Olijf.gif (4574 Byte)


Naar hoofdpagina:
  Basisknopkl.jpg (825 Byte)

Avot de-Rabbi Nathan

    (Spreuken der) Vaderen van Rabbi Nathan

(Midrasj, tekst en commentaar)

Dr. Marcus van Loopik
Medewerker Stichting Pardes te Amsterdam, © 2012
Niets van deze web-site mag op enigerlei wijze worden vermenigvuldigd of openbaar worden gemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van bovengenoemde auteur

Midrasj,  en uitleg, sjioer ..........


Hoofdstuk 31


     
      Olijfb.gif (5153 Byte)



Boekklkl.gif (8026 bytes)

 


De mens en de wereld

Getalsspreuken
_____________________________________     

Een enkel mensenleven weegt op tegen de gehele wereld

 

Boekklkl.gif (8026 bytes)
.

 

 

Sterc.gif (5478 bytes)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[2] Amora uit Èrètz Jisra’él, vierde generatie.


Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 45b-46a
(
Misjna (Avot V,10)
(ARN, noesach b, 55)
Door middel van tien uitspraken werd de wereld geschapen. Wat nu is het doel voor de bewoners van de wereld (om dit te weten)? Dit is echter om je te leren dat ieder die een enkel gebod vervult, en ieder die zich aan een enkele Sjabbat houdt, en ieder die een enkele ziel [uit Israël][1] het leven redt, de Schrift het hem aanrekent alsof hij de gehele wereld gered heeft die door middel van tien uitspraken is geschapen.
En ieder die een enkele ovetreding begaat en ieder die een enkele Sjabbat ontheiligt en die een enkele ziel (uit Israël) vernietigt, hem rekent de Schrift het aan alsof hij de gehele wereld vernietigd heeft die  door middel van tien uitspraken is geschapen.
Want zo vinden wij van Kajin die Hèvèl (Abel) zijn broeder doodsloeg, zoals gezegd is: ‘Het bloed van jouw broeder roept tot mij’ (Gen. 4:10). Het bloed van één (mens) vergoot hij, (maar) er wordt gesproken over bloed(en) ('damim' - meervoud). Dit leert echter dat al het bloed van zijn kinderen en kleinkinderen en van al zijn nageslacht tot aan het einde van alle generaties die uit hem voort zouden komen voor het aangezicht van de Heilige, Hij zij gezegend, stond en schreeuwde. Zo leer je dat (het leven van) een enkel mens opweegt tegen het gehele scheppingswerk.

Rabbi Nechemja[2] zegt: Hoe weten we dat (het leven van) één mens opweegt tegen het gehele scheppingswerk? Er is immers gezegd: ‘Dit is het boek van de geboorte-geschiedenissen (meervoud!) van de mens’ (Gen. 5:1). En elders is gezegd: ‘Dit zijn de geboortegeschiedenissen (meervoud!) van de hemel en de aarde, toen zij geschapen werden’ (Gen. 2:4). Zoals daar (bij de schepping van de mens) sprake is van scheppen en maken, is ook hier (bij de schepping van de wereld) sprake van scheppen en maken. Dit leert dat de Heilige, Hij zij gezegend, aan hem (Adam) alle generaties toonde die in de toekomst uit hem zouden voortkomen, alsof zij voor hem stonden en zich verheugden.
En sommigen zeggen dat Hij hem alleen de rechtvaardigen (van iedere generatie) toonde, zoals er gezegd is: ‘Ieder die ten leven in Jeruzalem opgeschreven is’ (Jes. 4:3).

In wat meer algemene vorm vinden we het begin van de voorafgaande overlevering terug in Misjna Avot V,1:

»Door middel van tien uitspraken is de wereld geschapen. Wat kunnen we hieruit leren? Had de wereld dan niet door middel van één enkele uitspraak (eenmalig goddelijk spreken) geschapen kunnen worden? Maar dit is om (des te meer) genoegdoening te eisen van de goddelozen die de wereld vernietigen die door tien uitspraken geschapen is. En om (des te meer) beloning te geven aan de rechtvaardigen die de wereld in stand houden die door middel van tien uitspraken is geschapen.«[3]



 

[1] Sommige handschriften en edities laten het woord ‘Israël’ weg, waarmee de uitspraak een  universele toon verkrijgt. De lezing zonder toevoeging met ‘Israël’ lijkt gezien de  brede context van het scheppingsverhaal en het vervolg hier in ARN het meest   authentiek.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[3] Vgl. ook Midrasj Be-resjit Rabba XVII,1. Zie eveneens de weergave in ARN (noesach b), ed. S. Schechter 54b (90).

 

 

 

 

 

 

 

[5] Zie het commentaar van Maimonides op Misjna Avot V,1.

[6] Vgl. in dit verband ook Babylonische Talmoed, Sanhedrin 37a: ‘Wie een enkele ziel vernietigt (in Israël), is alsof hij de gehele wereld vernietigt.’

 

Uitleg:

In de rabbijnse werkelijkheidsbeleving vormt de schepping een voortgaand en complex proces. Een doelgerichte ontwikkeling vanaf het ontstaan van de wereld, door de geschiedenis en opeenvolging van mensengeneraties (toledot) heen, tot aan messiaanse voltooiing. Een proces dat werd ingeleid door goddelijk spreken en dat een reactie op dit steeds herhaalde spreken van God vormt. De hele schepping kwam tot stand als gehoorzame reactie op tien maal goddelijk gebieden. Deze bewering is gebaseerd op het tien keer herhaalde wajjomèr’ (‘en Hij sprak’) in het scheppingsverhaal. ARN (nosach b) geeft een opsomming van de verzen, waarin dit ‘wajjomèr’ is vermeld.[4]

Het steeds herhaalde goddelijke spreken en de positieve reacties daarop in de schepping vinden we voortgezet in reeksen van opdrachten die God gedurende de geschiedenis aan Israël en de mensheid meegaf. Het onbeantwoord blijven van Gods creatieve en bevelende gebieden van de kant van de mensheid veroorzaakt een blokkade in het messiaanse scheppingsproces, en luidt de vernietiging van ervan in.
Sommige verklaarders wijzen erop dat het herhaaldelijke scheppend spreken van God benadrukt hoe elk onderdeel van de aardse werkelijkheid onmisbaar is en van ongekende waarde. Daarmee is ook elk mensenleven van onschatbare betekenis.[5] De existentie van een enkel individu is gelijk aan de totale schepping.[6] Door tien keer te spreken in plaats van één maal, vergrootte de Schepper bovendien (tienvoudig) de verantwoordelijkheid en straf van overtreders en de beloning van hen die goed doen.[7]
En meer nog. Wie een enkel mens doodt van wiens handelen al zoveel afhangt, doodt daarmee ook nog eens al diens potentiële nageslacht dat daardoor niet meer ter wereld kan komen. Daarmee staat ieder individueel bestaan voor hele generaties van eventuele nakomelingen. De overlevering van deze exegese in de Misjna (Sanhedrin IV,5) voegt ook de idee toe dat ieder mensenleven gelijkwaardig is. Elk menselijk individu is zoals Adam geschapen om Gods grootheid te verkondigen. Ieder menselijk persoon is volstrekt uniek en mag van zichzelf zeggen: ‘(ook) omwille van mij is de wereld geschapen.’

Volgens Rabbi Nechemja toonde God aan Adam in het vooruit alle komende generaties. Daartoe behoorden niet alleen de rechtvaardigen, maar ook de goddelozen die rond het gouden kalf dansten en zich daarover verheugden. Zo luidt de uitleg van Rabbi Elijahoe ben Avraham van Delyatin. Daarbij verwijst hij naar Ex. 32:6: ‘Vervolgens stonden zij op om uitbundig feest te vieren.’ Zowel in geval van de schepping van de wereld als bij de schepping van de mens is in de Tora het werkwoord ‘bara’ (scheppen) gebruikt, naast het werkwoord ‘asa’ (maken, doen). ‘Bara’ verwijst naar schepping uit het niets door middel van goddelijk spreken. ‘Asa’ verwijst naar de doorwerking van dit goddelijke spreken in de materiële werkelijkheid. Dit leert dat ook een mensenleven zowel voortkomt uit het scheppende niets van Gods spreken als uit de doorwerking van Gods scheppende kracht in de tastbare aardse realiteit.

 

 

 

[4] Gen. 1:3; Gen. 1:6; Gen. 1:9; Gen. 1:11; Gen. 1:14; Gen. 1:20; Gen. 1:24; Gen. 1:24; 1:26; Gen. 1:29; Gen. 12:18. Zie ook Midrasj be-resjit Rabba XVII, 1.

 

 

 

 

 

[7] Vgl. Rasji op Misjna Avot V,1.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[1] Zie Ez. 3:12.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[2] .Zie Babylonische Talmoed, Zebachim 116a en Midrasj Kohèlèt I, 15.

[3] Zie bijvoorbeeld Babylonische Talmoed Chagiga 13b en andere bronnen, genoemd in L. Ginzberg, The Legends, Vol. V, noot 2.

Vervolg tekst Rabbi Avot-de Rabbi Nathan 46a

Rabbi Jejosjoea Ben Korcha zegt: Let wel, de Schrift zegt: ‘Uw ogen hebben mijn vormeloos begin gezien en zij allen werden in Uw boek beschreven’ (Ps. 139:16). Dit leert dat de Heilige, Hij zij gezegend, aan Adam alle generaties en hun geleerden toonde, alle generaties en hun administratoren, alle generaties en hun leiders, alle generaties en hun profeten, alle generaties en hun helden, alle generaties en hun zondaren, alle generaties en hun vromen. En dat in die en die generatie een bepaalde koning zou zijn, en in die en die generatie een bepaalde wijze.

Uitleg:

Deze les van Rabbi Jehosjoea ben Korcha geeft nadere uitleg bij Gen. 5:1: ‘Dit is het boek van de geboorte-geschiedenissen van Adam’, genoemd in de voorafgaande uitspraak van Rabbi Nechemja. Het vormt een hint naar een mystiek boek, waarin een vooruitblik wordt geworpen op de toekomst van alle generaties van de mensheid. Op dit zelfde boek van toekomstige geboorten zou eveneens  Ps. 139:16 verwijzen: ‘Uw ogen hebben mijn vormeloos begin gezien en zij allen werden in Uw boek beschreven, (de dagen dat zij gevormd werden toen er nog niet één van hen bestond).’


Vervolg Avot de Rabbi Nathan 46a

Rabbi El’azar de zoon van Rabbi José ha-Gelili zegt: Negenhonderd en vierenzeventig generaties voordat de wereld geschapen werd, was de Tora (al) geschreven en rustte zij in de schoot van de Heilige, Hij zij gezegend, en reciteerde het lied (‘Gezegend zij de Eeuwige vanaf Zijn plaats’)[1] samen met de engelendienaren; want er gezegd: ‘(Toen Hij de fundamenten van de aarde verordende,) was ik
(Tora en wijsheid) bij Hem Zijn troetelkind, was ik dagelijks Zijn bron van blijdschap, spelend voor Zijn aangezicht’ (Spr. 8:29-30). En er is gezegd: ‘Al spelend in de wereld van Zijn aardrijk [mijn bron van blijdschap vond Ik bij de mensenkinderen]’ (Spr. 8:31).

Uitleg:

De voorstelling van Gods voorwereldlijke acteren vinden we hier voortgezet. Het al genoemde ‘boek van de geboorte-geschiedenissen van de mens’ (Gen. 5:1) is de Tora met haar creatieve krachten, toppunt van wijsheid, alsook instrument en bouwplan van Gods schepping. Het hele wereldgebeuren en lot van alle generaties lag in de wijsheid van Gods Tora in feite al vanaf het begin besloten. Het instrument van Gods alwetendheid en scheppende kunstenaarschap is de Tora. Met haar voorzienige wijsheid is zij Gods troetelkind, waaraan het Spreukenboek op subtiele wijze refereert. De totstandkoming van de Tora ging dus aan de schepping vooraf, conform een uitleg bij de woorden: ‘De Eeuwige heeft mij gemaakt tot het begin van Zijn weg, voorafgaande aan Zijn werken van ouds’ (Spr. 8:22). God was de architect, de Tora Zijn bouw- en bestemmingsplan. De associatieve achtergrond van de beschreven voorstelling van een voorwereldlijke Tora is hier in ARN verbonden met mystieke tradities rond het boek Ezechiël, waarin de engelen voor Gods troon het Opperwezen toezingen met: ‘Gezegend zij de Eeuwige vanaf Zijn plaats.’

Volgens een oude mystieke traditie had God vanaf de schepping precies duizend generaties willen wachten met de openbaring van Zijn Tora. Een gedachte die samenhangt met de interpretatie van Ps. 105:8: ‘Hij denkt aan Zijn verbond voor eeuwig, aan Zijn woord dat Hij bevolen heeft aan duizend generaties.’[2] Als gevolg van de ongehoorde slechtheid van de mensheid versnelde de Schepper dit proces van duizend generaties wachten.  Hij sloeg negenhonderd en vierenzeventig generaties over en openbaarde de Tora al na zesentwintig generaties vanaf Adam (tot aan Mosje).[3] . Met deze oude mystieke traditie hangt de verwante gedachte samen dat de Tora negenhonderd en vierenzeventig generaties voorafgaande aan het ontstaan van de wereld al geschreven is, zodat zij zesentwintig generaties na Adam geopenbaard kon worden (en het aantal van duizend jaar tussen het ontstaan en de openbaring van de Tora toch vol werd gemaakt).[4]

 

Sterc.gif (5478 bytes)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Sterc.gif (5478 bytes)

 

 

 

 

[4] L. Ginzberg, ibid., veronderstelt dat het getal 974 in oorsprong niets met de overleveringen over de pre-existentie van de Tora te maken had en een latere gedachte-ontwikkeling betreft. Vgl. het commentaar in ARN van ed. A Cohen, Minor Tractates of the Talmud, vol. I, 149, noot 11.
Zie F. Weber, Jüdische Theologie auf Grund des Talmud und Verwandter Schriften, Leipzig 1897, 15 (zie daar verder vermelde bronnen). Sommige tradities veronderstellen dat de Tora als instrument van Gods creatieve wijsheid tweeduizend jaar voor het begin van de wereld werd ‘geschreven’.

[6] De oren die het gif van lasteren roddel als het ware bij de mens injecteren.

[7] Vgl. Babylonische Talmoed, Sjabbat 151b; het vers Pred. 12:2: ‘Voordat de zon verduisterd wordt, evenals het licht’ zou verwijzen naar het voorhoofd en de neus van de mens.

[9] Tekst hier enigszins in volgorde en samenstelling aangepast. Zie noten in ed. S. Schechter.

[10]
Vgl. Babylonische Talmoed, Arachin 15, de lippen sluiten als het ware de deur voor de tong, zodat deze niet kan spreken.

[11] Zie voorafgaande noot. De tanden vormen de eerste barricade voor de tong, de lippen sluiten de tong en het spreken vervolgens volledig af.

[13] Zie voorafgaande noot, ook de tanden vormen een hek voor de tong; de lippen sluiten de tong volkomen af (zodat geen speeksel ontsnapt.

[15]  Vgl.  Hoogl. 4:4.

[16] Zetel van gevoelens en intuïtief inzicht. Zie Babylonische Talmoed Berachot 61a: de nieren sporen aan en het hart besluit. De nieren zijn bron van begeerte, gevoelens en emoties, vgl. in dit verband Spr. 23:16: ‘Mijn nieren zullen van vreugde opspringen.’ Nieren zijn een bron van innerlijke wijsheid, zie Midrasj Be-resjiet Rabba LXI,1.

[17] Verwijzend naar de ingewanden van de mens die het voedsel als het ware fijnmalen.

[18]  Het hier gebruikte woord ‘nimoes’ is afgeleid van het werkwoord ‘masas’ – doen smelten of oplossen, volledig vernietigen. Een heel fijn malende molen of smeltpan? Aan de milt werd in de oudheid de functie toegedacht om klonteringen en verdikkingen in het bloed te doen oplossen. Vgl. in dit verband J. Preuss, Biblische – Talmudische Medizin, 1911, 111-112.

Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 46a-b

Rabbi José ha-Gelili zegt: Alles wat de Heilige, Hij zij gezegend, heeft geschapen op aarde heeft Hij (ook) geschapen in de mens. Men kan hierover een parabel vertellen. Waar lijkt deze zaak op? Op iemand die (een stuk) hout neemt en probeert (daarop) vele vormen te graveren en die ontstemd raakt omdat er niet voldoende ruimte voor is. Maar wie zijn vormen op de aarde graveert, kan dat voortdurend blijven doen en vele vormen aanbrengen.
Maar de Heilige, Hij zij gezegend, moge Zijn grote Naam voor altijd en eeuwig geprezen zijn, heeft in Zijn wijsheid en inzicht de gehele wereld geschapen, de hemel en aarde heeft Hij geschapen, de hemelse wezens en aardse creaturen. En Hij heeft alles in de mens vorm gegeven wat Hij in Zijn wereld geschapen heeft. Hij heeft bossen geschapen in de wereld en Hij heeft bossen in de mens geschapen, dat is het haar van de mens. Hij heeft wild gedierte geschapen in de wereld en hij heeft wild gedierte in de mens geschapen, dat is het gif (ongedierte in de ingewanden) van de mens. Hij heeft stekend gedierte ('koretzin' - stekende of bijtende insecten) in de wereld geschapen en Hij heeft stekend gedierte (roddellaars, lasteraars)[5] geschapen in de mens, dat zijn de oren van de mens.[6] Hij heeft wind in de wereld geschapen en Hij heeft wind geschapen in de mens, dat is de neus
(ademhaling) van de mens. De zon in de wereld, en de zon in de mens, dat is het voorhoofd van de mens.[7] Vuil water in de wereld en vuil water in de mens, dat is het slijm uit de neus van de mens. Zout water in de wereld en zout water in de mens, dat zijn de tranen van de mens.[8] Waterstromen in de wereld en waterstromen in de mens, dat zijn de urinestromen van de mens.[9] Muren in de wereld en muren in de mens, dat zijn de lippen van de mens.[10] Deuren in de wereld en deuren in de mens, dat zijn de tanden van de mens.[11] Firmamenten[12] in de wereld en firmamenten in de mens, dat is de tong van de mens. Zoet water in de wereld en zoet water in de mens, dat is het speeksel van de mens.[13] Sterren in de wereld en sterren in de mens, dat zijn de kaken van de mens.[14]Torens in de wereld en torens in de mens, dat is de hals van de mens.[15] Masten (rondhouten om zeilen van schepen aan te hangen) in de wereld en masten in de mens, dat zijn de armen van de mens. Pinnen in de wereld en pinnen in de mens, dat zijn de vingers van de mens. Een koning in de wereld en een koning in de mens, dat is het hoofd [andere versie: het hart] van de mens. Vruchtentrossen in de wereld en vruchtentrossen in de mens, dat zijn de borsten van de mens. Raadgevers in de wereld en raadgevers in de mens, dat zijn de nieren van de mens.[16] Molenstenen in de wereld en molenstenen in de mens, dat is de buik van de mens.[17] Fijnmalers[18] [instrumenten die verpulveren of doen smelten] in de wereld en fijnmalers in de mens, dat is de milt van de mens. Bronnen in de wereld en bronnen in de mens, dat is de navel van de mens. Stromend water in de wereld en stromend water in de mens, dat is het bloed van de mens. Bossen in de wereld en bossen in de mens, dat zijn de beenderen van de mens. Hoogtes in de wereld en hoogtes in de mens, dat zijn de heupen van de mens. Een stamper en mortier in de wereld en een stamper en mortier in de mens, dat zijn de knieën van de mens.[19] Paarden in de wereld en paarden in de mens, dat zijn de benen van de mens. De engel des doods in de wereld de engel des doods in de mens, dat zijn de hielen van de mens.[20]

  [5] 'Koretzin’ (samenhangend met het werkwoord ‘karatz’, het knagen, bijten en steken van insecten. Door Jastrow (Dictionary, 1343) uitgelegd als destructieve wormen in de ingewanden van de mens. Zie echter ARN, ed. J. Goldin, ook verklaard als ‘channels’. De oren als doorgeefluiken van lasterpraat; zie ook de verwijzing naar Bacher in ARN, ed. A. Cohen (The Minor Tractates of the Talmud) 149, geïnterpreteerd als informanten of aanklagers op grond van Dan. 3:8.

[8] Tekst aangepast op grond van alternatieve lezing, als aangegeven in ARN ed. S. Schechter.

[12] Van ‘rakia’ – letterlijk vlak gemaakt en plat; zinspeling op de platte vorm van de tong, die ook op een bepaalde manier boven en beneden gescheiden houdt.


[14] Zo ook in Babylonische Talmoed, Sjabbat 151b. Zie echter ARN, ed. A. Cohen (The Minor Tractates of the Talmud, 150); Cohen leest hier: ‘het bloed in de mens’ waarop de vruchtentrossen (druiventrossen) met hun rode sap zouden zinspelen. Midrasj Wa-jikra Rabba XVIII,1 geeft deze verwante uitleg bij Pred. 12:2 v.: ‘De zon’ betekent het gelaat; ‘het licht’ betekent het voorhoofd; ‘de maan’ betekent de neus; ‘de sterren’ betekent de hoge delen van de kaken.

[19] Verwijzing naar de vorm van het kniegewricht en de wijze waarop het uiteinde van het dijbeen in de kom van het onderbeen geplaatst is.

[20] Met de hiel kan de mens leven vermorzelen en een dodelijke verwonding toebrengen.

 

 

 

 

Uitleg:

Deze uitgebreide tekst met zijn vele metaforen onderstreept de grote waarde van ieder menselijk leven als microkosmos. Wie een enkel mens doodt, vernietigt daarmee als het ware de gehele schepping. Tegelijkertijd onderstreept deze overlevering het aardse deel van de menselijke individualiteit, daarmee een houding van bescheidenheid tegenover de Schepper stimulerend! Inhoudelijk verwante overleveringen onderbouwen de overeenkomsten tussen de mens als aards wezen en de schepping door middel van vele Schriftteksten, zoals deze (hier ingekorte) midrasj-tekst uit de Jalkoet Sjim’oni:

«Resj Lakisj sprak: Alles wat de Eeuwige op aarde in de mens geschapen heeft, heeft hij (ook) op aarde geschapen. De mens heeft een hoofd en de aarde heeft een hoofd, er is immers gezegd: ‘Nog niet de eerste klomp (rosj -het hoofd) van klei’ (Spr. 8:26). De mens heeft ogen en de aarde heeft ogen, er is immers gezegd: ‘En hij (de sprinkhaan) zal het oog van de aarde bedekken’ (Ex. 10:5). De mens heeft oren en de aarde heeft oren, er is immers gezegd: ‘Hoort, o hemelen, en neig jouw oren, o aarde’ (Jes. 1:2). De mens heeft een mond en de aarde (heeft een mond), (er is immers gezegd):‘En de aarde opende haar mond’ (Num. 16:32). De mens heeft handen en (ook) de aarde. (Er is immers gezegd;) ‘En de aarde is wijd van beide handen (d.w.z. naar beide zijden ruim)’ (Gen. 34:21). De mens heeft armen (zo ook de aarde), er staat immers geschreven: ‘En beneden zijn de armen van de wereld’ (Deut. 33:27). De mens heeft een navel (en de aarde heeft een navel), er staat geschreven: ‘.. die wonen in de navel (in het midden) van de aarde (het land) (Ez. 38:12). De mens heeft heupen en (ook) de aarde (heeft heupen), (er is immers gezegd:) ‘En Ik zal hen bijeenbrengen vanuit de heupen (uiteinden) der aarde’ (Jer. 31:8). De mens heeft benen, (zo ook de aarde), er staat immers geschreven: ‘En de aarde zal voor altijd (be)staan’ (Pred. 1:4). De mens eet (en de aarde eet), (er is immers gezegd:) ‘De aarde die (het land dat) haar bewoners (inwoners) opeet’ (Num 13:32). De mens drinkt en ook de aarde, (er is immers gezegd:) ‘Het drinkt water door de regen uit de hemel’ (Deut. 11:11). De mens beeft en de aarde beeft, (er is immers gezegd): ‘En de aarde beefde’ (II Sam. 22:8). De mens wordt dronken (en ook de aarde, (er is immers gezegd:) ‘De aarde zal hevig waggelen als een dronkaard’ (Jes. 24:20) enz.« [21]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[21] Zie Jalkoet Sjim’oni I (par. Bo), 183. Midrasj Kohèlèt Zoeta I,4 (ed. S.Buber 111); vgl. Midrasj Tanchoema, ed. S. Buber, II, 34. e.a. Zie ook L. Ginzberg, The Legends of the Jews, V, Adam, 64.

 

 



Boekklkl.gif (8026 bytes)

 

 

Sterc.gif (5478 bytes)

 

 

 

[1] Het zijn dezelfde zeven dagen die God (naar aanleiding van het overlijden van Metoesjalach onmiddellijk) aan Noach al had aangekondigd, zie Gen. 7:4.

[2] Zie Gen. 6:3: ‘Mijn geest zal niet eeuwig met de mens twisten, omdat ook hij vlees is, maar zijn dagen zullen (maximaal) honderd en twintig jaren zijn.’’

 

 

 

 

Hoofdstuk 32


Van Avraham tot Noach
____________________________

 

Vervolg Avot de-Rabbi Nathan 46b (Misjna Avot V,2)

Er waren tien generaties vanaf Adam tot aan Noach. Welnu, wat voor doel had dit voor voor de bewoners van de wereld? Het is om je te onderwijzen dat alle generaties Zijn woede opwekten en daarmee doorgingen, en dat Hij (toch) het water van de (zond)vloed (nog niet) over hen deed komen omwille van de rechtvaardigen en de vromen (chasidim) die onder hen waren. En er zijn er die zeggen dat alle dagen dat Metoesjalach (nog) leefde, de vloed niet over de wereld kwam; en dat deze, toen Mestoesjach stierf, voor hen nog zeven dagen na zijn dood werd teruggehouden. Er is immers gezegd: ‘En het gebeurde na die zeven dagen [dat het water van de vloed over de aarde kwam]’ (Gen 7:10).[1] Waar waren die zeven dagen goed voor? Het waren de zeven dagen van rouw om Metoesjalach de rechtvaardige die verhinderden dat de straf over de wereld kwam. Daarom is er gezegd: ‘En het gebeurde na die zeven dagen’ (Gen. ibid.).

Een ander verklaring van (de woorden) ‘En het gebeurde na zeven dagen’ leert dat de Heilige, Hij zij gezegend, voor hen een tijd (van zeven dagen extra uitstel) vaststelde na de honderd en twintig jaren (van een mensenleven)
[2], in welke tijd zij mogelijk omkeer zouden kunnen doen. Maar zij deden geen omkeer. Daarom staat er geschreven: ‘En het gebeurde na zeven dagen.’

(ARN, noeach b)
Er waren tien generaties vanaf Adam tot aan Noach, (dat is om ) bekend te maken hoe langzaam in toorn Hij is, want alle generaties verdorven hun daden totdat de Alaanwezige het water van de (zond)vloed over hen deed komen.
Er waren tien generaties vanaf Noach tot aan Avraham. En wat betekent leert deze overlevering ons? Niet anders dan dat tien generaties hun daden verdorven totdat Avraham, onze (voor)vader, opstond, zijn (eigen) wegen vervolgde en het loon van allen ontving.[3]

Misjna Avot V,2:

Er waren tien generaties vanaf Adam tot aan Noach. Dat is om je te onderwijzen hoe langzaam van toorn Hij is. Want al die generaties wekten Zijn woede en gingen daarmee door, totdat Hij het water van de (zond)vloed over hen deed komen.

 

 

Boekklkl.gif (8026 bytes)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[3] Zie Tosefta Sota X,1-3 v.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[4] Zie Tosefta Sota IX,10; Talmoed Babli 108b; Talmoed Jeroesjalmi Mo’éd Katan II 82c; Midrasj Tehilim Ps. 26, par. 7; zie vooral ook commentaar van Rasji bij Gen. 7:4.

 

 

 

 

 

 

 

 

[6] Midrasj, Be-resjit Rabba XXXII,7.

Uitleg:

Opnieuw staat in deze midrasj een reeks van tien (in dit geval tien generaties) centraal. Hier de tien generaties vanaf Adam tot aan Noach: die van Adam, Seth, Enosj, Kenan, Mehalalél, Jèrèd, Chanoch (Henoch), Metoesjalach, Lamèch en Noach. Honderd en twintig jaren gingen voorbij en nog eens zeven dagen voor dat Gods toorn echt ontbrandde. Waarom niet veel eerder? Omdat dan Noach nooit geboren zou zijn en omdat God met Zijn alles vernietigende straf wilde wachten totdat deze grote rechtvaardige zijn levensdagen volledig had volgegemaakt. Opnieuw vinden we hier op alternatieve wijze de gedachte voortgezet (als in het vorige hoofdstuk van ARN), dat het leven van een enkel mens - in dit geval expliciet een grote rechtvaardige - het lot van de gehele wereld kan redden. Dit idee herinnert allicht ook aan een traditie, dat er altijd minstens zesendertig (voor het oog verborgen) rechtvaardigen ergens op aarde rondlopen, omdat anders de aarde en menselijke samenleving niet langer zouden voortbestaan. Zolang er rechtvaardigen onder ons leven, zal God Zijn toorn inhouden, zelfs tot enige tijd na hun dood; met de zeven dagen van rouw na Metoesjalachs dood tot voorbeeld.[4]
In de Babylonische Talmoed is de uitleg over de zeven dagen van rouw overgeleverd op naam van Rav. Deze Tora-leraar legde extra nadruk legt op de kracht van rouw om een rechtvaardige, die Gods straffen kan uitstellen. Dit zegt ook iets over de universele waarde die aan het leven van een rechtvaardig mens wordt toegedicht. Rouwen kan een helende werking hebben en tot berouw om onze eigen daden aanzetten.[5]
De rouw om de dood van Metoesjalach verwijst volgens een verwante midrasj overigens specifiek naar Gods rouwen en niet zozeer naar dat van zijn zondige tijdgenoten, die mogelijk zijn dood helemaal niet betreurden. Bij God speelde een ander motief voor rouw een rol: de verwoesting van Zijn Eigen schepping!« Zo biedt de Midrasj Be-resjiet Rabba twee perspectieven :

»‘En het gebeurde na zeven dagen’ (Gen. 7:10). Dit leert dan de Heilige, Hij zij gezegend, hun uitstel gaf gedurende de zeven dagen van rouw om de rechtvaardige Metoesjalach, zodat zij (in die rouwdagen) omkeer zouden doen. Een andere verklaring: Rabbi Jehosjoea ben Levi zei: Zeven dagen lang rouwde de Heilige, Hij zij gezegend, voor Zijn wereld voordat hij de vloed bracht, hetgeen blijkt uit het vers: ‘Toen berouwde het de Eeuwige dat Hij de mens op aarde gemaakt had en het bedroefde Hem in Zijn hart’ (Gen. 6:6), terwijl we elders lezen: ‘De koning rouwde om zijn zoon’ (Sam. 19:3).«[6]

God had dus tijd nodig om het besluit te nemen tot vernietiging van de schepping en het meest kostbare wezen daarin, de mens, Zijn evenbeeld! Het slot van de uitleg geeft aan dat God de mens de absoluut maximale tijd van tien generaties en een volledig mensenleven schonk om omkeer te doen, met ook nog eens zeven dagen van rouw daaraan toegevoegd. Daarom heet God: ‘Barmhartig, genadig en langzaam in toorn’ (ex. 34:6).
In zijn commentaar bij Misjna Avot (V,2) neemt Rabbi Jona deze midrasj tot metaforisch uitgangspunt voor een meer actuele interpretatie. Het kwaad van Israëls vijanden zal de Eeuwige in Zijn barmhartigheid en zorg voor de schepping ook lang dulden, totdat het punt bereikt is dat hij de mensheid daarvoor straffen zal.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


[5] Zie Babylonische Talmoed, Sanhedrin 108b.

 

 

 

 

 

Ga terug naar vorige pagina van Avot de-Rabbi Nathan (p. 45) : Basisknop.jpg (1021 bytes)

Ga verder naar volgende pagina van Avot de-Rabbi Nathan: (p.47)   Basisknop.jpg (1021 bytes)

Ga naar begin en overzicht van cursus: Basisknop.jpg (1021 bytes)