Onze gefragmenteerde wereld wordt in stand gehouden
door Gods eenheid. De schepping is echter niet perfect. Haat en onenigheid bedreigen het
voortbestaan ervan. Wij leven in een gebroken wereld. De Kabbala spreekt op metaforische
wijze over de imperfectie van de wereld. Al aan het begin van de schepping gingen er
dingen mis. Vanuit En Sof (wat zonder einde is) stroomden twee soorten licht. Eerst een
vormeloze en ongebreidelde overvloed van creatief licht - de kracht (energie) van Gods
chèsèd (liefde, liefderijke trouw). Deze nog ongebreidelde licht-energie werd in bedwang
gehouden door een ander kracht - de kracht van gerechtigheid (din). De kracht van
gerechtigheid stelt grenzen aan de kracht van Gods liefde en houdt haar bijeen in
vaten van inperkende energie. Zo ontstond de wereld van de Sefirot -
gestructureerde emanaties van goddelijke energie. Door een disharmonie in die goddelijke
wereld van de Sefirot braken de vaten. Vonken van goddelijk licht werden weggeslingerd in
de richting van onze stoffelijke en aardse werkelijkheid, die ver van God
verwijderd is. Deze heilige vonken worden in de wereld gekluisterd door kwade machten,
gevangen gehouden in kelippot - bolsters van kwaad.
Als gevolg van deze catastrofe is ook de harmonie tussen liefde en recht in onze wereld
verstoord. Gescheiden van haar hemelse oorsprong werd de aarde een plaats van duisternis,
onenigheid, onreinheid en ontheiliging. Door zijn handelwijze heeft de mensheid deze breuk
vergroot. De wereld lijdt en Israël is in ballingschap gedreven.
Op de ets ziet u de baardige kop van Nebukadnetsar, de
Babylonische koning die in de dagen van koning Zedekia de overgeblevenen van Israël in
ballingschap voerde. Een brandende synagoge, grafstenen en een man in kampkleding
complementeren het beeld van de catastrofe die over Israël is gekomen.
(Ets M. van Loopik)
Verder naar Tikkoen (Herstel)
Terug maar Tzimtzoem (Goddelijke zelfInperking)
|