pagina van Avot de-Rabbi Nathan (p. 47):
Ga naar begin en overzicht van cursus: |
|
|
|
|