|
Naar hoofdpagina: .
Avot de-Rabbi Nathan (26a-26b)
(Spreuken
der) Vaderen van Rabbi Nathan
Midrasj, tekst en
commentaar
Dr.
Marcus van Loopik
Medewerker Stichting Pardes te Amsterdam, © 2012
Niets van deze web-site mag op enigerlei wijze worden vermenigvuldigd of
openbaar worden gemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van
bovengenoemde auteur
Hard werken voor de Vrede
|
|
|
|
|
|
Begin tekst Avot de-Rabbi Nathan p. 26a
'Achtervolg de vrede' -
hoe is dat? Het leert dat een mens vrede moet najagen in Israël
tussen allen, tussen de een en de ander, zoals Aharon vrede najaagde in
Israël tussen allen, tussen de een en de ander; er is immers gezegd: 'Wijk van het kwade en doe het goede, zoek vrede en
achtervolg haar' (Ps.
34:15).
Rabbi Sjim'on ben El'azar zegt[1]: Wanneer een mens op zijn plek
blijft zitten en zwijgt, hoe zou hij dan de vrede in Israël kunnen najagen
tussen allen, tussen de een en de ander? Hij moet echter zijn plek verlaten,
in de wereld rondstruinen en vrede in Israël najagen, zoals er gezegd is: 'Zoek
vrede en achtervolg haar.'
|
[1] Zie de beschrijving van deze Tanna'iet uit tijd van Rabbi: Sjioer 10,
noot 1.
|
|
Uitleg:
De midrasj neemt na een uitwijding over de dood van Mosjè de draad weer op en
keert terug naar het hoofdthema: de uitspraak van Hillel de Oude over vrede:
'Zoek de vrede en achtervolg de vrede.' Evenals verzoening kun je vrede niet
zomaar even 'doen.' Vrede heb je niet in de hand. Dit gebod kan alleen
vervuld worden in empathische interactie met anderen. Daartoe is creativiteit
vereist, en een beweging vanuit jezelf naar de ander toe!
Hier wordt extra beklemtoond dat persoonlijke en actieve inzet voor
het bereiken van vrede vereist is. De vrede komt niet uit zichzelf naar je
toe, maar je moet haar achtervolgen. Vrede moet worden bevochten om haar te
realiseren en te handhaven. Vrede begint met het verzoenen van verstoorde
verhoudingen. Volmaakte vrede is vooralsnog een ideaal dat alleen door de
Allerhoogste in de hemel perfect gerealiseerd is. Het hemelse ideaalbeeld
moeten mensen zoveel mogelijk proberen na te volgen. Daarover gaat het
vervolg van de tekst. Tussen de regels door herkenen we de hoofdblokkades op
de weg naar vrede: jaloezie, egocentrisme, eerzucht en arrogantie. Het zijn
juist deze ondeugden die de aardse samenleving ontwrichten!
|
|
* Vgl. Job 25:2: 'Hij maakt vrede in Zijn hoge verblijfplaatsen'
|
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 26a-26b:
Ook de Heilige, Hij zij gezegend bewerkstelligt
vrede in den hoge.* Wat voor vrede bewerkstelligt de Heilige, Hij zij
gezegend, in den hoge? Dat Hij niet tien (engelen) Gavri'él, tien Micha'él,
tien Oeri'él of tien Rafa'él noemt, zoals de mensen tien (personen) Re'oevén,
tien Sjim'on, tien Levi of tien Jehoeda noemen. Want indien Hij gedaan had
zoals de mensen doen, wanneer hij dan één van hen geroepen had, waren zij
allen [alle tien] gekomen en zou de een op de ander jaloers zijn geworden.
Maar Hij noemde één (engel) Gavri'él en één noemde Hij Micha'él. Wanneer
hij nu één van hen roept, komt deze voor Zijn aangezicht, Hij zendt hem naar
elke plek waarheen Hij maar wil.
En hoe weten we dat zij (de engelen) elkaar
respecteren en eren en dat zij nederiger zijn dan mensen? Immers op het
moment dat zij hun mond openen en liederen zingen,* zegt de één tegen zijn
naaste: 'Begin jij, want jij bent groter dan ik.' En de ander zegt (eveneens)
tot zijn naaste: '(Nee) begin jij, want jij bent groter dan ik.' Niet zoals
de mensen doen, want (bij hen) zegt de één tot de ander: 'Ik ben groter dan
jij.'
Er zijn er die zeggen: Zij (de engelen) vormen verschillende groepen.
De ene groep zegt tegen de andere: 'Begin jij, want jij bent groter dan ik.
Er is immers gezegd: "De één riep tot de ander, en sprak
...'"(Jes. 6:3).**
|
* Letterlijk een lied. Editie ARN van J. Goldin verwijst in dit verband
naar Ez. 3:12 'Gezegend de heerlijkheid van de Eeuwige, vanuit Zijn heilige
oord.' Men kan hier mogelijk ook verwijzen naar het zingen door de Serafiem,
als beschreven in Jesaja (6:2-3).
** Uit Jes. 6:2 kun je opmaken dat meerdere Serafiem zingen. Met name in
wat latere mystieke tradities wordt uitgegaan van een enorme hoeveelheid
(myriaden) engelen die de troon van de Eeuwige omgeven. Vgl. i.v.m. engelen
rond Gods troon I Kon. 22:19.
|
[2] Zie Masèchèt Dèrèch Erètz Zoeta 11 (Pèrèk ha-Sjalom).
[4] Zie Pirké de-Rabbi Eli'èzèr cap. 2. Zie verder Jalkoet Sjim'oni,
Jesaja § 404.
* De tekst in Jesaja bevat dus een exegetisch aanknopingspunt voor de
eervolle woorden die de engelen (of verschillende groepen engelen) volgens de
midrasj tot elkaar spraken.
|
Uitleg:
Vrede in de hemelen - vrede op aarde
God staat bekend om Zijn liefde voor vrede. Vrede is volgens de Wijzen zo
eigen aan God, dat Hij als het ware de vrede zelf is. Daarom luidt Zijn naam
ook 'Vrede': »Rabbi Jehosjoea ben Levi zegt: 'Groot is de vrede, want de naam
van de Heilige, Hij zij gezegend, wordt "Vrede" genoemd. Er
is immers gezegd: "En hij noemde het (altaar) "de Heer is vrede"'
(Richt. 6:24).«[2]
Gavri'él, Micha'él, Oeri'él en Rafa'él zijn volgens de traditie de vier
aartsengelen die de Allerhoogste rondom Zijn Troon van Heerlijkheid heeft
opgesteld. Micha'él ter rechterzijde van de troon, Oeri'él ter linkerzijde,
Gavri'él ervoor en Rafa'él erachter.[3] Volgens
een wat gedetailleerdere overlevering omgaven vier groepen van engelen
de Troon van Heerlijkheid, iedere groep onder leiding van een van deze vier
aartsengelen. Een kamp met
engelen onder leiding van Micha'él rechts ervan, een kamp onder leiding van
Gavri'él links ervan, een kamp onder leiding van Oeri'él ervoor en een kamp
onder leiding van Rafa'él erachter.[4]
Die groepen zingen God op een geordende wijze toe, elke groep wachtend op
zijn beurt en pas zingend nadat op aarde het 'Heilig, heilig, heilig' van de
mensen weerklonken heeft![5] Een extra
bewijs voor de buitengewone bescheidenheid van hemelingen!
Bij de schepping van de wereld was Gavr'iél (volgens deze overlevering) dus
links opgesteld en Micha'él rechts. Beide engelen vertegenwoordigen
respectievelijk Gods 'middat ha-dien' (maat van het recht) en de 'middat
rachamiem' (maat van barmhartigheid). Zoals vuur en water moet de
Schepper de tegengestelde kanten van deze beide hemelse dienaren in vreedzame
balans brengen om Zijn schepping mogelijk en bestendig te maken![6] De schepping is - zo een oude mystieke traditie -
het resultaat van Gods vermogen om harmonie te scheppen tussen aan elkaar
tegengestelde elementen en krachten. Het woord hemelen - 'sjamajiem'
- wijst op zich al op dit vermogen. De hemel bestaat uit water (majiem)
en vuur (ésj) die de Schepper
in harmonie samenbrengt. Water en vuur verwijzen
respectievelijk naar chèsèd (barmhartigheid) en dien
(recht).
Vrede in Zijn hoge
verblijfplaatsen
»De Heilige, Hij zij gezegend, sprak tot Mosjè: 'Mosjè, gaan de
dingen er bij jullie soms aan toe zoals bij mij? Kijk maar de engelen die uit
vlammend vuur bestaan (vgl. Ps. 104:4) en neem in ogenschouw hoeveel
schatkamers van sneeuw en hagel ik bezit.' Er is immers gezegd: 'Ben
jij binnengegaan in de schatkamers van sneeuw, heb jij de schatkamers van
hagel gezien?' (Job 28:22). Evenzo zegt de Schrift: 'Hij die Zijn
hoge verblijfplaatsen bedekt met water' (Ps. 104:3). Toch
blust het water het vuur niet uit, evenmin doet het vuur het water
branden.
En zo is het firmament boven de hoofden van de Levende Wezens (Chajjot) van
water, zoals er gezegd is: 'Dit was de gedaante van de Levende Wezens,
hun aanzien was als brandende vuurkolen die eruit zien als fakkels, heen en
weer gaande tussen de Levende Wezens ... ' (Ez. 1:13). En er staat
eveneens geschreven: 'Boven de hoofden van de Levende Wezens was iets
dat leek op een gewelf, ogend als een ontzagwekkende laag ijs, over hun
hoofden uitgespreid, daaroverheen' (Ez. 1:22). Zij stonden
daar die massa water dragend (...) en terwijl zij allen van vuur waren,
droegen zij het firmament dat geheel en al water was, maar het vuur
deed het water niet branden en het water bluste het vuur niet uit? Hoe kon
dit? 'Hij bewerkstelligt vrede in Zijn hoge verblijfplaatsen' (Job
25:2).«[7]
|
Die mystieke voorstelling is hier in Avot de-Rabbi Nathan niet op
uitgesproken wijze aanwezig, maar door zoveel nadruk te leggen op Gods
streven naar vrede is er al wel een basis voor die gedachte gelegd.
De engelen in hun hemelse en harmonieuze sfeer vormen het voorbeeld voor de
gemeenschap van mensen op aarde. Dagelijks kan de joodse gemeenschap zich aan
dit hemelse voorbeeld spiegelen, zoals in de woorden aan het eind van het
Kaddisj-gebed: 'Hij die vrede bewerkstellig in Zijn hoge
verblijfplaatsen, moge Hij in Zijn barmhartigheid ook vrede bewerkstelligen
over ons en over geheel Israël.'
Ook de versie in noesach b van Avot de-Rabbi Nathan (ed.
S.Schechter begin cap. 26) stelt het vreedzame samenzijn van de engelen
aan mensen tot voorbeeld:
»Een mens is verplicht zijn naaste lief te hebben en
hem eer te betonen. Is dit niet een redenering van licht naar zwaar? Indien
de engelen onder wie de kwade drijfveer niet heerst elkaar eer betonen,
hoeveel te meer is het dan plicht dat mensen - onder wie de kwade drijfveer
heerst - elkaar eer betonen. Hoe weten we dat de (voor Gods troon) dienende
engelen elkaar eer bewijzen. Er is immers gezegd: 'en de een riep tot de ander en sprak' (Jes. 6:3). Waarom voegt de Schrift toe: 'en sprak'? (Dit lijkt overbodig) maar de een sprak tot de ander: 'Jij bent
groter dan ik, begin jij als eerste met de lofzang voor de Eeuwige
etc.'«*
|
[3] Zo Midrasj Bemidbar Rabba, 2,10.
[5] Zie Babylonische Talmoed, Choellien 91b.
[6] Zie op dit punt de uitleg van Rabbi Eliahoe ben Avraham van Delyatin, (ARN
ed..Wilna1933), 30b.
[7] Zie Midrasj Tanchoema Jasjan, Teroema
par. 11.
|
|
Waarom juist Sodom voor altijd
vernietigd werd
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 26b:
'Heb de schepselen lief '- hoe is dat? Het leert dat
een mens de schepselen moet liefhebben en dat hij de schepselen niet moet
haten. Want zo leren wij ten aanzien van de mensen uit de generatie van de
'verdeling' [d.w.z. de Torenbouw van Babel en de spraakverwarring], dat de
Eeuwige hen - vanwege het feit dat de een de ander liefhad - niet uit de
wereld wilde wegvagen. Maar hij verstrooide hen (slechts) naar de vier hoeken
van de aarde. De mensen van Sodom daarentegen - van wie de een de ander
haatte - heeft de Heilige, Hij zij gezegend, weggevaagd uit deze wereld en
uit de komende wereld. Er is immers gezegd: 'En de mensen van Sodom waren slecht en zondigden
zeer tegenover de Eeuwige'
(Gen. 13:13).
('Slecht': dat betekent dat de een de ander
haatte) [zij waren slecht voor elkaar];* 'zondigden':
dat betekent ontucht (seksuele perversie en incest); 'tegenover de Eeuwige':
dat betekent ontwijding van Gods naam; 'zeer': dat betekent dat zij
opzettelijk zondigden (uit rebellie). Zo leer je dat de Eeuwige hen uit deze
wereld en uit de komende wereld wegvaagde vanwege het feit dat de een de
ander haatte.
|
|
[9] Vgl. i.v.m. met het kwalitatieve verschil tussen het morele verval
van de generatie van de zondvloed en die van de torenbouw van Babel:
Midrasj Beresjiet Rabba 38,6.Zie verder i.v.m. de verloedering in de
generatie van de grote vloed Babylonische Talmoed Sanhedrin 108a.
[11] Zie ed. Schechter p. 32b.
|
Uitleg:
De oproep elkaar lief te hebben
volgt als vanzelf uit de oproep om vrede te bewerken. Of is het juist een
voorwaarde? Zonder harmonie en vrede is een gemeenschap tot ondergang gedoemd.
Hoewel het geslacht van de torenbouw van Babel door en door slecht was, bleef
deze generatie niettemin grotendeels gespaard. Dat was omdat deze gemeenschap
in ieder geval een vorm van onderlinge verbondenheid toonde, zij het een wat
al te krachtige en naar megalomaan totalitarisme neigende verbondenheid. Haar
dwang tot assimilatie en culturele gelijkschakeling was vergaand, maar het
was nog niet te laat. Om erger te voorkomen sloeg God die generatie uiteen en
verspreidde haar over de aarde. Deze straf bleek in zekere zin een 'zegen'.
De kern van het kwaad bij de generatie van Babel was dat zij God naar de
kroon staken, maar de inwoners vertoonden geen noemenswaardige vijandschap
tegenover elkaar. God is een Chassied. Een aanval tegen weerloze mensen acht
Hij een zwaardere overtreding dan een overtreding tegenover Hemzelf!
De generatie van de zondvloed maakte zich daarentegen schuldig aan
roof en mateloos geweld (chamas)[8] tegenover medemensen: vreemdelingen, weduwen, wezen, armen en andere
weerloze personen! Ook Sodom was vol van onverschilligheid en zinloze
haat. Daarom zijn beide gemeenschappen voor altijd te gronde gegaan. Door
haat is uiteindelijk zelfs het heilige Jeruzalem verwoest. Ze hebben geen
aandeel aan het leven in de komende wereld.[9]
De inwoners van deze verdorven stad Sodom werden volledig en voor
altijd vernietigd, omdat bij hen onderlinge liefde ontbrak en
zinloze haat vrij spel had. Hun onverholen afkeer van vreemdelingen,
gepaard gaande met de schaamteloze uitbuiting van elkaar, had een
ongeneeslijk stadium bereikt. Er was sprake van een niet meer te delgen
collectieve schuld. Voor dit perfide geslacht was geen bestaansrecht of
toekomst meer weggelegd. In de traditie zijn aan de Sodomieten de ergste
ondeugden toegedicht, zoals incest, seksuele perversie, grenzeloze
vreemdelingenhaat, beroving, diefstal, bloedvergieten, blasfemie, arrogantie
en volkomen wetteloosheid.[10]
Je medemensen moet je uiteraard liefhebben voor zover ze
rechtvaardigen en vrienden zijn. Maar zelfs wanneer ze slecht zijn of je
vijanden, mag je hen niet grenzeloos haten. Je moet ieder mens altijd nog een
zeker respect betonen. Behalve misschien wanneer het om personen gaat die
door hun handelwijze het voortbestaan van de gemeenschap acuut bedreigen. Wie
zelf het leven van anderen volkomen minacht, verspeelt het recht op onze
liefde en respect. Dit leren we uit een tekst verderop in Avot de-Rabbi
Nathan.[11] Bij de Sodomieten ontbrak
respect voor wie dan ook. Je hoefde beslist geen vijand van hen te zijn om
slachtoffer te worden van hun zinloze haat. Met name het gebrek aan cohesie
in de samenleving van deze verdorven samenleving bleek destructief. We geven
hier een voorbeeld uit de bloemrijke middeleeuwse midrasj Séfèr ha-Jasjar.
|
[8] Vgl. Gen. 6: 5, 11-12.
[10] Vgl. in dit verband Babylonische Talmoed Sanhedrin 109a en
Seder Eliahoe Rabba 29 (31) . Zie ook Misjna, Babylonische Talmoed
Sanhedrin 107b; en zie Palestijnse Targoem op Gen. 13:13.
|
|
Het totaal verdorven Sodom en Gomorra
»Alle mannen van Sodom en Gomorra
vervaardigden bedden op de pleinen van de stad, op bevel van hun vier
rechters. Ieder die naar deze steden kwam, hield men tegen; men bracht hem
naar een van die bedden toe en men dwong hem met geweld daarop te gaan
liggen. Zodra hij erop lag, namen drie mannen plaats bij het hoofd(einde)
en drie mannen bij zijn voeten. Ze grepen hem beet en namen hem de maat op
het bed. Indien de persoon korter was dan het bed, trokken die zes mannen hem
uiteen, vanaf de ene en vanaf de andere kant. Als hij het dan uitschreeuwde
(van de pijn), reageerden zij daar niet op. Wanneer die persoon langer was
dan het bed, sneed men hem de benen af, zodat hij de poorten van de dood
naderde. Wanneer hij hen dan toeschreeuwde, antwoorden zij hem: 'Zo zal
gedaan worden met iemand die ons land betreedt.' En alle mensen hielden
ermee op nog langer naar hun steden te komen, zodra zij hoorden van de
dingen die de inwoners van Sodom uitspookten.
Als een arme en behoeftige naar hun land kwam, gaven zij hem goud- of
zilver(stukken), maar ze lieten met luide stem in de stad aanzeggen hem
geen stuk brood te geven om te eten. Indien de arme dan een tijd in de stad
verbleef, stierf hij van de honger, omdat hij niets te eten had. Bij zijn
dood kwamen de mannen van de stad en namen het goud- of zilverstuk dat zij
hem gegeven hadden weer terug. Ieder die het goud- of zilverstuk dat hij
gegeven had herkende, nam dit terug en ging zijns weegs. Ook alle kleren en
alles wat hij aan het lijf droeg trokken zij uit bij zijn dood; ze vochten
allen daarom met elkaar. Wie sterker was dan de ander nam het in bezit.
Daarna namen zij hem (de dode) op en begroeven hem naakt onder een van de
doornstruiken in de wildernis.
(...)
En het gebeurde na een tijd dat Sara Eli'èzèr (de knecht van Avraham) naar
Sodom, naar Lot, toezond om te informeren naar diens welzijn en om hem te
zien. Zo toog Eli'èzèr naar Sodom en trof een man in Sodom aan die in een
gevecht gewikkeld was met een of andere heidense vreemdeling. De Sodomiet
beroofde de arme vreemdeling van diens kleren en ging heen. De arme
vreemdeling beklaagde zich luidkeels tegenover Eli'èzèr. Deze kreeg
medelijden met hem en snelde naar de Sodomiet toe, zeggend: 'Waarom heb je
deze ongelukkige man dit aangedaan toen hij in jullie land kwam?' De
Sodomiet antwoordde Eli'èzèr 'Is hij soms jouw broeder of hebben de
inwoners van Sodom je soms als rechter aangesteld dat je me aanspreekt over
deze man.' Rabbi Eli'èzèr streed met de Sodomitische man en probeerde om de
kleren van de arme vreemdeling (terug) te pakken, maar deze sloeg Eli'èzèr
snel met een steen op het voorhoofd. Er stroomde bloed uit het voorhoofd
van Eli'èzèr. Op het moment dat de man het bloed op het voorhoofd van
Eli'èzèr zag, greep de man hem beet en sprak: 'Geef mij mijn loon voor het
kwade bloed dat ik uit jouw hoofd heb doen vloeien. Want zo is de vaste
regel en wet in ons land.' Eli'èzèr sprak tot hem: 'Je hebt me een
verwonding toegebracht en nu moet ik je ook nog loon uitbetalen!?' Eli'èzèr
wilde niet verder naar de argumenten van de man luisteren. De man greep
Eli'èzèr daarop vast en bracht hem naar de rechter van Sodom, die
aangesteld was om recht te spreken. De man sprak toen tot de rechter:
'Edelachtbare, zo en zo heeft deze man mij gedaan en ik sloeg hem
vervolgens met een steen zodat het bloed uit zijn voorhoofd stroomde. En nu
wil hij mijn loon niet uitbetalen!' Daarop sprak de rechter tot Eli'èzèr:
'Deze man heeft de waarheid gesproken, geef hem zijn loon!' Eli'èzèr hoorde
de woorden van de rechter aan, hief een steen op en sloeg daarmee de
rechter. De steen trof het voorhoofd van de rechter zo hard dat er veel
bloed uit stroomde. Eli'èzèr sprak: 'Zo is het recht in jullie land, dat ik
aan deze man zijn loon geef, geef jij dan dat (wat je nu mij verschuldigd
bent ) aan hem, want zo is immers conform de rechtspraak waarvoor jij je zo
beijvert.«'[12]
|
|
[12] Zie Séfèr ha-Jasjar, parasja Wajera, ed. E.B. Shelita, herdr. Jeruzalem 1987,
p. 55; teruggaande op een overlevering in Babylonische Talmoed, Sanhedrin
109b.
|
|
Ook Avot de-Rabbi Nathan, noesach b schrijft de vernietiging van Sodom toe
aan 'zinloze haat.'
»Zo vinden wij dat God de mensen (mannen) van Sodom slechts wegvaagde
(uitrukte) omdat zij elkaar haatten. Er is immers gezegd: 'En de mensen
van Sodom waren slecht en zondigden zeer tegenover de Eeuwige' (Gen.
13:13). Zij waren slecht voor elkaar. Zij zondigden door pervers
seksueel verkeer (zoals incest). 'Zeer' - door bloedvergieten. Een andere
uitleg (van 'zeer'): door de bijslaap (van mannen) met iemand van het
manlijke geslacht.«[13]
|
[13] Zie ed. S. Schechter, p. 64.
|
|
|
|
|
© 2012, dr. Marcus van Loopik, Hilversum
|
|
|
Naar
vorige pagina (Avot de-Rabbi Nathan p. 25):
|
|
|
Naar
volgende pagina (Avot de-Rabbi Nathan 27):
|
|
|
Naar
het begin van de cursus (Avot
de-Rabbi Nathan p. 1):
|
|
|
Gaarne reacties en
feedback: m.loopik50@upcmail.nl
|
|