|
Avot de-Rabbi Nathan 38a (tekst en commentaar - tweewekelijkse aanvulling) Dr. Marcus van
Loopik
|
|
|
Eind Avot de-Rabbi Nathan 37b
(begin 38a) Uitleg:
|
[1] Zie J. Neusner, A Life of Rabban Jochanan ben Zakkai, Leiden 1962, p. 30.
[2] Zie Midrasj Sjemot Rabba 40,1.
[3] Zie de hele context van Midrasj Sjemot Rabba ibid.
|
[1] Zie de uitleg van Don Jitzchak Abravanel op Misjna Avot 3,17.
[2] Zie M. van Loopik, De
wegen der wijzen en de weg van de wereld, Kampen 1989, p.11-12. [3] Zie in dit verband de uitleg van Don Jitzchak Abravanel op Misjna Avot 3,17.
|
Tora en ongeschreven moraal __________________________________________
Hij placht te zeggen: Indien er geen
kennis is, is er geen inzicht. Indien er geen inzicht is, is er geen kennis. Indien er
geen meel is, is er geen Tora. Indien er geen Tora is, is er geen meel. Uitleg: |
|
[4]
Maimonides, Misjne Tora, Hilchot Melachiem 8,11 volgens een weergave van R. Avraham
van Wilna. Zie ook M. Fox, Interpreting Maimonides,
London 1990, 132.(i.v.m. alternatieve lezing van deze passage). Zie in dit verband ook I.
Grunfeld, inleiding op: Samson Raphael Hirsch Horeb, A Philosophy of Jewish Laws
and Observances, vol. I, London
1962, p. lxxxix vv. |
Algemenen normen van
beschaving en fatsoen, ethisch handelen »Ieder die de zeven (noachitische) geboden op zich neemt en zich erop richt deze te houden, hoort tot de vromen uit de volkerenwereld en hij heeft deel aan de toekomstige wereld; dit wil zeggen dat hij ze op zich neemt en ze doet omdat God ze in de Tora bevolen heeft en ons heeft bekend gemaakt aan Mozes onze leraar, omdat ze aan de zonen van Noach altijd al bevolen zijn. Maar als hij ze doet op grond van logische overreding, dan is hij geen inwonende vreemdeling en behoort hij niet tot de vromen uit de volkeren van de wereld, noch tot hun wijzen.«[4] |
.
|
[5] Hiermee doelt hij op de kalam een rationalistische stroming van islamitische theologen, en op Joodse denkers als Seadja Gaon die zich op dit punt door de kalam liet beïnvloeden. [6] Maimonides, Sjomonè perakiem, (Inleiding op Misjna Avot), cap. 6; zie voor verdere verwijzingen M. Fox, a.w., p. 124-151.
[8] Zie J. Sacks, Exodus boek van de
bevrijding. vert. uit het Engels door K. van Klaveren, Zierikzee 2019, p.277. |
Morele voorschriften onderscheidt
Maimonides expliciet van aan logica ontleende gedragsregels en wijsheid. Ethiek is geen
zuiver product van het verstand maar berust als het goed is op religieus
geïnspireerde keuzes, op het besluit om Gods wil te volgen. Zoals bij een esthetisch
oordeel over mooi en lelijk, kan het verstand nooit zelfstandig ethische keuzes afdwingen
over goed en kwaad. Goed en kwaad vertegenwoordigen nu eenmaal een ander soort waarheid
dan die van het mathematische twee maal twee is vier. Sprekend over de
noachitische geboden zegt Maimonides heel gedecideerd: Sommigen van onze latere
Wijzen die geïnfecteerd zijn met de ziekte van de redeneerders[5] noemen de [noachitische geboden]
rationele voorschriften.[6] Een samenleving die regels voor sociale
interacties louter baseert op logisch redeneren of allerlei menselijke rationalisaties
loopt het gevaar ten prooi te vallen aan de waan van de dag. In werkelijkheid
gedreven door individuele en collectieve wensen en zelfzuchtige belangen. Natuurrecht
blijkt in de praktijk maar al te vaak beïnvloed door veranderlijke filosofische
gezichtpunten, economische omstandigheden, belangen en politieke ontwikkelingen! Alleen wijsheid ontleend aan wat de
mens met zijn aardse eigen perspectief overstijgt, kan de ware bron van waarachtig inzicht
zijn.[7] Tegelijkertijd
zal Tora-studie niet succesvol blijken wanneer mensen zich niet op voorhand gedreven weten
tot de realisatie van een morele en sociaal betrokken samenleving, zichtbaar en voelbaar
gemaakt in de praktijk van alle dag. Meer dan het gewone
»Tora wordt
niet alleen geleerd. Ze smeekt ons ook om geleefd te worden. De Tora is ook niet alleen
een gedragscode voor ons persoonlijke leven. Ze is gericht op de vraag hoe we een
samenleving opbouwen. Ja, als we de Tora in dialoog brengen met de maatschappij waarin we
leven, laat ze nieuwe facetten zien van haar inzicht in het menselijke bestaan.« [8] |
[7] Vgl. ook het commentaar op Misjna Avot 3,9 in Tifèrèt Jisraél van Rabbi Jisraél ben Gedalja (1782-1860).
|
|
Woord en daad _____________________________________________
Hij (Rabbi El azar ben Azarja)
placht te zeggen: Iemand die over goede daden beschikt en veel Tora geleerd heeft, waarop
lijkt hij? Op een boom die aan het water staat, met weinig takken en veel wortels; zelfs
als de vier winden van de wereld (over hem) komen, dan verwijderen ze hem niet van zijn
plek; er is immers gezegd is: En hij zal zijn als een boom, geplant aan
waterstromen (Ps. 1:3). (Maar) iemand die niet over goede daden beschikt en
[veel] Tora geleerd heeft, waarop lijkt hij? Op een boom die in de woestijn staat, met
veel takken en weinig wortels; als de wind op hem blaast, ontworteld hij hem en werpt hem
omver. Er is immers gezegd: Want hij zal zijn als een tamarisk in de woestijn
(Jer.17:6). Avot de-Rabbi Nathan 38a, noesach
b (Misjna Avot 3,17). Hij (Rabbi Elazar ben Azarja)
zegt: Ieder wiens wijsheid meer is dan zijn daden zijn, waarop lijkt hij? Op een boom die
vele takken heeft en weinig wortels. Wanneer de wind komt, ontwortelt deze hem en werpt
hem omver. En ieder wiens daden meer zijn dan zijn wijsheid is, waarop lijkt hij? Op een
boom die veel taken heeft en veel wortels. Zelfs als alle winden van de wereld komen en op
hem blazen, dan verwijderen ze hem niet van zijn plek. Uitleg: |
|
|
Samson Raphael Hirsch begint zijn
bespreking van Joodse begrippen en gebruiken (in Horeb) met deze intrigerende en in dit
verband veelzeggende uitspraak: »Het leven zoals het geleefd wordt zou de bloem moeten zijn van kennis. Maar opdat het leven moge opbloeien uit kennis, is kennis alleen niet genoeg. De kennis waarmee je jouw geest hebt verrijkt, moet toegepast worden op jezelf; je moet wat je weet herkennen als iets dat op jou van toepassing is; je moet haar overbrengen van de geest naar het hart, dat de loop van je handelen bepaalt; het moet door en door bij je binnendringen, het moet deel van jezelf worden. Dan alleen zal het de basis worden van jouw activiteit. Het zal jouw leven worden.«[1] |
[1] Zie S.R. Hirsch, Horeb
A Philosophy of Jewish Laws and Observances, London 1962, p. 3. . |
[2] Enkele handschriften hebben de uitspraak van Rabban Gamliél aan die van Rabbi Josjoea ben Perachja (in Misjna Avot 1,6) aangepast, maar dat is ten onrechte; zie ARN ed. S. Schechter, noot 6. [3] Vgl. de commentaren van Rasji, Maimonides en Don Jitzchak Abravanel bij Misjna Avot 1,16.
[7] Vgl. in dit verband de uitleg van Me iri op Misjna Avot 1,16. |
______________________________________________
Uitleg: De (soorten) tienden van de oogst,
die (in oude tijden toen de Tempel nog bestond) apart moesten worden gezet (of
vrijgekocht) van de rest van de oogst, waren bovenal bestemd voor de Levieten en voor de
armen. Men mocht niet te weinig geven, maar extra aan tienden toevoegen was evenmin de
bedoeling. De Tora spreekt immers niet over zon extra gave. De hoeveelheid van de
tienden kon men uiteraard nooit tot op de laatste appel of korenaar bepalen. Daarom is het
voorbeeld van de tienden een geschikt beeld voor beslissingen over zaken waarbij het
moeilijk is om exact grenzen te bepalen. In dat geval vereist de praktijk van het leven
dat je ondanks het ontbreken van exacte zekerheid niet eindeloos blijft
twijfelen en wachten met nemen van een definitieve beslissing. Rabban Gamliél spreekt van
een enkele leermeester en niet van leermeesters in het meervoud, want wie zijn beslissing
laat afhangen van de raadgevingen van meerdere leermeesters tegelijk, zal als gevolg van
hun uiteenlopende meningen mogelijk niet snel tot een evenwichtig besluit komen en door
twijfel achtervolgd blijven. De boodschap in aansluiting bij de context hier in
Avot de-Rabbi Nathan is dan als volgt: blijf niet eindeloos discussiëren en
dubben, maar kom tijdig tot een wettig besluit. Zoals Rabbi Elazar ben Azarja meende
is het doel immers niet kennisverwerving zodanig maar toepassing van de regels uit de Tora
in het dagelijks leven. Als voorbeeld van overdreven nauwgezetheid bij het nemen van een
wettelijke beslissing kan men de handelwijze van Rav Asji aanvoeren. Deze rabbi zou niet
minder dan tien slachters de opdracht hebben gegeven om een dier met een orgaanafwijking
te onderzoeken, alvorens het vlees ervan koosjer (of niet koosjer) te verklaren. De
verantwoordelijkheid voor een beslissing kan zwaar wegen, maar redelijkheid ten aanzien
van de voortgang van het dagelijkse leven weegt eveneens zwaar! [6] |
[4]Vgl. ook het commentaar van Don Jitzchak Abravanel op Misjna Avot 1,16. [5] Vgl. het commentaar van Rabbi e n Midrasj Sjmoeél op Misjna Avot.
[6] Zie Babylonische Talmoed, Horajot 2b; vgl. ook M. van Loopik in: Zorg voor de aarde herstel van de wereld, ed. B. van den Berg, Amsterdam 2021, p. 57-58.
|
[4] Vgl. Babylonische Talmoed, Sjabbat 88b; en Massèchèt Dèrèch Erètz Rabba II, 13, ed. M. van Loopik, The Ways of the Sages and the Way of the World, p. 68. Zie Midrasj Sjmoeél op Misjna Avot 1,17 in verwijzing naar Rasbatz (Rabbi Simcha Boenam).
|
Zwijgen is goud Sjimon zijn zoon zegt: Al mijn
dagen ben ik opgegroeid te midden van wijzen en ik heb niets beters voor het lichaam
gevonden dan om te zwijgen. Voor wijzen is zwijgen al mooi, hoeveel te meer dan voor
dwazen. Wijsheid brengt geen woorden voort, en woorden brengen geen wijsheid voort
maar daden (doen dat). Ieder die veel woorden voortbrengt, brengt overtreding voort; er is
immers gezegd: Waar veel woorden zijn zal overtreding niet ontbreken
(Spr. 10:19); en er is gezegd: Ook een dwaas, zo hij zwijgt, wordt als wijze
beschouwd (Spr. 7:28). Uitleg: »En ik heb niets beters voor
het lichaam gevonden dan zwijgen zelfs wanneer men hem verachtte en
beledigde, bleef hij zwijgen, zoals Sjlomo zegt: Antwoord een zot niet
overeenkomstig zijn dwaasheid (Spr. 26:4). En een van de Wijzen sprak als advies
tot zijn zoon: Wie één (scheld)woord niet verdraagt, zal vele
(scheld)woorden te horen krijgen. Een ander zei: Je kunt niet beter strijden
met een dwaas dan door te zwijgen en hem daarmee te vernederen en zo de aanval van zijn
zwaard terug te ketsen. En de Wijzen, zij zijn gezegend, zeggen dat de Schrift over
iemand die zijn beschimping aanhoort en niet beantwoordt dit zegt: Maar wie Hem
liefhebben, zijn als de opkomende zon in haar kracht (Richt. 5:31). Men
vergelijkt iemand die zijn beschimping aanhoort en niet beantwoordt met de zon. Want zoals
de zon haar beschimping van de kant van de maan aanhoorde die haar beschuldigde met te
zeggen Het is niet mogelijk dat twee koningen dezelfde kroon dragen en zoals
God toen sprak Maak jezelf klein [3]; precies zo zal het zijn wanneer
iemand zijn beschimping aanhoort, dat de degene die hem beschimpte klein gemaakt zal
worden en hij(zelf) zal schijnen met het licht des levens, zoals de zon in haar kracht
enz.«[4] Maimonides geeft (in zijn
commentaar bij Misjna Avot) de raad om alvorens iets te zeggen eerst te onderzoeken of het
wel verstandig is om te spreken. Eerst moet men bij zichzelf te rade gaan tot welke
categorie de conversatie zal behoren. De filosoof Maimonides onderscheidt vier
categorieën van spreken. 1) Kwaadaardig en onnodig spreken
zoals laster, vloeken en tieren en het uiten van andere kwaad bedoelde dwaasheden. 2)
Conversatie die zowel een gunstig als ongunstig effect kan hebben. Zo is het soms
verstandig om geen positieve of lovende woorden ten aanzien van iemand te uiten, omdat ze
hoewel op zich niet kwaad bedoeld anderen tot negatieve acties kunnen
aanzetten. 3) Conversatie die op zich goed noch slecht is, maar wel overbodig en in feite
betekenisloos, zoals gesprekken over dingen die men persoonlijk al of niet mooi of prettig
vindt. 4) Nuttige conversatie, zoals over dingen die noodzakelijk zijn binnen de context
van het dagelijkse leven en het maatschappelijke verkeer.
|
[1] Zie het
commentaar van Rasji op Misjna Avot 1,17.
[3] Impliciete verwijzing naar de midrasj bij het scheppingsverhaal volgens welke de maan bij de schepping dezelfde glorieuze rol opeiste als de zon. Als straf voor zijn gepikeerde reactie, maakte de Schepper de maan juist kleiner en gaf hem alleen heerschappij over de nacht.
[5] Vgl. ook het commentaar van Rasji op Misjna Avot 1, 17. |
|
|
|
[6] Doorgaans echter vertaald als: Ik ben verstandiger dan al mijn leraren.
[7] Zie het commentaar van Elijahoe ben Avraham van Delyatin
[8] De twee stenen tafelen werden van zeer kostbaar edelgesteente gemaakt. [9] Babylonische Talmoed, Nedariem 38a.
[10] Zie Babylonische Talmoed ibid. ed. Soncino, p. 119, noot 4. [13] Zie Babylonische Talmoed, Makkot 10a en Taaniet 7b.
|
Ware wijsheid, rijkdom, moed en
eer Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan
38a (vgl. Misjna
Avot 4,1) Ben Zoma zegt: Wie is wijs? Hij die
van ieder mens leert, want er is gezegd: Door al mijn leermeesters ben ik
verstandig geworden (Ps. 119:99).[6]Wie is het meest onderworpen onder de
onderworpenen? Iemand die bescheiden is als Mosjè, onze leraar, want er is gezegd: En
de man Mosjè was zeer bescheiden (Num. 12:32). Uitleg: De woorden van Ben Zoma staan hier
anders geformuleerd dan in Misjna Avot 4,1. We herkennen in Avot de-Rabbi Nathan de
invloed van een latere Talmoedische overlevering, die stelt dat de Sjechina Gods
aanwezigheid en inwoning op aarde uitsluitend rust op wie heldhaftig (sterk), wijs,
rijk en bescheiden is.[7]Wie de gave van profetie deelachtig wil worden, moet dus over
deze vier eigenschappen beschikken. Het grote voorbeeld op dit punt is Mosjè, de grootste
profeet aller tijden: »Rabbi Jochanan sprak: De Heilige,
Hij zij gezegend, laat Zijn goddelijke aanwezigheid slechts rusten op wie sterk
(heldhaftig), rijk, wijs en bescheiden is. Al deze eigenschappen zijn afgeleid van Mosjè.
Sterk zoals er geschreven staat: En Hij spreidde de tent uit over
de tabernakel (Ex. 40:19). (....) (alternatieve mening:) het is afgeleid van het
schriftvers: Toen pakte ik de twee tafelen, wierp ze uit mijn handen en brak ze (voor
jullie ogen in stukken) (Deut. 9:17). (...) Rijk (zoals er geschreven
staat): Houw voor jezelf (Deut. 10:1) (dit betekent:) de
afgehakte schilfers zijn voor jou.[8] Wijs want Rav en Sjmoeél
zeiden beiden: Vijftig poorten van inzicht werden geschapen in de wereld, en alle
behalve één werden aan Mosjè geschonken, want er is gezegd: Toch hebt U hem
(uitgelegd als Mosjè) een weinig kleiner gemaakt dan God (Ps. 8:6).
Bescheiden want er is gezegd: Maar de man Mosjè was zeer bescheiden
(meer dan alle mensen die op aarde waren) (Num. 12:3).«[9] Aan de door Ben Zoma genoemde
deugden verleent Rabbi Rabbi Jochanan in de hier aangehaalde Talmoedpassage een wat meer
gangbare en meer prozaïsche invulling. Mosjè zou volgens Rabbi Jochanan in puur
materiële zin buitengewoon vermogend zijn geweest. Het is op het eerste gezicht
merkwaardig om wijsheid en de gave van profetie te liëren aan materieel fortuin. Een
mogelijke rechtvaardiging hiertoe kan zijn, dat een profeet zo hij kritisch wil
blijven tegenover machthebbers onafhankelijk kritiek moet kunnen uiten. Hij moet
daarom over eigen bestaansmiddelen kunnen beschikken.[10] De voorwaarde van sterkte (heldendom)
legt Rabbi Jochanan eveneens in letterlijke zin uit. Namelijk als het bezit van grote
lichamelijke kracht. Maar ook wijsheid en bescheidenheid krijgen in de uitspraak van Rabbi
Jochanan een iets minder moraliserende connotatie dan in de woorden van Ben Zoma het geval
is! Rabbi Jochanan spreekt over door
God geschonken kwaliteiten. In de meer verfijnder opvatting van Ben Zoma gaat het om
voorwaardelijke deugden. Hij doelt op een actieve, aan de praktijk getoetste,
levensinstelling, en niet op van hogerhand toebedeelde eigenschappen of situaties. Ben
Zoma benadrukt dat men deze vier kwaliteiten eerst door eigen inspanning tot persoonlijke
deugden moeten verheffen. De aanspraak op deze kwaliteiten moeten we dus eerst zelf
verdienen. Ze zijn niet geschonken, hoogstens is de potentie ertoe ons door de Hemel
gegeven. Wijs ben je pas, als je eerst van iedereen leert. Sterk ben je pas als je
het verstand eerst meester maakt over verkeerd gerichte lichamelijke impulsen en
fantasieën. Geëerd ben je niet omdat anderen jou om welke reden dan ook eer bewijzen,
maar omdat jijzelf eerst aan anderen eer hebt doen toekomen en je jezelf daarmee geliefd
hebt gemaakt.[11 De meer
moraliserende opvatting van genoemde kwaliteiten en deugden neemt daarmee in de uitspraak
van Ben Zoma een verrassende wending. Zeker in vergelijking met gebruikelijke opvattingen
erover.[12] Zo zegt de Eeuwige: Laat
een wijze zich niet beroemen op zijn wijsheid, laat de held zich niet beroemen op zijn
sterkte, laat een rijke zich niet beroemen op zijn rijkdom. Maar laat wie zich (op iets)
beroemt, zich daarop beroemen dat hij begrijpt en Mij kent, dat ik de Eeuwige ben Die
liefderijke trouw, recht en gerechtigheid bewijs in het land, want in deze dingen schep ik
behagen (Jer. 9:22-23). Deze vermaning van Jeremia heeft
naar alle waarschijnlijkheid in de uitspraak van Ben Zoma doorgewerkt. Wijsheid »Zijn bescheidenheid veroorzaakte dat, want er is gezegd: En de man Mosjè was zeer bescheiden (Num. 12:3). De Schrift leert dat op een ieder die bescheiden is uiteindelijk de geest Gods zal rusten, bij de mens op aarde, er is immers gezegd:Want zo spreekt de Hoge en Verhevene, Die in eeuwigheid woont en Wiens naam heilig is: Ik woon in de hoge hemel en in het heilige, en bij de verbrijzelde en nederige van geest (Jes. 57:15).«[14] |
[11] Vgl. het commentaar van H. Reisman, Ijjoeniem
de-Pirké Avot, Tel Aviv. 2001, op Misjna Avot 4,1 [12] Vgl. in dit verband Babylonische Talmoed, Sjabbat 28b. [14] Zie Mechilta de Rabbi
Jisjma'él, ed. M. Friedmann, Jitro
ba-Chodèsj par. 9 (72a). |
[15] Vgl. in dit verband het commentaar van Meiri op Misjna Avot 4,1. [18] Babylonische Talmoed, Berachot 58a. |
Rijkdom Moed en kracht Eer »Ben Zoma zag eens een menigte op
een van de trappen van de Tempelberg. Hij sprak: Gezegend is Hij, Die wijs is in
geheimenissen. En gezegend is Hij Die al deze mensen heeft geschapen om mij van dienst te
zijn. Hoeveel inspanning heeft de eerste mens niet moeten leveren voordat hij een stuk
brood vond om te eten! Hij ploegde, zaaide, maaide, bond schoven bijeen, dorste, wande,
selecteerde, maalde, zeefde, kneedde en bakte. En toen pas at hij. En ik sta s
morgens op en vind al deze dingen voor mij bereid! En hoeveel inspanning heeft de eerste
mens niet moeten leveren voordat hij een kledingstuk vond om zich mee te kleden! Hij moest
scheren, witten (wassen), kammen, spinnen en weven. Pas daarna vond hij een kledingstuk om
aan te trekken. En ik sta s morgens op en vind al deze dingen voor mij.
(aanwezig)!«[18] |
[16] Zie commentaar van Rabbi S.R. Hirsch bij Psalm 1. [17] Vgl. onder meer commentaar van Rasji
en Jisraél ben Gedalja (Tifèrèt Jisraél) op Misjna Avot 4,1. |
|
|
[ |
[19] O.a. vereenzelvigd met Rabbi Elazar ben Arach; zie uitleg beneden. |
Alleen studeren of samen
lernen Vervolg Avot de-Rabbi Nathan 38a (Misjna Avot 4,14) Rabbi Nehorai[19] zegt: Ga in ballingschap naar een
plaats van Tora en zeg niet dat zij achter jou aan zal komen want jouw
studiegenoten zullen jou haar in de hand doen vasthouden; en leun niet op je
eigen inzicht (vgl. Spr. 3:5). Rabbi Nehorai betekent
letterlijkverlichte, afgeleid van het Aramees woord voor licht: nahor.
Met dit pseudoniem zou deze rabbi aangeduid zijn, omdat hij de ogen van andere
Tora-geleerden verlichtte door zijn fenomenale kennis van halacha[20] Sommige verklaarders denken dat met
dit pseudoniem Rabbi Meir bedoeld is, wiens naam ook letterlijk
verlichter betekent. In de uitspraak van Rabbi Nehorai
of is het Rabbi Elazar ben Arach? staat echter in het bijzonder het
samen leren met studiegenoten centraal! Rabbi Elazar kon in de plaats Emmaüs
weliswaar studeren, maar daar kon hij niet langer samen met vrienden lernen!
Zijn voormalige studiegenoten waren immers niet met hem meegegaan en bleven in Jabne,
hoewel hij op hen wachtte. Omdat zij niet kwamen, wilde Rabbi Elazar terug naar hen
toe. Zij hadden hem nodig als leraar, en hij ontbeerde hen als
leerlingen en studievrienden. Zij vrouw stond hem echter niet toe om terug te keren. Op
zijn argument zij hebben mij nodig, repliceerde zij met deze retorische
vergelijking: In geval van een pot (voedsel) en muizen, wie gaat dan naar wie toe?
Gaan de muizen naar de pot, of gaat de pot naar de muizen?[22] Studeren is zeker niet gelijk aan
lernen. Succesvol Tora leren kun je het best gezamenlijk doen, in een
leerhuis, in vertrouwelijke verbondenheid met studiegenoten. Van de eens zo schrandere
leerling van Rabbi Jochanan ben Zakkai bleef in de badplaats met zijn luxueuze
warmwaterbaden en zoete wijnen dan ook weinig over. Toen Rabbi Elazar een tijd later
teruggekeerd was en opgeroepen werd om uit de Tora lajenen, las hij in plaats van de
Tora-tekst Deze maand zij voor jullie (Ex. 2:12) de onbegrijpelijke
woorden: Hun hart zweeg. Dat kwam omdat hij uit onwetendheid enkele letters
met elkaar verwisselde. Zo gaf hij aan de heilige woorden een totaal andere betekenis.
Zijn vroegere vrienden met wie hij voorheen samen had gestudeerd, hieven toen verschrikt
een gebed voor hem aan. En gelukkig keerde de kennis van Rabbi Elazar ben Arach
daarop terug. »Zeg niet dat zij (de Tora) achter jou
al aankomen doordat je een leermeester inhuurt om op jouw eigen plek te komen lesgeven,
want waar het op aankomt (bij studie) is niet een leermeester maar (de aanwezigheid van)
studiegenoten. En dat is wat bedoeld is met: want jouw kameraden zullen haar vast
in de hand doen houden. En wanneer je daar in ballingschap verkeert en veel Tora
leert, moet je niet bij jezelf zeggen: Ik heb geen studiegenoten meer nodig, want je
hebt altijd studiekameraden nodig. Dat is wat bedoeld is met en leun niet op je
eigen inzicht.«[24] Uitsluitend op eigen inzicht leunen
is sowieso dwaas. Daarmee vaag je eerder opgedane kennis weg: en leun niet op
je eigen inzicht (vgl. Spr. 3:5). Er is kennis, zoals die over
ethische kwesties, die nooit louter door logisch redenen kan worden verkregen. Hier moet
onder meer kennis van de mondelinge traditie uitkomst bieden.[25] Alleen al kennis van de vorm en
betekenis van de letters van het Hebreeuwse alfabet, zo ondervond Rabbi Eiazar ben
Arach, is afhankelijk van mondelinge overlevering! Nog een alternatieve kijk op de
woorden van Rabbi Nehorai ( of Rabbi Elazar ben Arach) is mogelijk. Rasji en Rabbi
Jona verklaren en vertalen met een kleine variatie: (en zeg niet) dat jouw
kameraden haar vast in de hand doen houden. Ook al ben je naar een andere woonplek
gegaan om daar met vrienden en een leermeester te studeren, je moet niet denken dat dat
voldoende zal zijn. Vertrouw er dus niet op dat de aanwezigheid van studievrienden de
toename van jouw kennis als vanzelfsprekend zal garanderen. Vertrouw al helemaal niet
uitsluitend op je eigen oordeel. Uiteindelijk kan alleen de Eeuwige jou toekomstbestendige
wijsheid schenken!. |
[20] Zie Babylonische Talmoed, Eroevien 13b en Sjabbat 147b. [21] Zie Babylonische Talmoed, Eroevien 13b en Sjabbat 147b. [22] Zo in Midrasj Kohèlèt Rabba op Pred.7,7, § 2. [23] Zo in Midrasj Kohèlèt Rabba op Pred.7,7, § 2. [24] Midrasj Sjmoeél bij Pirké Avot 1,18. [25] Vgl. in dit verband ook het commentaar van Rabbi Naftali Herz (Jajin le-Levanon, op Misjna Avot 4,14 p. 315-316. |
|
© 2012, dr. Marcus van
Loopik, Hilversum Naar volgende pagina ((Avot
de-Rabbi Nathan 38b:) Naar vorige pagina (Avot
de-Rabbi Nathan p. 37): Gaarne reacties en
feedback: m.loopik50@upcmail.nl |
|