|
Naar hoofdpagina: .
Avot de-Rabbi Nathan (10a-10b)
(Spreuken der)Vaderen van Rabbi Nathan
Midrasj, tekst en
commentaar
Dr. Marcus van Loopik
Medewerker Stichting Pardes te Amsterdam, © 2012
Niets van deze website mag op enigerlei wijze worden vermenigvuldigd of
openbaar worden gemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van
bovengenoemde auteur
Zorg voor de
bruid
Begin tekst Avot de-Rabbi
Nathan p. 10a
|
|
[2] Hier is gekozen voor een iets logischer volgorde in de tekst dan in de
editie S. Schechter. Vgl. Tora Sjlema, Genesis § 189.
|
Een ander keer gebeurde het Rabbi Jehoeda bar Ilai, dat hij zat te studeren
met zijn leerlingen toen een bruid(stoet) voorbij kwam. Hij vroeg hen: 'Wat
was dat'? Zij antwoordden: 'Dat was een bruid die passeerde.' Hij sprak tot
hen: 'Mijn zonen', sta op en bekommert jullie om de bruid, want zo
vinden wij dat de Heilige, Hij zij gezegend, zich om de bruid bekommerde, er
is immers gezegd: 'En de Eeuwige God, bouwde de rib' (Gen. 2:22).
Wanneer Hij Zich bekommerde om de bruid, hoeveel te meer moeten wij dat dan
doen!'
Waar vinden wij dat de Heilige, Hij zij
gezegend, Zich bekommerde om de bruid? Er is immers gezegd: 'En de
Eeuwige, God, bouwde de rib' (ibid.) - want zo noemt men in de
kuststreken[1] een
bruid 'binjata' (haarnet, haarbedekking, sluier).* Daaruit maken we
op dat de Heilige, Hij zij gezegend, Chawwa (Eva) toebereidde, haar sierde
als een bruid en haar naar Adam bracht (begeleidde), zoals er gezegd is: 'En
Hij bracht haar naar Adam' (Gen. 2:22).
En de mens sprak: 'Dit keer gebeente van mijn gebeente en vlees van
mijn vlees' (Gen.
2:23). Slecht één keer nam de Heilige, Hij zij gezegend, Chawwa uit Adam,
vanaf dan zal een mens een dochter huwen van zijn naaste. Slecht één keer
trad de Heilige, Hij zij gezegend, op als bruidsjonker voor Adam, sindsdien
werft iemand zelf een bruidsjonker.[2]
Uitleg:
In dit voorbeeld gaat de bemoeienis met de
bruiloft van de bruid verder dan in het voorafgaande. De leerlingen moeten
zich letterlijk 'bezighouden met' de bruid. Ook het voorbeeld van de Heilige
geprezen zij Hij, die als bruidsjonker voor Adam en Eva optrad, wijst in de
richting van een actieve bemoeienis met het goede verloop van de bruiloft.
Het werd dan ook gevoeld als een plicht van de gemeenschap om zorg te dragen
voor het opluisteren van de huwelijksplechtigheid van arme meisjes, die
zonder hulp niet in de benodigdheden en organisatie van de plechtigheid
zouden kunnen voorzien. Opnieuw wordt hier benadrukt dat we ondanks de
prioriteit van kennis het doel van alle studie, een leefbare samenleving en
mededogen met de zwakken, voortdurend voor ogen moeten houden. Zonder
aandacht voor de zwakkenen en inzet voor de medemens, zou al onze studie
zinloos blijven.
|
[1] Andere versies lezen 'in Arabia'. Zie bijv. Tanchoema ed. S. Buber,
Chajjé Sara § 2; aldaar is de uitspraak toegeschreven aan Rabbi Abbahoe, zie
echter Tora Sjlema Genesis § 186 (daar toegeschreven aan Rabbi Jehoeda bar
Ilai), in deze tekst is nog een a priori redenering toegevoegd met betrekking
tot de plicht van de mens om een bruid voor te bereiden. Vgl. verder Tora
Sjlema Genesis § 187; Jalkoet Sjim'oni, Genesis § 20.
* 'Binjanta 'hier vrijelijk geassocieerd met het werkwoord 'bana' -
bouwen.
|
|
Het laatste oordeel
»De poorten van het paradijs stonden open en de
stoet van mensenzielen bereikte het hemelse tribunaal. Eerst kwam een
rabbi: 'Ik ben een kenner van de Tora', sprak hij. 'Dag en nacht heb ik
gepeinsd over het woord van God. Daarom verdien ik een plaats in het
paradijs'. 'Ho ho, een momentje alstublieft', riep de hemelse secretaris.
'We zijn verplicht eerst een onderzoek te doen plaatsvinden. We moeten
namelijk te weten komen wat uw motieven waren om te studeren. Heeft u zich
wel aan de studie gewijd omwille van de studie zelf? Of was het voor de
eer, of misschien vanwege het gewin?'
Vervolgens trad een heilige man naar voren. 'Wat heb ík veel gevast
tijdens mijn voorbije leven! Ik heb alle 613 religieuze plichten nauwgezet
in acht genomen. Ik heb verschillende keren per dag een reinigingsbad
genomen en ik heb ononderbroken de mysteries van de Zohar bestudeerd.' 'Ho
ho, een momentje alstublieft', riep de hemelse secretaris. 'Wij zijn
verplicht eerst een onderzoek in te stellen naar de zuiverheid van uw
motieven.' Toen naderde een herbergier. Hij zei in alle eenvoud: 'Mijn
deuren hebben altijd opengestaan voor de daklozen en ik heb een ieder die
behoeftig en hongerig was gevoed. ''Open de poorten van het paradijs, riep
de hemelse secretaris,'een nader onderzoek is in dit geval niet
nodig."'
|
|
|
** Een diepe kuip in de grond, vlak voor de wijnpers, waar het sap van de
druiven inloopt. Vgl. het commentaar van Rasji bij dit vers.
|
'Jullie zonden
hebben jullie het goede onthouden' (Jer. 5:25)
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 10a-b
'Op de dienst' - Hoe dat zo? Al de tijd dat het tempelheiligdom
bestaat (en functioneert) is de wereld een zegen voor zijn bewoners en dalen
de regens op hun tijd neer, er is immers gezegd: 'Om de Eeuwige, jullie God, lief te hebben en om Hem
te dienen met jullie gehele hart en met jullie gehele ziel, dan zal Ik
de regen van jullie land op zijn tijd geven, de vroege regen en de late
regen, en Ik zal gras geven op jouw veld voor je vee' (Deut. 11:13-15).
Ten tijde dat de dienst van het
tempelheiligdom niet bestaat, is de wereld geen zegen voor haar bewoners en
dalen de regens niet op hun tijd neer, zoals er gezegd is: 'Neemt jullie in acht, opdat jullie hart niet wordt
misleid etc. ... en Hij de hemel afsluit, zodat er geen regen valt' (ibid. vs. 16-17).
En (even)zo zegt de Schrift: 'Neemt het toch vanaf deze dag en verder ter harte, voordat steen op
steen gelegd werd in de Tempel van de Eeuwige, kwam voordien iemand bij een
korenhoop van twintig maten dan waren het er (maar) tien; kwam iemand bij de wijnkuip** om (er) vijftig maten (uit) te
scheppen, dan waren er het maar twintig'
(Hag.
2:15-16[16-17]).*
|
* Vgl. ook Avot de-Rabbi Nathan noesach bét (versie 2), ed. S. Schechter p. 18.
|
|
Uitleg:
De midrasj gaat hier verder met de uitleg
van de woorden, die Sjim'on de Rechtvaardige (volgens Spreuken de Vaderen)
heeft overgeleverd. 'Op drie zuilen staat de wereld: op de Tora, op de
tempeldienst en op liefdadigheid.'
Deze passage zoomt nader in op 'de dienst' die
in de eerste plaats is begrepen als dienst in het tempelheiligdom. Zowel de
offerdienst in de Eerste Tempel (Deut. 11:13-15) als die in de Tweede Tempel
(Hag. 2:15-16) vormden de voorwaarde voor tijdige regens en goede oogsten.
Volgens de profeet Haggai vielen de oogsten voor Israël tegen, omdat de
teruggekeerde ballingen zich alleen bekommerden om het bouwen van hun eigen
huizen. De herbouw van Gods huis bleven ze steeds maar weer uitstellen.
Wat is exact bedoeld met 'tempeldienst', alleen offers of toch in de
eerste plaats dienstbare toewijding aan de Allerhoogste? De tempeldienst
heeft zeker in het oude Israël - evenals in de heidense culturen rondom - een
vegetatieve functie vervuld. Uiteraard dreigde daarbij voortdurend het gevaar
dat ook de Israëlieten hun offers gingen inzetten als magische middelen. Zo
wilden zij tijdige regens en profijtelijke oogsten afdwingen. Dat deden ook
de hen omringende heidense volkeren. Tegen deze afgodische voorstelling
hebben de profeten fel verzet aangetekend, zoals bijvoorbeeld de profeet
Hosjea in zijn tirade tegen de Ba'al-cultus. Alleen met tussenkomst van de
Schepper zal de aarde haar rijkdommen aan de mens gedurig prijsgeven. De
offerdienst op zich is volstrekt onvoldoende: 'Op die dag zal het
gebeuren, spreekt de Eeuwige, dat Ik zal verhoren. Ik zal de hemel verhoren
en die zal de aarde verhoren. Dan zal de aarde het koren, de nieuwe wijn en
de olie verhoren, en die zullen Israël verhoren' (Hos. 2:20-21)[1];
'Want liefde wil Ik, geen
offers, kennis van God is meer waard dan brandoffers' (Hos. 6:6).
Geen enkel ritueel kan een goede oogst
automatisch garanderen. Alleen een maatschappelijk moreel handelend Israël
kan de Schepper ertoe brengen om de regens op tijd te laten neerdalen. Iets
van de morele conditionaliteit bij de beoordeling van de offerdienst blijkt
uit het eerste citaat hier in Avot de-Rabbi Nathan: 'Om de Eeuwige,
jullie God, lief te hebben en om Hem te dienen'. Liefhebben heeft
prioriteit boven het kale dienen, beide gaan vooraf aan de belofte van
regens. Het liefhebben van God blijft in de prediking van de profeten
onlosmakelijk verbonden met liefde voor de naaste, compassie met de
economisch zwakke, de vreemdeling en de wees.
|
[1] Zie het gehele hoofdstuk Hos. 2.
|
* Rasji verwijst in zijn commentaar naar Babylonische Talmoed Pesachiem
112b; God deed het weloverwogen gedurende deze twee nachten regenen. De nacht
van Sjabbat en van woensdag gaan mensen immers sowieso niet 's nachts op weg.
Dit is uit angst voor de demon Igrat, de dochter van Mahalat (koningin der
demonen) die met de haar companen dan buiten rondwaart. Gedurende die twee
nachten ondervinden de mensen dus geen hinder van de regen, omdat ze binnen
blijven.
[3] Babylonische Talmoed, Ta'aniet 23a.
|
'Op zijn tijd'
We citeren nu een verwante overlevering uit de Babylonische Talmoed,
waar het verband tussen een morele levenshouding en tempeldienst enerzijds,
en een tijdige en voldoende regenval anderzijds explicieter naar voren komt
dan hier in Avot de-Rabbi Nathan:
»Onze rabbijnen leren: ('Indien jullie wandelen in
Mijn verordeningen en jullie mijn geboden bewaren en ze zullen doen,) dan
zal Ik jullie regens geven op hun tijd en
dan zal de aarde haar opbrengst geven' (Lev. 26:3-4) - dat wil zeggen
dat de bodem niet te soppig en niet te droog zal zijn maar iets afgewogens
daar tussenin. Want als de regens overdadig zijn, dan spoelen ze de aarde
weg, zodat ze haar vruchten niet voortbrengt. Een andere uitleg van 'op
hun tijd' is: in de nacht van woensdagen en de nacht van Sjabbatdagen;*
want zo vinden we dat de regens in de dagen van Sjim'on ben Sjètach vielen
in de nacht van woensdagen en de nacht van Sjabbatdagen, met als gevolg dat
tarwekorrels zo groot werden als nieren en gerstekorrels als
olijfpitten, en linzenzaden als gouden dinars. De Wijzen verzamelden
daarvan monsters voor komende generaties, om hun kenbaar te maken hoeveel
verlies zonde teweeg brengt, want er is gezegd: 'Jullie
ongerechtigheden hebben deze dingen afgewend[2] en jullie zonden hebben aan jullie het goede
onthouden' (Jer.
5:24-25). Zo vinden we in de dagen van (koning) Herodes, toen men bezig was
met de bouw van het tempelheiligdom, dat de regens voor hen vielen
gedurende de nachten; de volgende dag blies de wind en werden de wolken
uiteengedreven, de zon ging schijnen en iedereen stond vroeg op voor zijn
werk, (dat alles was) om te demonstreren dat het werk dat zij verrichtten
omwille van de hemel plaatsvond.[.3]
|
|
[2] N.B.V.: deze orde verstoord.
|
|
Regens in het land Israël
Regen en vruchtbaarheid stonden centraal
binnen de religieuze beleving van het oude Israël. Het was bovenal een
agrarische samenleving. In het profetisch georiënteerde boek Deuteronomium
wordt de speciale afhankelijkheid van regens in het land Israël onderstreept:
'Want het land waar je komt om het in bezit te nemen, is niet als het
land Egypte, waaruit jullie zijn weggetrokken, waar je je zaad zaaide en dat
je met de voet* drenkte als een groentetuin. Maar het land waarnaar jullie
oversteken om het in bezit te nemen, is een land met bergen en kloven, het
drinkt water van de regen die uit de hemel komt. Het is een land waar de
Eeuwige, jouw God, voor zorgt; voortdurend rusten de ogen van de Eeuwige
daarop, vanaf het begin van het jaar tot aan het einde van het jaar. En het
zal zijn wanneer je nauwgezet zult luisteren naar de geboden die Ik jullie
heden beveel, om de Eeuwige, jullie God lief te hebben, Hem met jullie
gehele hart en ziel te dienen, dat Ik dan de regen voor jullie land op
zijn tijd zal geven, herfstbuien en (milde) lenteregen, dan zul je je graan,
je wijnmost en olie inzamelen etc.'
(Deut. 11:10-14).
We lezen de verklaring die de commentator
Rabbenoe Bachja* bij deze passage gaf:
»'... is niet als het land Egypte' - want dat land was
afhankelijk van irrigatie, zoals de Schrift luidt: 'en dat je met de voet
drenkte als een groentetuin.' Maar het land (Israël) is op
dit punt niet afhankelijk van de inspanning van de mens, maar 'het drinkt
water van de regen die uit de hemel komt' - daarom rust op jullie de
taak om de Tora te vervullen; immers wanneer jullie de Tora en de geboden
vervullen, zal de hemel zijn regen schenken en de aarde haar opbrengst geven;
maar zo niet, dan zal de hemel gesloten blijven. Dan zal er geen regen zijn
en zal de aarde haar oogst niet schenken, zoals in de daarop volgende verzen
verteld wordt. En ook al zou het land gedrenkt worden als het land Egypte,
dan nog is het voor de Eeuwige makkelijk om voor hen het water te doen
opdrogen, om de beken te doen verkommeren, zo zij niet de (verplichtingen
van) de Tora vervullen; zoals daarover Ramban schrijft, hij zij ten goede
vermeld, dat deze Tora-passage waarschuwt overeenkomstig de natuurlijke
gang van de wereld; immers gezien het feit dat het (heilige) land bestaat uit
bergen en kloven gaat het sneller (door droogte) ten onder dan andere landen,
zo Hij niet Zijn regens - getuigen van Zijn kracht - zendt. Een zieke heeft
immers meer verdienste en gebed nodig om te genezen** dan een gezonde persoon
opdat hem geen ziekte treft.«
|
* Verwijzing naar de het voortstuwingsmechanisme in Egyptische
irrigatiekanalen. Dit mechanisme om water voort te stuwen werd met de voet
aangedreven.
* Rabbi Bachja ben Asjèr uit Saragossa, dertiende eeuw. Zijn
Tora-commentaar vervaardigde hij in het jaar 1291. Hij was rechter en
leerling van Sjlomo ben Avraham Adret.
** Vg.l Babylonische Talmoed, Sjabbat 32a.
|
* Andere versie (zie ed. S. Schechter: goed
teken).
|
Vervolg tekst Avot de-Rabbi
Nathan, p. 10b
Waarom is niet (door de
profeet) gezegd '(kwam
voordien iemand bij) de wijnkuip dan waren het er maar tien', zoals er ook gezegd is ten aanzien van de tarwe 'kwam voordien iemand bij een korenhoop van twintig
maten dan waren het er [maar]) tien'?[4]
Omdat (een tegenvallende opbrengst
van) de wijnkuip een slecht* teken is, meer dan (een tegenvallende opbrengst
van) tarwe; dat is om je te leren dat altijd wanneer de (opbrengst van) wijn
gebrekkig is, dat dan een slecht voorteken is voor het gehele jaar.
Israël sprak tot de Heilige, Hij zij gezegend: 'Heer der wereld, Waarom doet U
ons dit aan?' De heilige geest antwoordde hun: 'Jullie hebben uitgezien naar
veel, maar zie het blijkt weinig ... vanwege Mijn huis dat er verwoest
bijligt en jullie rennen ieder voor (het bouwen van) zijn eigen huis' (Hag.
1:9). Maar indien jullie bezig gaan met de dienst van de Tempel, dan zal Ik
jullie weer zegenen zoals in het begin, er is immers gezegd: 'Neem het toch ter harte, vanaf de vierentwintigste
dag van de negende maand, vanaf de dag dat de Tempel van de Eeuwige
gegrondvest is, let op! Ligt er nog zaad in de schuur? Tot aan de wijnstok,
de vijgenboom, de granaatappelboom toe, en de olijfboom die (tot nu nog) geen
vrucht hebben gedragen, die zal Ik vanaf deze dag zegenen' (Hag. 2:18-19[19-20]).
Zo leer je, dat geen dienst
geliefder is voor de Heilige, Hij zij gezegend, dan de dienst van het
tempelheiligdom.
|
[4] Voor de duidelijkheid is dit hier iets ruimer geformuleerd en is de
weergave in ed. S. Schechter ('dan waren het er twintig') gecorrigeerd.
|
[7] De tarweoogst is eerder dan de
druivenoogst in het najaar.
|
Uitleg:
De midrasj zoemt hier in op een
merkwaardigheid afwisseling in getallen en hun verhoudingen in het geciteerde
vers uit het profetenboek Chagai. De Jeruzalemse Talmoed werpt nog wat meer
licht op de zaak: »Er staat niet geschreven 'en het waren er maar
vijfentwintig', maar 'en het waren er maar twintig'. De Wijzen
zeggen hoererij en magische kunsten hebben alles teniet gedaan.«[5]
De profeet stelt dat de tarwe maar de helft
opbracht van wat men verwacht had, tien maten in plaats van twintig. Het was
misschien wat logischer geweest wanneer de profeet ten aanzien van de wijn
eveneens gesteld had dat de opbrengst maar de helft was van wat men ervan
verwachtte, namelijk vijfentwintig maten in plaats van vijftig (zie Talmoed
Jeroesjalmi).
Volgens het commentaar van Rasji op dit vers
in Chaggai onderschat degene die in de diepe wijnkuip kijkt allicht de
hoeveelheid wijn in een wijnkuip veel eerder dan de hoeveelheid tarwe in een
tarwehoop, waar hij met zijn neus vlak voorstaat. Omdat de wijnkuip zo diep
is, lijkt ze extra weinig inhoud te bevatten. Dit is een praktische uitleg
van hetzelfde probleem.
Er is echter - conform de verklaring hier in
Avot de-Rabbi Nathan - ook nog een andere benadering mogelijk. De profeet wil
waarschijnlijk attenderen op de relatief grotere teleurstelling bij een
tegenvallende opbrengt van de druivenoogst dan van tarwe. Een gebrekkige
tarwe-oogst kan binnen het jaar immers nog gecompenseerd worden door de oogst
van andere graanproducten, zoals spelt en dergelijke. Een tegenvallende
druivenoogst laat zich echter het gehele jaar voelen in gebrek aan wijn,
symbool voor levensvreugde. Het is dus een slecht voorteken voor het gehele
komende jaar. Daarom schildert de profeet de tegenvallende opbrengst van de
perskuip in nog somberder kleuren af. Heeft God misschien vooral in de
gebrekkige wijnoogst de nalatigheid bij het herbouwen van de Tempel vergolden.[6] Door
de zwaar tegenvallende wijnproductie niet op een lijn te stellen met de
gebrekkige tarwe-oogst verleent de profeet in ieder geval een beklemmende
dynamiek aan de 'Verelendung', die de afwezigheid van de tempeldienst
veroorzaakt. De oogsten worden steeds minder met het verstrijken van de tijd.[7]
De gevolgen van het uitblijven van de
regens laat zich steeds sterker voelen.
Deze korte exegetische notitie onderbreekt enigszins het betoog in de
midrasj, maar blijft aan het thema van onze tekst raken: het dienen
van de Eeuwige als een van de fundamenten van het voortbestaan van de
gemeenschap.
|
[5] Talmoed Jeroesjalmi, Sota 9, h. 15 (24b).
[6] Rabbi weerspreekt echter de uitleg
van een grotere vloek over de druivenoogst dan over de graanoogst..
|
|
|
|
|
© 2012, dr. Marcus van Loopik, Hilversum
|
|
|
Naar vorige pagina
(Avot de-Rabbi Nathan p. 9):
|
|
|
Naar volgende
pagina (Avot de-Rabbi Nathan p. 11-12):
|
|
|
Naar het begin van de
cursus (Avot de-Rabbi
Nathan p. 1):
|
|
|
Gaarne reacties en
feedback: m.loopik50@upcmail.nl
|
|