
|
Naar hoofdpagina: 
Avot de-Rabbi Nathan 37
(Spreuken der) Vaderen van Rabbi Nathan
(Midrasj, tekst en
commentaar)
Dr.
Marcus van Loopik
Medewerker Stichting Pardes te Amsterdam, © 2012
Niets van deze website mag op enigerlei wijze worden vermenigvuldigd of
openbaar worden gemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van
bovengenoemde auteur
Midrasj en uitleg
'Lotgenoten' van de Sjoelamitische
(vervolg)
|

|

|
Avot
de-Rabbi Nathan 37a:
Een
andere uitleg: 'De zonen van mijn moeder ontstaken in woede tegen
mij' -dat zijn de Israëlieten die het (gouden) kalf maakten. Want
aanvankelijk spraken zij (bij de berg Sinai) 'Wij zullen doen en wij
zullen luisteren' (Ex.q24:8), maar zij kwamen daarop terug en
spraken: 'Dit is onze God' (letterlijk: 'dit zijn onze goden') (Ex. 32:4).
|

.
|
|
Uitleg:
Deze overlevering moet in gedachten worden aangevuld. Mosjè werd door de
Israëlieten, zijn eigen volksgenoten, 'verraden' nadat hij veertig dagen en
nachten op de berg Sinai had verbleven. Zij aanbaden tijdens zijn afwezigheid
het gouden kalf. Dit in weerwil van een eerder gelofte van gehoorzaamheid aan
Gods wetten. Zelfs voor dat zij de inhoud ervan volledig kenden, waren zij
tot gehoorzaamheid bereid! En evenals dit de Sjoelamitische overkwam, hebben
ook de eigen volksgenoten en 'broeders van Mosjè’ hem- weliswaar indirect
maar toch - tot bedenkelijk gedrag aangezet. Zoals op het moment dat hij in
een vlaag van blinde woede de twee stenen tafelen op de grond in stukken
smeet. Buitendien droeg de misstap rond het gouden kalf er mede toe bij dat
Israël vele jaren in de woestijn moest ronddolen om uiteindelijk weer op het
goede spoor te komen. Een speciale gebeurtenis tijdens die lange tocht (toen
Mosjè zijn geduld verliezend in drift op de rots sloeg) leidde er zelfs toe
dat Israëls trouwe profeet en leider uiteindelijk het land Kanaän niet mocht
betreden. Mosjè slaagde er ook niet in zijn halsstarrige volksgenoten
definitief van Gods straf te vrijwaren, ondanks vurige pleidooien daartoe.
Dit blijkt uit Gods reactie nadat Mosjè met veronachtzaming van elk
eigenbelang om vergeving voor het volk had gesmeekt: 'Maar nu, ga heen en
leid het volk naar de plaats waarvan Ik gesproken heb. Zie, Mijn engel zal
voor je uitgaan. Maar op de dag van Mijn vergelding zal Ik hen hun zonde
vergelden.' (Ex. 32:34). Evenals de Sjoelamitische schoot dus ook Mosjè
te kort. Ook hij kon als het ware zeggen: 'Zie mij er niet op aan dat ik
zwart ben.'[1]
|

[1] Vgl. het commentaar Ben Avraham, in ARN editie Wilna.
|

|
Vervolg Avot de-Rabbi Nathan 37a:
Een andere uitleg: 'De zonen van mijn moeder ontstaken in woede tegen
mij' (Hoogl. 1:6) -
Dat zijn de verspieders die een vals (lasterlijk) rapport uitbrachten over
het land; en die voor Israël veroorzaakten dat hun dode lichamen in de
woestijn neervielen, zoals er gezegd is: 'En in de woestijn zullen jullie dode lichamen
neervallen' (Num.
14:29).
'Zij maakten mij tot bewaakster van de wijngaarden'
(Hoogl. ibid.). De Heilige, Hij zij gezegend sprak: 'Wie anders heeft Mij
ertoe gebracht goed te zijn voor de volkeren van de wereld, als dat niet
Israël is? Want alle tijd dat de volkeren in aangename rust verkeren, worden
de kinderen Israëls onderdrukt, verworpen en heen en weer gedreven.'
Een andere uitleg: 'Zij maakten mij tot bewaakster van
de wijngaarden' - Dat zijn de Israëlieten die in ballingschap
gingen naar Babylon. In hun midden stonden profeten op en spraken tot hen:
'Scheidt hefoffers en tienden af (van de oogst)!' Zij spraken: 'Wij zijn
alleen maar in ballingschap [uit ons land] verdreven, omdat wij geen
hefoffers en tienden hebben afgescheiden. En nu zeggen jullie tegen ons dat
wij hefoffers en tienden moeten afscheiden?' Daarom is gezegd: 'Zij
hebben mij tot bewaakster van de wijngaarden aangesteld (maar
mijn eigen wijngaard heb ik niet bewaakt).'[2]
|
[2] Vgl. Midrasj Sjier ha-Sjiriem Rabba op Hoogl. 1:6 § 4.
|
|
Uitleg;
Mosjè is zo te zeggen evenals de
Sjoelamitische door eigen volk ('de zonen van mijn moeder')
verraden, omdat de Israëlieten naar de valse berichten van de verspieders
luisterden. De woorden 'zij maakten mij tot bewaakster van de wijngaarden'
verwijzen volgens dit gedeelte van uitleg echter niet langer naar Mosjè, maar
nu naar de Heilige, Hij zij gezegend Zelf. Want de Eeuwige werd ertoe
gebracht om de bewaking van Israël tijdelijk te verwaarlozen. Hij zag Zich -
als men dit zo zeggen mag – door verraad gedwongen om het volk Israël aan de
haat en woede van andere volkeren prijs te geven. Zoals de Sjoelamitische
niet in de gelegenheid was geweest om haar eigen wijngaard te bewaken, zo
moest ook de Eeuwige toegeven: 'Maar Mijn eigen wijngaard heb Ik niet
bewaakt'.
Het tweede gedeelte van de midrasj vergelijkt juist het volk Israël
met de Sjoelamitische. De richting van causaliteit is hier in feite
omgedraaid. Omdat de Israëlieten de eigen wijngaard niet bewaakt hebben, zijn
zij als straf gedwongen om de wijngaarden van anderen (van Babylonië te) gaan
bewerken.
Of mogen we de midrasj ook zo lezen? Omdat Israël vreemde offers aan vreemde
goden heeft gebracht, en daarmee zo te zeggen andermans wijngaard heeft
bewaakt in plaats van de eigen, is het nu niet meer in de gelegenheid om die
eigen wijngaard (het heilige land) nog te bewaken. Niet langer zijn ze in
staat offers aan de Eeuwige in hun land en Tempel te brengen, want ze zijn
door eigen schuld naar Babylonië verdreven.
De kernboodschap in al de verschillende midrasj-interpretaties van het citaat
uit Hooglied is deze: wie verraadt pleegt aan de leider van zijn volk, pleegt
daarmee tevens verraad aan de eigen gemeenschap. De gevolgen zijn immers van
dien aard, dat de leider zich een tijd lang niet meer voor de eigen
gemeenschap kan inzetten.
|
|
|
Hoofdstuk
21
Verwaarlozing van Tora-studie
verdrijft een mens uit het leven
|
|
[1] Rabbi Dosa ben Harkinas. Oudere tijdgenoot van Rabbi Jochanan ben
Zakkai.
** Alternatieve versie: Wanneer iemand thuis studeert, moet hij er geen
gewoonte van maken om te praten met zijn vrouw, zijn zonen en dochters etc.
|
Vervolg Avot de-Rabbi Nathan 37a-37b:
Rabbi Dosa ben Harkinas[1] zegt: Slaap in de ochtend, midden op de dag wijn(drinken),
kindergebabbel en het zitten in ontmoetingshuizen van ongeletterd volk
verdrijven de mens uit de wereld.
Slaap in de ochtend, hoe is dat? Dit leert dat een mens er geen
gewoonte van moet maken (zo lang) te slapen dat de tijd van het Sjema-gebed
voor hem gepasseerd is. Want gedurende alle tijd dat iemand slaapt tot aan
het moment dat de tijd om het Sjema-gebed te zeggen voorbij is,
veronachtzaamt hij daardoor (de studie van) Tora. Er is immers is gezegd: 'De
luiaard zegt: Er is (vast) een
leeuw op de weg, ja, er is een leeuw op de pleinen. Zoals een deur draait om
zijn scharnier, zo is (draait) de luiaard (zich nog eens om) in zijn bed'
(Spr. 26:13).
Midden op de dag wijn (drinken) - hoe is dat? Dit
leert dat iemand er geen gewoonte van moet maken om midden op de dag wijn te
drinken. Want telkens wanneer iemand midden op de dag wijn drinkt, verzaakt
hij als gevolg daarvan (studie van) de gehele Tora. Er is immers gezegd: 'Wee jij, o land, wanneer jouw koning een jongen
(knecht) is en jouw vorsten in de ochtend de maaltijd nuttigen' (Pred. 10:16). En (vervolgens) is gezegd: 'Gelukkig ben jij, o land, wanneer jouw koning een
zoon van edelen (vrijen) is en jouw prinsen de maaltijd op de juiste tijd
nuttigen, tot versterking en niet om zich te bedrinken' (ib. vs. 17).
En wat is die juiste tijd? Zeg: (dat is) de komende tijd, zoals de
Schrift zegt: 'Ik, de Eeuwige, zal het* op zijn tijd snel
volvoeren' (Jes. 60:22). En de Schrift zegt: '(Na
een tijd) gelijk deze tijd zal over Jakob en over Israël gezegd worden: O,
wat heeft God gedaan!' (Num. 23:23). Zo heeft de Heilige, Hij
zij gezegend, tot Bileam gesproken: '(Na een tijd) gelijk deze
tijd' maar niet 'in deze tijd' (d.w.z. nu) - [niet] in de tijd
dat jij leeft maar in de tijd wanneer Ik in de toekomst verlossing zal
brengen voor Israël.
Kindergebabbel - hoe is dat? Dit leert dat iemand er
geen gewoonte van moet maken om thuis te zitten en te studeren.** Want alle
tijd dat iemand thuis zit en studeert en praat met zijn kinderen en zijn
huisgenoten heeft dit tot gevolg dat hij Tora-studie verwaarloost, er is
immers gezegd: 'Deze
Tora zal niet uit jouw mond wijken, maar je zult er dag en nacht over
reflecteren' (Joz.
1:8).
Het zitten in ontmoetingshuizen van ongeletterd volk
- hoe is dat? Dit leert dat iemand er geen gewoonte van moet maken te
verkeren (zitten) met lieden die op de straathoeken bij de markt zitten.***
Want alle tijd die iemand zit bij lieden die op de straathoeken van de
markt zitten, wordt ertoe gebracht Tora-studie te verwaarlozen. Er is immers
gezegd: 'Voorspoedig is
de man die niet wandelt in de raad van de wettelozen, en die niet staat op de
weg van de zondaren (...) maar die behagen schept in de Tora van de Eeuwige' (Ps. 1:1).
|

* Dat wil zeggen: in de messiaanse tijd.
*** Zie echter editie Wilna: Dit leert dat iemand niet moet verkeren met
lieden etc.
|
[2] Vgl. Babylonische
Talmoed, Jebamot 16a.
[5] Zie Magen Avot (van
Rabbi Sjimsjon ben Tzèmach Duran) a.l. en Tif'èrèt Jisra'él (Rabbi Jisra'él
ben Gedalja Lipschütz), op Misjna Avot. a.l.
[6] Zie het commentaar Ben Avraham
van Rabbi Eliahoe ben Avraham van Delyatin in (in ARN ed. Wilna 1933).
|
Uitleg:
Deze les van Rabbi Dosa ben Harkinas sluit aan bij de in Misna Avot 3,9-10
overgeleverde lessen van Rabbi Chanina ben Dosa. Rabbi Chanina
benadrukte dat de mens om wijsheid te verwerven het doen van Gods geboden (jir'
at ha-Sjém - vreze Gods) als doel op de eerste plaats moet stellen.
Wijsheid verwerft men immers niet alleen door studie, maar juist ook door
correct handelen in overeenstemming met Gods voorschriften, door praktische
godvrezendheid. Wie er slechte gewoontes op na houdt - zoals lang doorslapen
in de ochtend, overdag wijn drinken en over onnutte dingen kletsen - houdt
onvoldoende tijd over voor studie en verdieping. Uiteindelijk zullen
gemakzucht en luiheid hem uit het aardse leven verdrijven. Zo hij al niet een
vroege dood sterft, zal hij geen zinvolle bijdrage kunnen leveren aan het
aardse bestaan en het leven als nutteloos gaan ervaren. Deze les in
levenskunst getuigt van de levenservaring van een man, die als Rabbi Dosa ben
Harkinas als hoogbejaarde grijsaard kon terugkijken op een zeer lang, zinvol
en voorspoedig bestaan.[2]
De uitspraak van Rabbi Dosa ben Harkinas levert in zekere zin een
aanvullende correctie bij een andere les van Rabbi Chanina ben Dosa (in Pirké
Avot): 'Wanneer iemands medemensen behagen in hem (d.w.z. in zijn handelwijze)
scheppen, dan schept de Alaanwezige (daarentegen) geen behagen in hem.' De
vier slechte gewoontes die Rabbi Dosa ben Harkinas hier noemt, kunnen op het
eerste gezicht een zekere genoegdoening wekken bij anderen, zoals samen wijn
drinken, samen babbelen over ditjes en datjes, omgang met het 'gewone volk'.
Maar dit alles is schijn, want dergelijk gedrag ontneemt iemand de tijd en
gelegenheid om intensief Tora te studeren en om die levenswijsheid te
verwerven die aan een gezond en als zinvol beleefd bestaan bijdraagt.[3]
Slaap in de ochtend
In de ochtend is men verplicht het
Sjema-gebed te reciteren (gevolgd door het Achttiengebed). Bij voorkeur wordt
het Sjema gebeden op het moment dat het eerste daglicht zichtbaar wordt; en
in ieder geval niet later dan dat 1/4 deel van de dag is verstreken. In de
zomer is dit vrij vroeg.
Het Sjema-gebed bestaat uit drie passages uit de Tora, omringd met enkele,
relatief uitgebreide, zegenspreuken. Daarom geldt het reciteren van het Sjema
op zich al als Tora-studie. Sterker nog, wie het Sjema op de juiste tijd
reciteert, geldt als eervoller dan iemand die Tora studeert.[4]
Wanneer je laat in de ochtend het Sjema-gebed reciteert en daarna gaat eten,
is een groot deel van de ochtend al verstreken. Zo blijft te weinig tijd over
voor intensieve Tora-studie, zeker wanneer men de rest van de dag ook aan
nutteloze zaken besteedt! Lang in de ochtend doorslapen is buitendien
ongezond. Volgens sommige commentaren op Avot werkt lang doorslapen sufheid
en luiheid in de hand.[5]
Niet midden op de dag wijn drinken
Wie midden op de dag wijn drinkt,
vooral wanneer het warm weer is, wordt suf en slaperig. En mogelijk leidt dit
gedrag zelfs tot dronkenschap, juist op een moment dat de geest het meest
helder zou moeten zijn en het lijf fit om Tora te studeren en vervolgens naar
haar voorschriften te handelen. Het gaat hier vooral om wijn drinken buiten
de maaltijd om, als vorm van vertier op zich.[6]
De midrasj zoomt verder in op het aangehaalde uit Prediker (10:16-17). De
onderliggende verbinding met het voorafgaande hangt samen met het rabbijnse
principe van 'midda ke-nègèd midda' - 'maat tegenover maat'.
Wie de dagelijkse dingen op de juiste tijd volvoert, zijn gebeden zegt en
Tora studeert, zal de Allerhoogste aandeel geven aan de messiaanse toekomst
die Hij als tegenprestatie dan eveneens 'op zijn tijd' voor hem zal
volvoeren. Pred. 10:17 is in de midrasj ook zo verstaan: ';...en jouw
prinsen de maaltijd op de juiste tijd nuttigen, in hun kracht en niet in
zwakheid' - op het moment dat zij nog krachtig en jong zijn, en niet
verouderd en zwak.'[7] Ook dit aspect
sluit aan bij wat Rabbi ben Harkinas hier zeggen wil: verspil geen tijd, maar
dien God en studeer tijdig en op het daartoe geschikte moment.
|
[3] Zie hier vooral het commentaar van Don Jitzchak Abravanel op Misjna Avot
3,14.
[4] Zie Babylonische Talmoed, Berachot 10b.
[7] Vgl. Midrasj Kohèlèt Rabba a.l. § 7.
|
|
Kindergebabbel
Het slot van de uitleg bij
de woorden van Rabbi Dosa ben Harkinas spreekt voor zich. Het allerbeste nog
is om niet thuis Tora te studeren, maar in het leerhuis.
Het verkeren met 'am ha-arètz'
Am ha-arètz (het volk der aarde) bestaat niet in letterlijke zin uit
analfabeten, maar uit lieden die zich liever met wereldse en zakelijke
belangen bezighouden dan met zingeving en Tora. Daardoor bezitten zij slechts
zeer rudimentaire kennis van de traditie.
Wel en niet opzettelijk
De editie Wilna maakt een onderscheid tussen de eerste drie afkeurenswaardige
bezigheden (slapen, wijn drinken en kwebbelen met huisgenoten) en de laatste
bezigheid: het verkeren in ontmoetingshuizen (op ontmoetingsplekken) van
ongeletterd volk. In deze editie wordt i.v.m. deze laatste bezigheid anders
geformuleerd (dan in editie Slechter): 'En het zitten in
ontmoetingshuizen van ongeletterd volk, hoe is dat? Dit leert dat iemand niet
moet zitten met lieden die op de straathoeken van de markt zitten etc.'
Hier ontbreken de Hebreeuwse woorden (lo jekawwén) voor 'hij
moet er geen gewoonte van maken' ('hij moet er niet op gericht zijn'). Voor
de eerste drie zaken is een uitzondering mogelijk, omdat het iemand misschien
ongewild overkomt zo te handelen en er niet altijd sprake is van boze opzet
en vrije keuze! Dan gaat men vrijuit. Bij het zich ophouden op de hoeken
van de straten met 'ongeletterd volk' is evenwel altijd sprake van een
vrije keuze![8]
Optelsom van nutteloosheid
De vier genoemde nutteloze bezigheden die tot luiheid en tijdverspilling leiden,
hebben een cumulatief effect. Tezamen verhinderen ze iedere vorm van
geestelijke verdieping, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Het
commentaar van de Maharal op Misjna Avot beziet dit cumulatieve
effect vanuit een mystieke visie op de menselijke persoon. Lang slapen
is een verspilling van de fysieke potenties in een mens. Door voor vertier
wijn te drinken, misbruikt men de menselijke zinnen en emoties. Gebabbel met
huisgenoten betekent verspilling van een derde niveau, de verstandelijke vermogens.
Het bijwonen van louter bijeenkomsten van personen die niet in Tora
geïnteresseerd zijn, betekent tenslotte ook veronachtzaming van de
lotsverbondenheid met een gemeenschap die het leven heiligen wil. Dit
betekent verspilling van de spirituele en het eigen 'ik' overstijgende
potenties in de mens.[9]
|
[8] Zie het commentaar Ben Avraham in ARN editie Wilna.
[9] Zie Maharal, Séfèr Dèrèch Chajjiem a.l.
|
|
Vervolg Avot de-Rabbi Nathan 27b:
Rabbi Meïr zegt: Wat wil de Schrift zeggen met: '... en die niet zit op de zetel van spotters' (Ps. 1:1.)? Dat zijn de theaters en de circussen
van de (heidense) volkeren, want daarin veroordeelt men levende zielen ter
dood. Er is immers gezegd: 'Ik haat de gemeenschap van kwaaddoeners, en bij
goddelozen (wetteloze lieden) zit ik niet' (Ps. 26:5). En kwaaddoeners zijn geen anderen dan
goddelozen, er is immers gezegd: 'En de kwaaddoeners zullen worden afgesneden
(uitgeroeid) ... Nog even, en de goddeloze zal niet meer zijn' (Ps. 37:9-10).
En wat zal hun straf zijn in de toekomstige tijd? Zoals er gezegd is:
'Zie, de dag komt, die brand als een oven en alle arrogante
lieden en doeners van kwaad zullen stro zijn' (Mal. 3:19). En
'arrogante lieden' wil niets anders zeggen dan 'spotters', want er is gezegd:
'Een arrogant snoever, “ spotter” is zijn naam’
(Spr. 21:24).
Het gebeurde dat Rabbi Akiva zijn leerlingen aan het
onderwijzen was en hem in herinnering kwam wat hij in zijn jeugdjaren gedaan
had. Hij sprak: 'Ik dank U, Eeuwige, mijn God, dat U mij mijn deel
heeft gegeven onder hen die in het leerhuis verblijven, en dat u mij niet
mijn deel heeft gegeven onder hen die op de straathoeken van de marktplaats
zitten.'
|
|
|
Uitleg:
De verbinding van deze exegese van Rabbi Meïr met het voorafgaande is
het citaat uit Ps.1:1, waar ook gesproken wordt over létziem -
spotters. De theaters en circussen leveren niet alleen zinloos vermaak, maar
het zijn ook nog eens plaatsen van nutteloos en verwerpelijk geweld. Het begrip
resja' iem heeft in een aantal teksten de betekenis van wettelozen,
van mensen met een antinomistische houding die moedwillig de normen en
voorschriften van de Tora als achterhaald en niet meer 'van deze tijd'
verklaren, in aanpassing aan de zedeloosheid en rechteloosheid van een
heidense omgeving. Dit betekent een verder aanscherping van de uitspraak van
Rabbi Dosa ben Harkinas. Zinloos tijdverdrijf en omgang met kringen waarin
Tora-wijsheid geen rol speelt, leiden tot morele verloedering en slechtheid.
Hierop wijst ook de afsluiting van de uitleg met de woorden van Rabbi Akiva.
Ze sluiten goed aan bij de les van Rabbi Dosa. Tot zijn veertigste levensjaar
bleef Rabbi Akiva verstoken van Tora-kennis en hij stond in zijn jongere
jaren zelfs vijandig gezind tegenover Tora-studie. In de hier geciteerde
uitspraak ziet Rabbi Akiva dankbaar terug op het omslagpunt in zijn leven,
van waaraf hij als volwassene - ondanks zijn voorgeschiedenis - toch Tora
ging studeren. Met hoeveel succes wat dat!
|
|

|
Hoofdstuk 22
Midrasj en uitleg
Leren door te doen
|

|
|
Eind Avot de-Rabbi Nathan 37b:
Rabbi Chanina ben Dosa zegt: Ieder wiens vrees voor
overtreding voorafgaat aan zijn wijsheid, diens wijsheid houdt stand. Maar
iemand wiens wijsheid voorafgaat aan zijn vrees voor overtreding, diens
wijsheid houdt geen stand. Want er is gezegd: 'Het begin van wijsheid is vrees voor de Eeuwige' (Ps. 111:10).
Hij was (verder) gewoon te zeggen: Ieder wiens daden voorafgaan aan
zijn wijsheid, diens wijsheid zal stand houden. Maar ieder wiens wijsheid
voorafgaat aan zijn daden, diens wijsheid zal geen stand houden. Er is immers
gezegd: 'Wij zullen doen en wij zullen luisteren'
(begrijpen)' (Ex. 24:7).
|
|
|
Naar
het begin van de cursus (Avot
de-Rabbi Nathan p. 1): 
|
|
|
Naar
voorige pagina (Avot
de-Rabbi Nathan p. 36): 
Naar volgende pagina (Avot
de-Rabbi Nathan p. 38a): 
|
|
|
Gaarne reacties en
feedback: m.loopik50@upcmail.nl

|
|
|
|
|