|
Naar hoofdpagina: .
Avot de-Rabbi Nathan (18a-18b)
(Spreuken
der) Vaderen van Rabbi Nathan
Midrasj, tekst en
commentaar
Dr.
Marcus van Loopik
Medewerker Stichting Pardes te Amsterdam, © 2012
Niets van deze website mag op enigerlei wijze worden vermenigvuldigd of
openbaar worden gemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van
bovengenoemde auteur
Ongewenste intimiteiten
|
|
** De hier gebruikte term (sicha) heeft de betekenis van: praten
over triviale onderwerpen, kletsen. Zie commentaar van Menachem Me'iri (Bét
ha-Bechira) op Misjna Avot 1,5; in verwijzing naar een voorbeeld in
Babylonische Talmoed, Avoda Zara 19b.
|
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 18a
'En praat (babbel)** niet
uitgebreid met vrouwen [de vrouw]* - zelfs niet wanneer zij iemands eigen vrouw is, laat
staan dat zij de vrouw van een ander is, want alle tijd dat een mens uitgebreid praat met
vrouwen* brengt hij zichzelf schade toe, verwaarloost hij de woorden van de
Tora en hem zal uiteindelijk Gehenna ten deel vallen.'
Een andere uitleg van 'praat niet uitgebreid met
vrouwen.'
Wanneer iemand naar het leerhuis
gaat en men verleent hem daar geen respect of wanneer hij een
woordenwisseling heeft met zijn naaste, dan moet hij niet aan zijn echtgenote
gaan zeggen: 'Zo en zo heb ik een conflict gehad met mijn naaste, dit en dat
heeft hij mij gezegd, dit en dat heb ik hem gezegd.' Omdat hij zichzelf
daarmee beschaamd maakt, zijn vrouw beschaamd maakt en zijn naaste beschaamd
maakt. Dan zal zijn echtgenote die hem voorheen (nog) respect betoonde hem
uitlachen. En wanneer zijn naaste dit hoort, zegt hij: 'Wee mij, woorden die
tussen mij en hem speelden, is hij gaan vertellen aan zijn vrouw.' Het resultaat
is dat die man zichzelf beschaamd maakt, zijn vrouw en zijn naaste.
|
* Letterlijk staat er in het Hebreeuws 'de vrouw'; sommige verklaarders zien
dit als een expliciete verwijzing naar de vrouw des huizes.
|
* Men zou eens per ongeluk kunnen denken dat het een andere vrouw betreft!
[2] Rasji bij Misjna Avot 1,5; zie L. Finkelstein, Mavo
le-Massechtot Avot de-Rabbi Nathan, New York 1950, p. 140-142.
[3] Haar menstruatieperiode, waarin seksuele gemeenschap en seksuele
toenadering verboden zijn. Zie boven onze opmerkingen over dit thema n.a.v.
Avot de-Rabbi Nathan p. 5a
[4] Rasji bij Misjna Avot 1,5.
** Letterlijk sprak hij: 'Converseer niet uitgebreid met de vrouw.'
[6] Ook metaforisch uitgelegd als een vernietigend lot en de dood.
|
Uitleg:
Ongewenste intimiteit
De woorden van het citaat (vgl. Misjna Avot 1,5) vormen volgens de
verklaarders (zoals Don Jitzchak Abravanel) een logische voortzetting van wat
José ben Jochanan hieraan voorafgaande zei over het ontvangen van de armen en
behoeftigen als leden van het huis. Een huisheer die vele gasten in zijn huis
ontvangt en hen zich thuis doet voelen alsof zij huisgenoten zijn, meet zich
allicht een al te amicale houding aan ten opzichte van de vrouwen onder hen.
Hij verleent ieder die hij ondersteunt weliswaar een zeker gevoel van
gelijkwaardigheid, maar de verhouding blijft feitelijk die van zorgbieder
tegenover zorgbehoevende. De armen zijn op de hulp van de gastheer
aangewezen. De afhankelijkheid van de geholpenen kan maar al te makkelijk
voeren tot machtsmisbruik en ongewenste toenadering van de kant van de
huisheer. Om dit te voorkomen moet een man - niettegenstaande
vriendschappelijke omgang - afstand houden tot vrouwen. Daartoe voert de
traditie twee redenen aan. 1) Opdat hij geen misverstanden wekt. Zelfs de
schijn van ongewenste intimiteit moet hij al vermijden. Daarom mag hij in het
openbaar evenmin koketteren met zijn eigen echtgenote.* 2) In het kader van sejag
la-Tora en vanwege de kracht van de seksuele drijfveer in de mens, doet
de huisheer er verstandig aan zichzelf in bescherming te nemen. Vooral
lichtzinnig kwebbelen met andere vrouwen moet hij tot het minimum beperken,
zeker wanneer dit over triviale onderwerpen is. Van het ene komt immers het
andere. In dit verband citeert Don Jitzchak Abravanel (in zijn commentaar bij
Misjna Avot) een wijsheidsuitspraak, die is overgeleverd in het kleine
Talmoed-traktaat Kalla Rabbati: 'Daarom leren onze Wijzen: Gedachtespinsels
leiden tot begeerte, begeerte leidt tot wellust, wellust leidt tot streven
(intentie) en streven leidt tot de daad.'[1a]
In de Babylonische Talmoed stellen de
Wijzen: 'Spreek niet uitgebreid met een vrouw, want daardoor kom je tot
ontucht.'[1b]
Een vrouw in haar periode
L. Finkelstein[2] wijst op
alternatieve lezingen in een handschrift van Avot de Rabbi Nathan (New York)
en in sommige overleveringen. Deze bezien de uitspraak van José ben Jochanan
in een speciaal licht:
»En praat niet uitgebreid met vrouwen, (men mag dit) ook niet als het
iemands eigen vrouw is gedurende haar periode van afzondering (en
onreinheid)[3]. Laat staan
met een vrouw van iemand anders, vanwege de aantijgingen van mensen (of:
vanwege valse schijn)«*
Of in een alternatieve lezing in het commentaar van Rasji:
»Iemand mag niet uitgebreid praten met zijn vrouw in haar periode van
afzondering, opdat hij niet met haar tot overtreding komt, het mag zelfs
duidelijk niet wanneer zijn vrouw rein is, omdat hij dan de woorden van de
Tora verwaarloost.«[4]
Praat niet met je vrouw over aalmoezen
In Sefer midrasj Sjmoe'el vinden we een interpretatie, die de direct
voorafgaande context (huis open stellen voor de armen) in de betekenis
betrekt. De gastheer moet zijn gastvrijheid en gaven aan de armen vooral niet
bespreken met zijn echtgenote. Zij zou een negatieve en remmende werking
kunnen uitoefenen op zijn vrijgevigheid.[5]
De negatieve visie op vrouwen, waarmee we hier worden geconfronteerd, is
typerend voor de middeleeuwen en wat later. De eerlijkheid gebiedt ook hier
kennis van te nemen. Onder een veelheid aan commentaar vinden we bij Don
Jitzchak Abravanel ook deze onverkwikkelijke interpretatie:
»Maar het is ook mogelijk het zo uit te leggen, dat vrouwen van
nature neigen tot knieperigheid. En zij kijken met misprijzende ogen naar
genoemde gaven aan de armen en de gastvrijheid. Daarom wordt gewaarschuwd dat
hij (de echtgenoot) inzake aalmoezen en liefdadige handelingen niet al te
veel moet spreken met zijn echtgenote. Hij (José ben Jochanan) spreekt over
'de vrouw' met een bepalend lidwoord** - om daarmee te verwijzen naar de
vrouw die bij hem woont en in zijn schoot ligt, dat wil zeggen dat hij niet
om raad moet vragen aan zijn echtgenote en hij moet geen aalmoezen geven en
gasten ontvangen na (eerst) haar toestemming (te hebben gevraagd). Zij zal
immers altijd proberen hem daarvan te weerhouden. (...) Want het is geen
goede zaak raad van haar te aanvaarden en uitgebreid met haar te converseren.
Deze les kan iemand ook uit de Tora leren. Hetzij uit de wederwaardigheden
van de eerste mens - immers omdat hij luisterde naar de stem van zijn
echtgenote, veroorzaakte hij dat hij uit Eden werd verdreven en hem gajhinnom[6] ten deel viel. Hetzij van Mosjè, ons aller
leermeester, die van zijn echtgenoot scheidde[7], opdat zij hem niet af zou houden van zijn
vervolmaking. Hetzij van Sjlomo wiens hart zijn echtgenotes deden dwalen.[8]«
|
[1a] Zie Massechet Kalla Rabbati 2,19.
[1b] Zie Babylonische Talmoed Nedariem 20a.
* D.w.z. om geen valse schijn te wekken die
aanleiding zou kunnen vormen voor een of andere - overigens onterechte -
beschuldiging van verboden relaties.
[5] Zo in Sefer Midrasj Sjmoe'el (met weergave van uitleg bij Rasji) ed.
Venetië, p. 16 (Midrasj Sjmoe'el is een commentaar op Pirké Avot van
Rabbi Sjmoe'el bar Jitzchak di Ozida [geb. ca. 1540], leerling van Rabbi
Jitzchak Loeria). Vgl. in dit verband ook H. Reisman, Ijjoeniem be-Pirkè
Avot, Tel Aviv 2001, p. 84.
[7] Volgens de midrasj leefden Mosjè en zijn echtgenote niet langer samen als
man en vrouw.
[8] Zijn vrouwen spoorden hem aan tot een decadente leefwijze en tot
afgoderij. Vgl. I Kon. 11. Zie Abravanel. commentaar op Misjna Avot a.l.
|
[9] Zie Tosefta Sota 2,15. Vgl.
Talmoed Jeroesjalmi, Sota I, hal. 8 ( 7a).
Sjimsjon en Delila
Olieverfschildering, Rembrandt van Rijn
[10] Ed. S. Schechter, p. 18a.
[12] Rasji op Misjna Avot 1,5.
[13] Rabbi Menachem Me'iri, Sefer Bet ha-Bechira op Misjna Avot 1,5.
[15] Vgl. Babylonische Talmoed Soeka 21b en Avoda Zara 19b.
|
Vertel een vrouw geen geheimen
Versie b van Avot de Rabbi Nathan (ed. Schechter 18a) vult het citaat van
José ben Jochanan aan met een voorbeeld uit de geschiedenis van de richter
Sjimsjon:
'Een andere uitleg van 'praat niet uitgebeid met vrouwen' - het hoeft
geen betoog (dat dit niet mag) met de vrouw van je naaste, maar (dat dit niet
mag) met iemands eigen vrouw is (eveneens) zeker, want zo vinden wij ten
aanzien van de vrouw van Sjimsjon. Wie veroorzaakte dat straf over hem kwam?
(Hij zelf) omdat hij uitgebreid met haar sprak.'
Een overlevering in de Tosefta geeft ons meer inzicht in de exegetische
achtergrond van de toevoeging in deze versie:
»Sjimsjon
kwam in opstand (tegen Gods wetten) met zijn ogen. Er is immers gezegd: ['En
toen hij in Timna een vrouw uit de dochters van de Filistijnen had gezien,
keerde hij terug om het zijn vader en moeder te vertellen]. En
Sjimsjon sprak: Neem haar voor mij tot vrouw (Richt. 14:2). Zij is
immers de juiste in mijn ogen'
(vgl. Richt. 14:7). Daarom staken de Filistijnen
hem de ogen uit, er is immers gezegd: 'Toen grepen de Filistijnen hem en
staken hem de ogen uit' (Richt. 16:21).[9]
Sjimsjon praatte uitgebreid met de vrouw uit Timna
(vs. 7). Hij vertelde haar dingen die hij beter voor zich had kunnen houden (vgl.
vooral vs. 16-17). Aan een zelfde soort loslippigheid maakte hij zich later
schuldig tegenover de heidense hoer Delila (vgl. Richt. 16:17). De
breedsprakigheid en losse omgang van Sjimsjon met deze vrouwen werd hem ten
slotte noodlottig. Avot de-Rabbi Nathan versie b staat erom bekend
vrouwonvriendelijker te zijn dan versie a. Dat gegeven vinden we hier
enigszins bevestigd. Ligt bij versie a de nadruk op het concept sejag
la-Tora (extra voorzichtigheid voor de man om niet in overtreding te
geraken), versie b interpreteert de uitspraak vooral als waarschuwing tegen
de loslippigheid en intriges van vrouwen. Zij zouden geen geheimen
kunnen bewaren, het hun geschonken vertrouwen schenden en zo aan de ondergang
van hun praatgrage slachtoffers bijdragen. Voor deze misogene uitleg,
biedt de uitspraak van José(f) ben Jochanan - als geformuleerd in Misjna Avot
- in feite geen aanknopingspunt!
Maak haar en jezelf niet te schande
Na de woorden 'een andere uitleg' volgt nu in Avot de-Rabbi
Nathan een alternatieve verklaring die de context (je huis open stellen voor
de armen) niet verder in de duiding betrekt. Spreken tegen je vrouw over
conflicten met derden of over ondergane vernederingen is onverstandig.
Daarmee bewijst iemand immers zichzelf, zijn echtgenote en zijn naaste een
slechte dienst. Onverkwikkelijke zaken als ruzies of nare ervaringen met
collega's kan een echtgenoot maar beter voor zichzelf houden en niet via zijn
echtgenote aan de openbaarheid prijsgeven.
De versie van 'een andere uitleg' vinden we in Avot
de-Rabbi Nathan noesach b[10] nog wat
anders geformuleerd:
»Een andere uitleg van 'praat niet uitgebreid met
vrouwen.' Op welke manier kan iemand zijn vrouw beschaamd maken? In het geval
dat er een woordenwisseling plaats heeft tussen hem en zijn naaste en wanneer
hij daarover in zijn huis spreekt. Wanneer zijn zijn vrouw dit dan hoort,
naar de markt gaat en (daar) de vrouw treft van zijn naaste, en dan tot haar
zegt: 'zo en zo handelt jouw man, zo en zo heeft hij hem toegeschreeuwd, zo
en zo heeft hij hem beschaamd gemaakt (vernederd)', dan zullen zij een
woordenstrijd met elkaar aangaan, naar elkaar gaan schreeuwen en elkaar voor
leugenaarster gaan uitmaken. En ook passanten zullen zich in hun
woordenstrijd mengen. Wie veroorzaakt dat zijn vrouw te schande wordt? Hij
(zelf), omdat hij uitgebreid met haar gepraat heeft. «
De exegeet en Talmoed-commentator Rasji geeft een soortgelijke uitleg
bij deze passage van Misjna Avot. Dat doet hij op grond van een overlevering
uit Eretz Jisra'el:
»'En praat niet uitgebreid met vrouwen, zelfs niet wanneer zij je
eigen vrouw is, omdat je dan de studie van de Tora verwaarloost' (vgl. Misjna
Avot 1,5) - of je komt er toe, wanneer je uitgebreid met een vrouw praat, om
haar te vertellen over het conflict dat je hebt met je naaste; vrouwen
zijn (nu eenmaal) licht ontvlambaar[11], zij zal
onmiddellijk ook gaan redetwisten met haar compagnon, de vrouw van je naaste,
het resultaat is dat je haar te schande maakt.«[12]
Rabbi Menachem Me'iri[13] geeft een
wat neutralere uitleg aan 'praat[14] niet uitgebreid met vrouwen.' Mannen moeten niet te
veel praten met hun vrouwen over koetjes en kalfjes, maar over zinnige en
praktische zaken mogen ze wel met hen overleggen. Het siert Tora-geleerden
immers om tijdens hun conversaties zo veel moegelijk over Tora te converseren
en niet over onbenulligheden.[15]
Breng jezelf geen schade toe
We richten ons nu op een ander
aspect in de woorden van José ben Jochanan:
'want alle tijd dat een mens uitgebreid praat met een vrouw brengt
hij zichzelf schade toe, verwaarloost hij de woorden van de Tora en hem zal
uiteindelijk Gehenna ten deel vallen.'
Het is opvallend dat de overtreder
juist zichzelf ook schade toebrengt. Dit gegeven pakt Don Jitzchak Avbrabanel
op in zijn uitgebreide uileg bij Misjna Avot. Hij vergelijkt de ernst
van onzedelijkheid en overspel met die van diefstal. Overspel en ontucht zijn
erger dan stelen. Beide vergrijpen berokkenen schade aan de ander, maar de
dief is in ieder geval nog goed voor zichzelf, hoewel slecht voor een ander.
Door te stelen houdt de dief zichzelf in leven. De ontuchtige is daarentegen
niet alleen slecht voor een ander, maar ook voor zichzelf. Wie ontucht en
overspel pleegt, maakt zichzelf en anderen te schande., Bovendien werkt hij
mee aan zijn eigen ondergang. Zo hij betrapt werd, wachtte hem (in Bijbelse
tijden) de doodstraf. De dief hoefde slechts het gestolene, aangevuld met een
extra vergoeding, te restitueren. Buitendien kon en kan de dief op die manier
de toegebrachte schade en iets van het toegebrachte leed aan zijn naaste en
de gemeenschap vergoeden. Dat alles is niet mogelijk voor wie de lichamelijke
integriteit van zijn naaste heeft aangetast. Het toebrengen van schande en
schaamte is te vergelijken met bloed vergieten. Verlies van waardigheid is -
evenals een leven - in feite niet meer te herstellen. Vandaar de bittere
slotconclusie, dat wie door lichtzinnige omgang met vrouwen tot verboden
intimiteiten wordt verleidt uiteindelijk in gajhinnom belandt.
Dit commentaar van Abravanel toont de sensibiliteit van een religieuze
cultuur, waarin aantasting van de lichamelijke integriteit van de naaste
terecht als ernstiger beoordeeld wordt dan een materieel vergrijp (zoals
diefstal of fraude).
|
[11] In het Hebreeuws 'kal da'at' - snel van oordeel, reactief.
Vgl. Rasji i.v.m. de term 'katzar da'at' in Babylonische Talmoed
Berachot 29b; in betekenis van kort aangebonden, ongeduldig.
[14] De hier gebruikte term (sicha) heeft de volgens Menachem
Me'iri de betekenis van: praten over triviale onderwerpen, kletsen. Zie zijn
commentaar van op Misjna Avot 1,5, in verwijzing naar een voorbeeld in
Babylonische Talmoed, Avoda Zara 19b.
|
|
HOOFDSTUK 8
|
|
|
Kies een leermeester en studiemaat
|
|
[2] Letterlijk: overeenkomstig de schaal van verdienste (onschuld); dat is
overeenkomstig die schaal (zijde) van de weegschaal die doorslaat in de
richting van iemands verdiensten.
[5] Naast halacha en aggada in de vorm van midrasj (schriftuitleg) ook
halacha en aggada los daarvan.
|
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 18a-b
Jehosjoea ben Perachja en
Nittai de Arbeliet hebben (de traditie) van hen ontvangen.[1] Jehosjoea ben Perachja zegt: 'Voorzie jezelf van een leermeester en
verwerf een studiegenoot en beoordeel je naaste naar zijn verdiensten (ten
goede).'[2]
'Stel voor jezelf een leermeester aan.'[3] Hoe is dat? Het leert ons dat iemand voor zich een vaste
leermeester moet aanstellen; en hij moet van hem (achtereenvolgens) de
Schrift, misjna,[4]
midrasj, halachot en aggadot[5] leren. Een duiding die hij (zijn leermeester) bij (zijn lessen over)
de Schrift voor hem heeft laten rusten, zal hij uiteindelijk voor hem ter
sprake brengen bij (zijn lessen over) misjna; een duiding die hij bij misjna
voor hem heeft laten rusten, zal hij voor hem uiteindelijk ter sprake brengen
bij midrasj; een duiding die hij bij midrasj heeft laten rusten, zal hij voor
hem uiteindelijk ter sprake brengen bij halachot; een duiding die hij voor
hem heeft laten rusten bij halachot, zal hij uiteindelijk voor hem ter sprake
brengen bij aggada. Het resultaat is dat deze mens op zijn plek blijft en
vervuld zal zijn van het goede en van zegening.
Rabbi Me'ir zegt: 'Wie Tora leert van één leermeester (tegelijk),
waarop lijkt hij? Op een man die een enkel veld bezat, en hij zaaide een
gedeelte ervan in met tarwe, een gedeelte ervan met gerst, een gedeelte
(beplantte hij) met olijfbomen, en een gedeelte met fruitbomen. Het
resulteerde erin dat deze mens vervuld werd van het goede en van zegeningen.
Wanneer iemand echter van twee of drie leermeesters (tegelijk) leert,
lijkt hij op iemand die vele velden bezit; in een ervan zaait hij tarwe, in een
ander zaait hij gerst, in een ander plant hij olijfbomen en in (weer) een
ander fruitbomen. Het resultaat zal zijn dat deze man verdeeld raakt over
verschillende grondstukken, zonder het goede en zonder zegening.
|
[1] Dat wil zeggen: van hun voorgangers Jo'sé ben Jo'èzèr en José ben
Jochanan.
[3] Letterlijk: Maak voor jezelf een leermeester. Zie verder in de uitleg
beneden.
[4] In de betekenis van mondelinge leer,
onderscheiden van het lezen van de Schrift. Misjna bestaat uit midrasj,
halachot en aggadot; vgl. in dit verband Sifré Devariem § 344!
Het begrip Misjna is hier nog niet gebruikt in de latere zin van 'de Misjna',
de bekende compilatie van halachot door Rabbi Jehoeda ha-Nasi;
gemara' ontbreekt dan ook' in dit rijtje.
|
|
Uitleg:
Breng jezelf niet in
verwarring
De commentator Don Jitzchak
Abravanel geeft in uitleg een verhelderende uitleg bij de spreuk van
Jehosjoea ben Perachja en bij de metafoor van Rabbi Me'ir. Jehosjoea ben
Perechja zou hier naar de mening van Abravanel reageren op de leer van zijn
leermeester José ben Jo'èzèr, die sprak: 'Maak van je huis een verzamelplaats
van de Wijzen.' Daarmee doelde José ben Jo'èzèr niet op het kiezen van
meerdere leermeesters. Hij raadde aan om jezelf te omringen met
geletterde personen met wie je kunt converseren over kwesties van Tora. Uit
de Wijzen die je in huis ontvangt, moet je vervolgens er één kiezen en tot
leermeester maken. 'Maken', want ook al lijkt onder de
Wijzen in jouw omgeving een geschikte leraar niet voor handen, toch moet en
kun je er een voor jezelf daartoe benoemen.[6] Bij het kiezen van een
leraar is immers diens hoeveelheid kennis niet doorslaggevend, maar een
integer karakter en 'vroomheid.' De band tussen leraar en leerling is in het
jodendom zeer hecht en gaat veel verder dan cognitieve overdracht alleen. Een
leerling wil vooral leren van de levensinstelling van zijn leraar en van
diens dagelijkse doen en laten. Leermeester en leerling functioneren in een
leerproces waarin zij samen hun kennis van de traditie willen verdiepen, op
alle niveaus, ook emotioneel en moreel. Bij de keuze van leraar en leerling
mag het intellectuele niveau van beiden geen doorslaggevende factor vormen.
Een deugdzaam karakter komt op de eerste plaats.
Wie alleen en op zichzelf leert, is niet te vergelijken met iemand die wil
leren van een ander. Alleen door te leren van een andere Wijze, zelfs al ben
je koning onder de Wijzen, kun je leren uitstijgen boven het niveau dat
je zelf al hebt bereikt.[6]
|
[6] Vgl. het Misjna-commentaar van Rambam en van Abravanel op deze passage in
Misjna Avot.
|
[8] In Diomesit bevonden zich warme waterbronnen met, naar verluidt,
helende werking. Sommigen situeren de plaats Diomesit
in de contreien van Emmaus; anderen leiden het woord af van het Griekse dèmosios,
een geliefde plaats waar het volk (dèmos) samenkomt, zoals bij
warmwaterbronnen; vgl. de opmerkingen van A. Steinsalz bij zijn uitgave van
de Babylonische Talmoed Sjabbat 147b.
[9] Misjna Avot 4,14.
|
In een verhaal over de meest belovende leerling van Rabban Jochanan ben
Zakkai wordt op pijnlijke wijze duidelijk wat er kan gebeuren, wanneer iemand
het proces van samen 'lernen' inruilt voor studie in zijn eentje.
Waarom Rabbi El'azar ben Arach zijn kennis verloor
»Rabbi Chelvo sprak: De wijn van Perugita[7] en het water van Diomesit[8] heeft de tien stammen van Israël doen afscheiden.
Rabbi El'azar ben Arach kwam daar een keer, voelde zich tot hen
aangetrokken en (als gevolg daarvan) raakte zijn Tora-kennis ontworteld.
Toen hij terugkeerde, stond hij op om in de Schrift (Torarol) te lezen.
Toen hij 'ha-chodèsj ha-zè lachèm' ('deze maand zal voor jullie zijn') (Ex.
12:2) wilde zeggen, sprak hij (in plaats daarvan) 'ha-chérésj haja lachèm'
('de doofstomme is voor jullie', of zoiets als : 'jullie hart zweeg').
Daarop vroegen de Wijzen (de hemel) om genade voor hem en zijn Tora-kennis
keerde terug. En dit is wat wij leren in de Misjna[9]: Rabbi Nehorai zegt: 'Ga in ballingschap naar een
plek van Tora en zeg niet dat zij jou (wel) zal volgen, want jouw kameraden
zullen haar in jouw macht bestendigen en vertrouw niet op je (eigen)
inzicht.'«[10]
Aangelokt door het luxueuze badleven in een bij het volk
favoriete plaats met warmwaterbronnen raakte een van de
meest veelbelovende leerlingen van Rabban Jochanan ben Zakkai, Rabbi
El'azar ben Arach, vervreemd van zijn studievrienden en leermeester. Dit
met alle gevolgen van dien. In zijn afzondering vergat hij cruciale details
van zijn Tora-kennis. Uit onwetendheid verwisselde hij bij het voorlezen
uit de Tora slechts enkele op elkaar lijkende Hebreeuwse letters, maar met
grote gevolgen. Door de minieme afwijking werd de voorgelezen tekst
inhoudelijk totaal verbasterd. Zo ver kan het komen met iemand die er voor
kiest de Tora op eigen houtje te lezen en te bestuderen. Gelukkig bleek er
voor Rabbi El'azar ben Arach nog een weg terug.
|
|
[7] Plaats in het noorden van Israël die beroemd was om de heerlijke
wijnen.
[10] Zie Babylonische Talmoed Sjabbat 147b; vgl. Avot de-Rabbi Nathan ,
versie a cap. 14 (30a); en versie b cap. 29 (30a); en Midrasj Kohèlèt Rabba
7,7. Zie mijn opmerkingen: M. van Loopik, 'Lernen und Studieren' in: Lehren
und Lernen in jüdisch-christlicher Tradition, ed. F.W. Bauer e.a.,
Knesebeck 1995, 173 v.
|
* Zie voor enkele gegevens over Rabbi Me'ir: sjioer 8, noot **.
|
De parabel van Rabbi Me'ir*
Dezelfde Rabbi Me'ir toonde zich - zoals
we zagen - er voorstander van om bij meerdere leraren lessen te volgen[11], maar dan wel achtereenvolgens en
dus niet tegelijkertijd! We signaleerden dat Rabbi Me'ir twee uitspraken
heeft gedaan. Eén waarin hij aanraadt bij meerder leermeesters te studeren en
een andere waarin hij juist aanraadt om bij een enkele leermeester lessen te
volgen. Die tegenstelling hebben we kunnen oplossen door te stellen dat deze
twee raadgevingen rekenen met verschillende omstandigheden. Wanneer je op de
verschillende terreinen van de traditie 'uitgeleerd' bent bij een bepaalde
leraar, zeg dan niet dat je vanaf dat moment niet verder meer hoeft te leren,
maar zoek dan een andere leraar bij wie je meer en nog weer andere kennis
kunt opdoen.
Studeer echter niet tegelijkertijd bij meerdere leraren. Een
leerling die lessen bij verschillende leermeesters tegelijkertijd volgt, zal
zich allicht geconfronteerd zien met vele elkaar uitsluitende opinies, zodat
hij in verwarring geraakt. Die situatie dwingt hem als het ware om voortdurend
heen en weer reizen, van het ene veld naar het andere. Daarbij zwenkt hij
vertwijfeld heen en weer tussen de ene opinie en de andere, tussen zijn
loyalieit aan de ene en aan de andere leermeester. De verhouding van leraar
tot de leerling is bij het Joodse leren intiem en sterk. Een leerling kan
moeilijk zijn persoonlijke aandacht met alle intensiviteit die daarbij hoort
over meerdere leraren tegelijk verdelen.
Zeker zo belangrijk is het inzicht dat de Tora-traditie een organische
eenheid vormt. Leer niet bij de ene leraar Tora, en verdeeld over verdere
leermeesters misjna - mondelinge leer bestaande uit: midrasj, halachot en
aggadot. School jezelf in al die aspecten van Tora-kennis bij dezelfde
leermeester, die in zijn lessen zinvolle dwarsverbindingen tussen deze
traditievormen zal leggen. Joodse wijsheid is wars van hokjesgeest. Een goede
leraar zal in zijn lessen uiteenlopende terreinen op zinvolle wijze op elkaar
betrekken!
Wanneer de leerling bij het Tora-onderricht nog niet toe is aan het begrijpen
van een bepaalde Tora-verklaring, kan de leraar bovendien op zijn vragen
terugkomen tijdens de bespreking van andere leerstof, zoals misjna en
midrasj.[12] Zaai dus je gewassen op
één akker tegelijkertijd en niet verspreid ze niet op uiteen liggende vele
velden.
|
[11] Zie mijn opmerkingen (boven) naar aanleiding van een uitspraak van Rabbi
Me'ir in Avot de-Rabbi Nathan 8b.
[12] Zie het commentaar Bené Avraham, in Avot de-Rabbi Nathan de. Wilna
1933, 23a.
|
|
Een alternatieve visie
De eerlijkheid gebiedt om
toe te geven dat de rabbijnen er over de juiste didactische aanpak
verschillende opvattingen op na hebben gehouden. Zo meenden sommigen,
dat het juist goed is om bij verschillende leermeesters te studeren, aangezien
zij ieder hun eigen expertise bezitten. We herkennen het streven om
contradictoire opvattingen met elkaar te harmoniseren. Hiervan vinden we een
typisch voorbeeld in de Babylonische Talmoed:
»Rav Chisda sprak tot de rabbijnse leerlingen: 'Ik wil iets tot jullie
zeggen, hoewel ik vrees dat jullie mij (daardoor) zullen verlaten en we
zullen weggaan. Ieder die leert bij slechts één leermeester zal nooit een
teken van zegen zien.' Zij verlieten hem en gingen naar Rabba toe. Deze sprak
echter tot hen: 'De uitspraak (van Rav Chisda) heeft betrekking op (lessen
in) logische deductie, maar in zake gemara (talmoedische discussie)
moet je de voorkeur geven aan één leermeester, zodat je niet in verwarring
raakt over verschillen.'«[13]
Deze overlevering schenkt ons extra inzicht in de ratio achter de raadgeving
om Tora-onderricht in al haar verschillende facetten te leren bij één
leermeester. Volgens de rabbijnse traditie is de Tora op vele punten
multi-interpretabel. Zelfs op het gebied van halachische beslissingen, is een
discussie in principe nooit definitief afgesloten. Ook persoonlijke
voorkeuren blijven bij veel uitleg en exegese een rol spelen. Leer je
tegelijkertijd bij verschillende leermeesters, dan raak je innerlijk
verdeeld, aangezien elkaar uitsluitende meningen naast elkaar mogen blijven
bestaan, zeker waar het aggada betreft. Naar welke mening gaat dan de
persoonlijke voorkeur uit van een leerling, naar de mening van wie onder zijn
leraren?
Bij logische deducties en logische redeneringen bestaat dit probleem niet.
Slecht één mening kan in het geval van een logisch dwingende conclusie de
juiste zijn. Kiezen voor een bepaalde logische deductie getuigt van gezond
verstand. Het verwerpen van een andere redenering is dit eveneens. Een
logische keuze kan nooit uitgelegd worden als gebrek aan loyaliteit ten
opzichte van wie dan ook. Daarom kan men op logica berustende lessen
probleemloos volgen bij meerdere leermeesters.
|
[13] Babylonische Talmoed, Avoda Zara 19a-b.
|
|
Verwerf een studiegenoot
Zoals je een specifieke leraar moet
kiezen, aan wie je alle aandacht kan schenken en met wie je een hechte en
liefdevolle band kan ontwikkelen, zo moet je een studiemaat zoeken en deze
tot een hechte vriend maken. Hoe ver die vriendschapsband gaat, leren we uit
het directe vervolg van de tekst in Avot de-Rabbi Nathan.
|
|
|
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 18b
'Verwerf je een (studie)kameraad'. Hoe is dat? Dit
leert ons dat een mens voor zichzelf een studiekameraad moet verwerven, met
wie hij eet, met wie hij drinkt, met wie hij de Schrift leest, met wie hij
misjna leert, met wie hij slaapt, en aan wie hij al zijn geheimen onthult,
geheimen van de Tora en geheimen betreffende aardse (alledaagse) dingen.
|
|
[15] Don Jitzchak Abravanel, commentaar op Misjna Avot. a.l.
|
Uitleg:
Een verstandige leerling verwerft zich een speciale studiekameraad, met wie
hij eet en drinkt, met wie hij zelfs 's nachts in dezelfde ruimte verblijft
en met wie hij overdag alle dagelijkse beslommeringen van het leven deelt.
Want bij het Joodse studieproces moet je voortdurend en met huid en haar
betrokken zijn.
Een mens is geschapen als sociaal wezen, daarom sprak de Schepper: 'Het
is niet goed dat de mens alleen is.' Wie zich volledig aan de
gemeenschap onttrekt, zoals wanneer je uitsluitend in alle afgeslotenheid
studeert, zal vervormen en als het ware 'ontmenselijken.' Daarom is het zo
belangrijk voor het leerproces om ook sociale vaardigheden te ontwikkelen en
de vaardigheden en deugden waartoe de Tora oproept in de praktijk te toetsen.
Het onderhouden van vriendschappen hoort bij het leerproces!
Letterlijk formuleert de tekst 'verwerf een
studiekameraad', want een leerling moet zich alle moeite en middelen
getroosten om iemand tot zijn hechte studiegezel te maken, met wie hij
desnoods dag en nacht kan discussiëren[14]
Don Jitzchak Abravanel voert nog een extra en didactische reden aan
voor het werven van een speciale studiegenoot:
»Ook de noodzaak en het belang van een
studiekameraad moet je niet veronachtzamen. Dat is omdat een mens zich
schaamt om met zijn leermeester te wikken en te wegen over alle kleinigheden
die hij uit zijn mond heeft gehoord. En zo blijft hij achter met een groot
aantal twijfels en ongewisheden. Maar wanneer hij een studiekameraad heeft
kan hij met hem wikken en wegen, zodat zij beiden zich aan elkaar
scherpen.«[15]
Mocht iemands compagnon in de Tora-studie over gelijkwaardige kennis
beschikken of zelfs over minder kennis beschikken dan jijzelf, dan nog is hij
als je studiemaat geschikt. Het gaat er maar om, dat je de geest aan die van
een ander scherpt.
Rav Nachman bracht dit inzicht op poëtische wijze naar voren:
|
[14] Vergelijk het Misjna-commentaar van Rambam bij deze passage.
|
|
»Rav Nachman bar Jitzchak* zegt: Waarom worden de woorden van Tora
vergeleken met een boom, zoals er gezegd is: 'Een levensboom is zij
voor allen die haar vastgrijpen' (Spr. 3:18)? Dit is om je te
zeggen dat zoals een klein stuk hout een groot stuk hout doet ontbranden,
zo scherpen kleinen Wijzen de grote Wijzen. Het is als met wat Rabbi
(Jehoeda ha-Nasi) sprak: 'Veel heb ik geleerd van mijn leermeesters, van
mijn collega's nog meer dan van mijn leermeesters, maar van mijn leerlingen
nog het meest van allen!'«[16]
|
|
[16] Babylonische Talmoed, Ta'aniet 7b. Vgl. verder Babylonische Talmoed
Makkot 10a.
|
[18] Babylonische Talmoed Berachot 17a.
[20] Avot de-Rabbi Nathan cap. 29, ed. S. Schechter 45a.
|
Een alternatieve versie
In Avot de-Rabbi Nathan noesach
b is de boven besproken uitspraak van Jehosjoea ben Perachja in
een alternatieve vorm overgeleverd op naam van Nittai de Arbeliet:
Nittai de Arbeliet zegt: Stel voor jezelf een
leermeester aan om wijsheid (van hem te leren) en verwerf je een
studiekameraad om misjna (met hem te leren), en oordeel ieder mens ten goede.[17]
Vruchtbaarder dan een discussie
over de juiste versie is het om beide versies te beoordelen op hun eigen
merites. De alternatieve formulering in noesach b biedt zijn eigen
zinvolle boodschap. Van een leermeester ontvangt de leerling wijsheid, dat is
de diepere zin achter wat hij leert, naast praktische levenswijsheid. Een
belangrijk onderdeel in de relatie tussen leermeester en leerling tijdens hun
leerproces is sjimmoesj chachamiem. Dat is het dagelijks dienstbaar
verkeren in de nabijheid van de leermeester, uit wiens levenshouding de
leerling lessen moet trekken. Zulke lessen kan hij aan de letters van de leer
alleen moeilijk ontlenen.
We spreken hier over chochma (wijsheid) in de sfeer van deze
talmoedische les: »Het doel (de vervolmaking) van wijsheid is omkeer en goede
werken, opdat de mens niet de Schrift leest en de mondelinge leer bestudeert
maar zijn vader en moeder schopt (onheus bejegent), zijn leermeester en wie
groter is dan hij in wijsheid, zoals er gezegd is 'Het begin van wijsheid
is godvrezendheid.'«[18]
In deugden als zelfbeheersing, bescheidenheid, luistervaardigheid,
godvrezendheid, liefde voor de schepping en dergelijke dient de leermeester
het levende voorbeeld te zijn.
Samen met zijn studiegenoot houdt de leerling zich doende met misjna,
dat is het dagelijks repeteren en memoreren van wat hij geleerd heeft. Misjna
is een oude verzamelnaam voor mondelinge leer en bestaat uit midrasj, halachot
en aggadot.[19]
Hoe dan ook, ware wijsheid bestrijkt in haar volle betekenis uiteindelijk
alle terreinen van de traditie. Rabbi Jitzchak ben Pinchas heeft dit heel
beeldend verwoord:
»Ieder die bedreven is in midrasj maar niet in halachot heeft de smaak
van wijsheid niet geproefd. En ieder die bedreven is in halachot maar niet in
midrasj heeft nooit godvrezendheid geproefd. Hij placht te zeggen: Ieder die
bedreven is in midrasj maar niet in halachot, is als een sterke held zonder
wapen. Ieder die bedreven is in halachot maar niet in midrasj is als een
zwakkeling met een wapen, maar wie in beide bedreven is, is als een sterke
held met wapen.« [20]
|
[17] Zie boven noot 2.
[19] Vgl. voor het gebruik van het begrip 'misjna' als mondelinge leer ook
Misjna Avot3:8 en 3:9. In Babylonische Talmoed Kiddoesjien 49a
discussiëren Rabbi Me'ir en Rabbi Jehoeda over het begrip 'misjna.' Volgens
de een bestaat misjna uit halachot, volgens de ander uit midrasj.
|
|
'En oordeel ieder mens naar zijn verdiensten'
We keren nog een keer terug naar het slot van de woorden van Jehosjoea ben
perachja in Misjna Avot.
Onoverkomelijk rijst bij het horen van deze uitspraak de vraag hoe je werkelijk
ten gunste van iedere persoon zou kunnen oordelen. Hoe zou je een doortrapte
en onverbeterlijke schurk het voordeel van de twijfel willen gunnen? Is dat
niet naïef? In de beantwoording van deze vraag brengen we de nodige
verheldering aan met behulp van dit commentaar (op Misjna Avot) van de hand
van H. Reisman:
|
|
* Obadja Bertinoro (vijftiende eeuw: Italië, Israël -
Jeruzalem), belangrijk misjna-commentator.
|
Rabbi Ovadja Bertinoro* legt het zo uit: »'Oordeel ieder mens naar
zijn verdiensten. [let. overeenkomstig de schaal van verdienste] -
Alsof de zaak in de schaal van een weegschaal ligt, die noch naar de ene
zijde noch naar de andere doorslaat. Zoals een mens wiens daden we niet
kennen, van wie we niet weten of hij een rechtvaardige dan wel een overtreder
is en hij verricht een daad die we zowel ten gunste als ten ongunste kunnen
beoordelen. Het getuigt van de deugd van chasidoet (oprechte
vroomheid) om dan ten gunste van hem te oordelen.«
Maar de Tanna (de tradent in de Misjna) zegt hier: 'Oordeel ieder mens
ten goede.' Wordt dan simpelweg geleerd dat dit werkelijk ieder mens
betreft? In naam van Rabbi Boenam uit Peschista*, hij zij ten goede
vermeld, wordt het zo verklaard: »Oordeel ieder [de
gehele] mens - op jou rust de plicht om een mens in zijn geheelheid te
beoordelen, want ieder mens, ook de slechterik met al zijn gebreken, bezit
zeker ook goede dingen, goede eigenschappen waarover je gunstig kunt
oordelen.*[21]
|
[21] Reisman,
A.W., p.89-90
|
|
Samen 'lernen'
|
|
|
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan p. 18b
Wanneer twee (bijeen) zitten en bezig zijn met
Tora(studie) en één van hen maakt een vergissing in halacha of in de kop
(openingswoorden) van een hoofdstuk[1] of hij verklaart wat onrein is voor rein en het
reine voor onrein, of wat verboden is toegestaan en wat toegestaan is
verboden, dan corrigeert zijn compagnon (studiegenoot) hem. En hoe weten we
dat wanneer zijn compagnon hem corrigeert en en met hem leest (studeert) zij
een goede beloning ontvangen voor hun inspanning? Er is immers gezegd: 'Twee zijn beter dan één, want aan hen komt een goede
beloning toe voor hun inspanning' (Pred. 4:10).
|
[1] De openingswoorden en beginthema's functioneren als oriëntatiepunten
in de traditiestof. Wie de namen en deze oriëntatiepunten niet meer helder
voor ogen heeft, verliest daarmee het overzicht over de stof.
|
Sigmund Menkes, Talmoed-leerlingen (olieverf) 1928
|
Uitleg:
Twee is beter dan één
Hier wijzen we nogmaals op de - in sjioer 45 vertelde - geschiedenis van
Rabbi El'azar ben Arach. Hoe intelligent en wijs je ook bent, wie studeert
heeft altijd een zekere begeleiding en correctie nodig. Echt 'lernen'
is anders dan studeren. 'Lernen' doe je niet in je eentje. Zonder weerwoord
vaart niemand wel.
De aangevoerde bewijsplaats uit het boek Prediker verkrijgt pas
transparantie, wanneer men hem in zijn geheel citeert. Dat hebben Bijbelvaste
hoorders van de midrasj in gedachten ook zeker gedaan: 'Twee zijn beter
dan één, want aan hen komt een goede beloning toe voor hun inspanning. Indien
een van hen ten val komt, zal de ander zijn kameraad overeind helpen; maar
wee wie alleen is en ten val komt, want er is dan geen tweede persoon om hem
overeind te helpen' (Pred. 4:10).
Tussen de regels door vernemen we dat geheel
zelfstandig leren - zonder aanwezigheid en correctie van anderen - kan leiden
tot vergissingen en iemand zelfs tot totale onwetendheid kan doen
terugvallen. Wie in zijn eentje leert, loopt het gevaar dat hij fouten maakt
en zelfs dat hij alle opgedane kennis weer verliest. De gebruikte woorden in
deze passage doen denken aan een overlevering van Elisja ben Avoeja[2] elders in Avot de-Rabbi Nathan:
»'Hij placht te zeggen: Een man kan wel twintig jaren lang studeren en (het
geleerde) binnen twee jaar weer vergeten. Hoe moeten we dit begrijpen?
Wanneer hij zes maanden (ledig) zit (zonder te studeren) en het geleerde
niet repeteert, dan zal het gebeuren dat hij het onreine voor rein
verklaart en het reine voor onrein. Zit hij twaalf maanden (ledig) en
repeteert hij het geleerde niet, dan zal het gebeuren dat hij de Wijzen
verwisselt, de een met de ander. Zit hij achttien maanden (ledig), dan zal
het gebeuren dat hij de openingswoorden (namen) van de hoofdstukken
vergeten is. Zit hij vierentwintig maanden ledig en repeteert hij het
geleerde niet, dan zal het gebeuren dat hij de titels van de
(Talmoed)traktaten vergeten is. Ten slotte zal hij zwijgend neerzitten.«[3]
|
|
[2] Rabbi Elisja ben Avoeja, eerste helft van tweede eeuw. Ook bekend
onder de denigrerende aanduiding 'achér' ('de ander') omdat hij in
opstand kwam tegen het Joodse geloof in voorzienigheid. Rabbi Elisja ben
Avoeja was een empathisch mens met een bijzonder gevoeligheid voor
rechtvaardigheid. Hij benadrukte het belang van daden als voorwaarde voor
werkelijke kennis en wijsheid.
[3] Zie Avot de-Rabbi Nathan (noesach
a) 24, ed. S. Schechter 39b.
|
[4] 'Agoeda' van het Hebreeuwse
werkwoord 'agad': binden, verbinden (een gewelf verbindt muren
met elkaar). Een 'agoeda' is ook een verband dat mensen met elkaar
verbindt.
|
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 18b
Wanneer drie bijeenzitten en bezig zijn met Tora(studie), dan rekent de
Heilige, Hij zij gezegend, het hen aan alsof zij voor Hem één verband[4] vormen voor Zijn aangezicht. Er is immers gezegd: 'Hij Die zijn opperzalen bouwt in de hemel en Die
Zijn gewelf (verband)[5] op de aarde heeft gevestigd. Hij Die de wateren van de zee riep en uitgoot over
de oppervlakte van de aarde, Eeuwige is Zijn naam'
(Am. 9:6).
Zo leer je dat wanneer drie bijeen zitten en bezig zijn met
Tora(studie) Hij het hen aanrekent alsof zij één verband (bond) vormen voor
het aangezicht van de Heilige, Hij zij gezegend.
|
[5] Vgl. de uitspraak van Rabbi Chalafta in Misjna Avot 3:6 (anders). Zie
beneden voor verdere uitleg bij deze bewijsplaats.
|
[7] Zie Midrasj Sifré Devariem § 346.
|
Uitleg:
Drie is nog beter dan twee
Wanneer drie mensen gezamenlijk Tora studeren, is dit aangenaam in de ogen
van God. Het wordt de drie aangerekend alsof zij één bond vormen, een soort gemeenschap
in notendop. Het voordeel van drie studiegenoten is dat wanneer de stemmen
van twee staken, de derde de eenheid kan bewaren door ook zijn stem te laten
gelden. Zo kunnen ze gezamenlijk een conclusie vaststellen conform de mening
van de meerderheid. Het democratische principe van de traditie is, dat een
meerderheid aan stemmen van de Wijzen beslist bij het trekken van een
halachische conclusie. Dit is ook de ratio achter het driemanschap van drie
rechters (oneven aantal) in een gerechtshof.
Die eenheid op aarde - 'Die zijn bond (gewelf) op aarde heeft gevestigd'
- is afhankelijk van de eenheid die de gemeenschap van Israël weet te
bewaren. Eenheid ontstaat doordat men zich neerlegt bij de beslissingen van
de door Tora-kennis geautoriseerde meerderheid. Daarmee staat of valt als het
ware alles, de hemel en de aarde:
»'De stammen
van Israël tezamen' (Deut. 33:5) - wanneer zij één bond vormen, maar
niet wanneer zij niet één bond vormen.[6]
En zo zegt de Schrift ook: 'Hij Die zijn opperzalen bouwt in de
hemel en Die Zijn gewelf (bond)[3] op
de aarde heeft gevestigd.'
(Am. 9:6).«[7]
|
Te midden van een Israël dat één hecht verbond
vormt, wil de Allerhoogste wonen. De eenheid die als het ware Gods aanwezigheid
aanlokt, wordt vooral gerealiseerd tijdens eendrachtige studie. Die gedachte
is heel pregnant vertolkt in de uitspraak van Rabbi Chalafta, de man uit
Kefar Chananja in Spreuken der Vaderen:
|
[6] Dat wil zeggen: alleen dan is de
Eeuwige Koning in Jeschoeroen (Jeruzalem), zie Deut. 33:5.
|
Max Weber, De Talmudisten, Olieverf 1934
[9] Agoeda is wat bijeengehouden wordt in een hand met vijf vingers.
Andere uitleg: te midden van drie rechters (elohiem = hof van
drie rechters) en twee getuigen, totaal vijf personen; zie voor verdere
details van de bewijsvoering het commentaar beneden.
[10] 'Te midden van 'goden richt hij' (Ps. 81:2) = 'te
midden van rechters richt hij' (het woord 'Elohiem' betekent ook
'rechter'); een gerechtshof telt doorgaans drie
rechters. Mosjè Alsjeich (psalmencommentaar) legt uit: vanuit het hart van de
rechters.
|
Wanneer er tien bijenzitten
»Rabbi Chalafta, de man uit Kefar Chananja zegt: Wanneer tien
bijeenzitten en zich bezighouden met Tora(studie), dan verblijft de Sjechina
tussen hen. Er is immers gezegd: 'God staat in de raad der goden' [8] (Ps.
82:1). Hoe weten we dat dit zelfs zo is bij vijf (personen)? Er is immers
gezegd: 'En Die Zijn bond (gewelf) op de aarde heeft gevestigd' (Am.
9:6).[9] En hoe weten we dat dit zelfs zo is bij drie (personen)? Er is
immers gezegd: 'Te midden van rechters (elohiem) zal Hij een
rechtsoordeel vellen' (Ps. 82:2).[10]
Hoe weten we dat dit zelfs zo is bij twee (personen)? Er is immers gezegd: 'Dan
zullen zij die de Eeuwige vrezen zeggen, de een tot de ander: De Eeuwige zal
er acht op slaan en luisteren' (Mal. 3:16). En hoe weten we dat dit zelf
zo is bij één (persoon). Er is immers gezegd: 'Op elke plaats waar Ik
Mijn naam zal laten gedenken, daar zal Ik naar jou toe komen en jou zegenen'
(Ex. 20:24).«
Ovadja Bertinoro (1450 - ca. 1515) geeft een opvallende en boeiende
uitleg bij deze passage in zijn commentaar op Misjna Avot (3,6), daarbij (in
overeenstemming met onze tekst in Avot de-Rabbi Nathan) afwijkend van de tekst
in de Misjna. 'Agoeda' (in Am. 9:6) - bond - definieert hij
specifiek als een bijeenkomst van drie personen.
»Hoe weten we dat dit zelfs zo is bij drie
(personen)? Er is immers gezegd: 'En Die Zijn bond op de aarde heeft
gevestigd' (Am. 9:6). (Dat zijn:) het vuur, de lucht en het water. Want
deze drie omgeven de grondveste van de aarde. Zo zie je, dat men drie
(personen) een agoeda (bond) noemt«.[11]
Ovadja Bertinoro associeert 'agoeda' dus in het bijzonder
met de combinatie van de drie basiselementen lucht, water en vuur. Samen met
de aarde maken ze het universum mogelijk. Hiermee bevestigt Bertinoro de
gedachte, dat eenheid en verbinding tussen mensen - met name in de activiteit
van studie - een constituerende uitwerking heeft op het bestaan en de bestendigheid
van Gods schepping. Hier zien we onszelf opnieuw teruggevoerd naar het
centrale thema van Avot de-Rabbi Nathan (noesach a): Tora als fundament van
de schepping en de geschiedenis, onmisbare voorwaarde voor het voortbestaan
van de wereld en de gemeenschap! Volgens een alternatieve oude interpretatie
verwijst Am. 9:6 naar deze drie basiselementen van de kosmos: vuur, water
en aarde.[12]
Hoe het ook zij, samen studeren
verdient de voorkeur. Maar ook de enkeling kan - als pars pro toto voor de
gemeenschap - de Eeuwige met Zijn aardse schepping verbinden, zeker wanneer
hij in gedachten met de gemeenschap verbonden blijft.[13]
|
[8] Dat wil zeggen: in de hemelse raad. Eda - raad - verwijst
naar een minjan: een verzameling van tien mannen (personen) die
bijeengekomen zijn om te studeren of te vieren;
[Zie Num. 14:27; daar is omvat de 'slechte raad' (éda ra'a)
tien personen: de twaalf verspieders minus Josjoea en Kalèv].
Volgens de Targoem bestaat de 'édat el' (vergadering van God,
machtige vergadering) uit Tora-geleerden en rechters (Elohiem).
Rechtvaardige rechters doen Gods aanwezigheid in Israël wonen; vgl.
Babylonische Talmoed, Sanhedrin 7a.
[11] Zie Misjna Avot 3:6.
[12] Sjamajiem (hemel) bestaande uit ésj en majiem, vuur
en water) en land (èrètz).
[13] Vgl. Babylonische Talmoed,Berachot 6a vv. .
|
[14] Zie commentaar in
editie van J. Goldin (The fathers According to Rabbi Nathan) en A.
Cohen (Minor Tractates).
|
Slot tekst Avot de-Rabbi Nathan p. 18b
Wanneer twee bijeenzitten en zich bezighouden met
Tora(studie), dan wordt hun beloning in den hoge (in de hemel) opzij gelegd
(letterlijk: opgenomen).[14] Er is immers
gezegd: 'Dan spreken
zij die de Eeuwige vrezen, ieder tot zijn naaste: De Eeuwige slaat er acht op
en luistert. Een gedenkboek[15] is geschreven voor Zijn aangezicht, voor wie de
Eeuwige [daadwerkelijk] vrezen en wie Zijn
naam [alleen maar] hoogachten' (Mal. 3:16).
Dit zijn 'wie de Eeuwige vrezen': dat zijn zij die een besluit nemen[16] en zeggen: 'laten we gaan en de geketenden
losmaken, laten we de gevangenen bevrijden.' De Heilige, Hij zij gezegend,
zal hun de gelegenheid bieden, dan zullen ze gaan en het onmiddellijk
uitvoeren.
En dit zijn zij 'wie de naam van de Eeuwige hoogachten': dat zijn zij
die (alleen maar) in hun hart denken en zeggen: 'laten we gaan en de
geketenden losmaken, laten we de gevangenen bevrijden.' De Heilige, Hij zij
gezegend, zal hun evenwel niet de gelegenheid bieden, een engel zal komen en
hen tegen de grond slaan.
|
[15] Het hemelse boek waarin hun goede daden - met het oog op een
toekomstige beloning - genoteerd staan.
[16] Letterlijk ook: 'die een decreet
uitvaardigen'; zie uitleg beneden.
|
[18] A. Cohen, The Minor Tractates of the Talmud, I, p. 21).
|
Uitleg:
Goede voornemens zijn niet genoeg
Wanneer drie bijeenzitten is het nog beter, maar ook wanneer er slechts twee
bijeenzitten en zich bezig te houden met Tora(studie), is God present en
neemt hij hun goede intenties waar. Uit dit vervolg van de tekst blijkt dat 'asak
be-Tora' - bezig zijn met Tora - zowel naar Tora-studie als naar het
daaruit voortvloeiende handelen verwijst. Godvrezendheid (jir'at ha-Sjem)
betekent allereerst daadwerkelijk consequenties trekken uit wat je leert. Dit
kunnen verstrekkende consequenties zijn, zoals een gewaagde poging om
gevangenen te bevrijden. Letterlijk is geformuleerd 'dat zijn zij die een
decreet uitvaardigen'. Mogelijk een verwijzing naar moedige leiders, die het
aandurven de rijken en machtigen binnen de gemeenschap aan te spreken op hun
verantwoordelijkheid. Zij durven aan hen eisen te stellen, opdat zij geld
doneren om hun arme broeders in gevangenschap vrij te kopen.
God zal mensen met goede intenties die voortvloeien uit hun kennis van de
Tora en uit een gezamenlijk initiatief de helpende hand bieden. Hun beloning
is in de hemel veilig gesteld. Buitendien is Tora-studie op zich al een grote
rijkdom en beloning. Zo zegt vrouwe wijsheid in het Bijbelboek Spreuken : 'Mijn
zoon, vergeet mijn onderricht niet en laat je hart mijn geboden in acht
nemen. Want lengte van dagen en jaren van leven en vrede zullen ze voor je
vermeerderen (...) Welzalig de mens die wijsheid vindt, de mens die inzicht
verwerft, want haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver, ze geeft
meer profijt dan goud' (Spr. 3:2 en 13-14).[17]
Vrome wensen en vrome praatjes worden echter niet beloond, indien de
bereidheid ontbreekt om ernaar te handelen. God waardeert alleen oprechte
intenties en initiatieven.
A. Cohen[18] betrekt
de slotwoorden ('een engel zal komen en tegen de grond slaan') op het lot van
de gevangenen die in wanhoop achterblijven, omdat hun bevrijders het ondanks
hun grootspraak hebben laten afweten.
Veel aannemelijker is echter dat met deze woorden een hemels oordeel is
uitgesproken over hen die een loos voornemen uitspreken, maar niet waarmaken.
Zulke lieden wekken valse hoop bij gevangenen en verdrukten. De slachtoffers
zijn dan nog slechter af dan ze sowieso al waren! Wie loze verwachtingen
wekt, verdient daarom een passende straf.
De rabbijnen leren, dat wie zich oprecht voorneemt een goede daad te
verrichten, maar dit door omstandigheden niet kan uitvoeren, toch door de
hemel beoordeeld wordt als iemand die zijn goede daad heeft verricht. Wie
echter onoprecht en alleen uit grootspraak belooft om hulpvaardige en
bevrijdende daden te doen maar ze niet nakomt, brengt onheil over de
gemeenschap. In dat licht merkte Rabbi Jochanan op: »De regens blijven
uitsluitend uit vanwege personen die (publiekelijk) vaststellen liefdadigheid
te zullen bedrijven, maar (uiteindelijk) niets geven. Er is immers gezegd: 'Zoals
wolken en wind zonder regen, zo is iemand die pocht op een bedrieglijke gift'
(Spr. 25:14).«[19]
|
[17] Vgl. commentaar van Rabbi Elijahoe ben Avraham van Delyatin, in Avot
de-Rabbi Nathan ed. Wilna 1933.
[19] Dat wil zeggen: iemand die belooft te geven, maar dat niet doet Zie
Babylonische Talmoed Ta'aniet 8b.
|
|
Het is vooral het wekken van valse hoop en het veroorzaken van teleurstelling
bij de gemeenschap, die dit gedrag zo ernstig maken. Dit laakbare en goedkope
vertoon ontheiligt Gods naam! Juist spirituele leiders en Tora-geleerden
dragen een grote verantwoordelijkheid. Ze wekken soms hoge verwachtingen,
maar maken die zeker niet altijd niet waar. Daarom worden zij extra streng
beoordeeld.
A. Goldin wijst in zijn commentaar bij deze passage op nog een ander
onderscheid tussen degenen die de Eeuwige daadwerkelijk vrezen en degenen die
het alleen maar laten bij lof voor Gods naam. Zij zijn te laf om direct en
adequaat op te treden. Omdat zij eindeloos blijven wikken en wegen, voorkomen
ze te zullen handelen of zelf maar hun mening te moeten geven. Met exact
dezelfde bewoordingen is elders in de traditie besluiteloze en laffe personen
de straf aangezegd, die de engel Gabriël aan hen zal voltrekken. Omdat zij
met hun gezicht naar de grond weigerden bij een confrontatie met koning
Jannai partij te kiezen, werkte de engel Gabriël hen als passende
genoegdoening tegen de grond, zodat ze ter plekke stierven.[20]
In dit licht bezien, mogen deze passage in Avot
de-Rabbi Nathan opvatten als een oproep aan gelovigen tot civielcourage,
indien de omstandigheden dit vereisen!
|
[20] Zie Babylonische Talmoed Sanhedrin 19b; vgl. A. Goldin, A.W., p. 185,
noot 14.
|
|
©
2012, dr. Marcus van Loopik, Hilversum
|
|
|
Naar
volgende pagina (Avot de-Rabbi Nathan p. 19):
|
|
|
Naar
vorige pagina (Avot de-Rabbi Nathan p. 17):
|
|
|
Naar
het begin van de cursus (Avot
de-Rabbi Nathan p. 1):
|
|
|
Gaarne reacties en
feedback: m.loopik50@upcmail.nl
|
|
|
|
|