head>
|
(Spreuken der) Vaderen van Rabbi Nathan (Midrasj, tekst en commentaar) Dr.
Marcus van Loopik |
|
|
|
Midrasj en uitleg |
|
|
* Schepel of sea (1 sea =
6 kab; ca. 150 eieren) ** Dus Avraham zou zelfs vier ossen hebben laten klaarmaken als maaltijd voor de engelen. |
'Zeg weinig en doe veel' - hoe is dat? Dit leert dat
rechtvaardigen weinig spreken en veel doen. Maar goddelozen zeggen veel en
doen zelfs niet een weinig. En hoe weten we dat rechtvaardigen weinig spreken
en veel doen? Zo vinden we immers van Avraham, onze vader, dat hij tot
de engelen sprak: 'Jullie zullen met mij vandaag een stuk brood eten', zoals
er immers gezegd is: 'En ik zal een stuk brood nemen,
versterkt jullie harten' (Gen. 18:5). Maar ziet wat
Avraham ten slotte voor de engelendienaren klaarmaakte. Hij ging en bereidde
voor hen drie ossen en negen schepel* (grote
maten) fijn gezeefd meel. Hoe weten we dat hij voor negen schepel fijn
gezeefd meel bereidde? Er is immers gezegd: 'En Avraham
snelde naar de tent toe, naar Sara, en sprak: haast je, drie schepel bloem
van fijn gezeefd meel'! (Gen. 18:6). 'Drie'
- naar zijn letterlijke betekenis. 'Bloem' -
(ook drie schepel) maakt samen zes (schepel). 'Fijn gezeefd
meel' - (ook drie schepel) maakt (samen) negen (schepel). En
hoe weten we dat hij voor hen drie ossen bereidde? Er is immers gezegd: 'Avraham
snelde naar het rundvee. Hij nam een mooi en mals runderjong'
(Gen. 8:7). 'Het rundvee'
- dat is er één. 'Runderjong'- dat zijn er
twee. 'Mals'- dat zijn er (samen) drie. Er
zijn er die zeggen: 'mooi'- dat zijn er
vier.** 'En hij gaf het aan de jongen die het snel
klaarmaakte.' Hij gaf het aan Jisjma'el, zijn zoon om hem op te voeden in (het
verrichten van) de geboden. [1] |
[1] Babylonische Talmoed Bava Metzia 86b is een kortere vorm van deze uitleg toegeschreven aan Rabbi El'azar. Vgl. ook Midrasj Beresjiet Rabba 48, 12 uit naam van Rabbi Avjatar: Avraham liet drie soorten koeken maken, en van elke soort drie stuks. Vgl. verder Midrasj Tanchoema Wa-jera. |
|
|
|
|
|
|
Beloof niet meer dan je kunt nakomen Aanvankelijk stelde Avraham zijn gasten slechts een 'bete broods'-
een bescheiden 'hapje' - in het vooruitzicht. Maar even later zette hij
hun een vorstelijke en copieuze maaltijd voor. Hij voorzag zijn bezoekers
rijkelijk van eten en drinken, en dat ook nog met de grootste haast en
toewijding! Om het voorbeeld van Avraham extra overredingskracht te schenken,
dikt Rabbi El'azar het verhaal aan. Hij grijpt ieder exegetisch detail aan in
de Bijbelse formulering om de maaltijd als zo rijk en genereus mogelijk voor
te stellen. |
|
|
[2] Het gebruikte woordje 'berechten' (dan) bestaat uit de Hebreeuwse letters 'dalet' en 'noen'. Dezelfde twee letters vormen tevens de basis van de Godsnaam 'Adonaj!' - Heer. [4] Het grote geheimenis van de verborgen Naam met tweeënzeventig letters zou dus schuilgaan in dit vers. Zie Midrasj Beresjiet Rabba 44,19 in een uitspraak van Rabbi Joedan. Het vers telt (minus het woord 'volk') in het Hebreeuws precies tweeënzeventig letters. Volgens Rabbi El' azar ben Rabbi José vond die bevrijding met de verborgen naam slechts plaats, omdat Israël omkeer had gedaan. |
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 29a: |
[3] De lange mystieke en verborgen Naam van God, die de kosmische volheid van Zijn macht uitdrukt. |
|
|
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 29a: »Hoe weten we dat de goddelozen veel zeggen en zij zelfs het weinige niet doen? Zo vinden we immers van Efron die tot Avraham sprak: 'Een stuk land van vierhonderd sjèkèl zilver, wat stelt dat voor tussen mij en U? [Ge kunt er uw dode (vrouw gerust) begraven]'(Gen. 23:15). Maar ten slotte, toen hij (Avraham) het zilver voor hem afwoog: 'En Avraham luisterde naar Efron en Avraham woog het zilver af etc.' « |
|
|
* Perfectumvormen hebben ook de betekenis van een actueel presens! De vaagheid in de woorden van Efron is dat 'geven' hier zowel werkelijk schenken kan betekenen als verkopen!
[5] Vgl. ook de uitleg in het commentaar van Nachmanides op Gen. 23.
[6] Zie Ha'amek Davar a.l. , ingaand op ogenschijnlijk overbodige woorden: 'Voor de ogen van de zonen van mijn volk geef ik hem aan u.'
|
Uitleg: Efron - veel zeggen en weinig doen We citeren hier de gehele passage uit Genesis 23 om de doortraptheid van de mooiprater Efron over het voetlicht te brengen: '7. En Avraham stond op en hij boog neer voor het landsvolk (de raad van mannen) van de zonen van Chét. 8. En hij sprak met hen zeggend: 'Indien jullie werkelijk van ziel en zinnen bent dat ik mijn dode kan begraven, uit mijn zicht, luistert dan naar mij en benader voor mij Efron, de zoon van Tzochar. 9. Opdat hij mij de spelonk geeft die aan het eind van zijn veld is, voor het volle bedrag zilver zal hij het mij geven, als een graf in eigen bezit temidden van jullie.'10. En Efron verbleef tussen de zonen van Chét, en Efron de Chittiet antwoordde Avraham voor de oren van de zonen van Chét, voor allen die gekomen waren in de poort van de stad, zeggend: 11. 'Nee, mijn heer, hoor naar mij, het veld geef ik u, en de spelonk daarin geef ik u; voor de ogen van de zonen van mijn volk geef ik hem aan u, begraaf uw dode.'* 12. En Avraham boog voor het aangezicht van het landsvolk. 13. En hij sprak tot Efron, voor de oren van het landsvolk: 'Och mocht U toch eens naar mij luisteren, ik geef het geld voor het veld, neem het van mij aan en ik zal daar mijn dode begraven.' 14. En Efron antwoordde Avraham en sprak tot hem: 'Mijn heer een stuk land van vierhonderd sjèkèl zilver wat stelt dat voor tussen mij en U? [Ge kunt er uw dode (vrouw gerust) begraven]'. 15 Avraham luisterde naar Efron en woog voor Efron het zilver af etc.' (Gen. 23:10-16). S. Rafaël Hirsch[5]legt in zijn commentaar bij deze passage uit, dat Avraham in feite alleen de spelonk wil aankopen (zo kan blijken uit vs. 9). In een misleidende omhaal van woorden zegt Efron (vs. 11) aan Avraham dat hij hem de spelonk in feite al schonken heeft, alsook (dat is iets minder duidelijk) het veld, zich daarbij als uiterst grootmoedig voordoend. Maar zijn schenking is dubbelzinnig, in feite spreekt hij over 'geven tegen betaling'! Het venijn is gelegen in wat Efron op min of meer verhulde wijze in zijn omhaal van woorden veronderstelt. Avraham kan pas werkelijk over de spelonk beschikken, indien hij ook bereid is het gehele veld te kopen aan de uiterste rand waarvan de spelonk zich bevindt. Subtiel suggereert Efron dat hij belooft het land te zullen schenken omdat hij, wanneer zoveel landsvolk aanwezig is,[6] wel mooi weer moet spelen. Avraham moet echter wel begrijpen dat hij in werkelijkheid toch een prijs voor zijn land vraagt. Avraham doorziet de verborgen bedoeling in de woorden van Efron maar
zegt toch bereid te zijn om het veld te kopen (vs. 13). Avraham houdt ondanks de hoge prijs de eer aan zichzelf en weegt het gigantische bedrag aan zilver af, zonder verdere omwegen en bezwaren. Geen woorden maar daden dus. Efron daarentegen blijkt 'een man van veel woorden en weinig wol'. Zoals de Wijzen zeggen: 'goddelozen zijn in staat te suggereren dat ze voor iemand olie zullen schenken uit een lege fles.'[8] Er is - afgezien van wat de midrasj hier wil betuigen over de veelpraterij en slechtheid van Efron - nog een andere en zeker zo aansprekende verklaring mogelijk voor de willigheid van Avraham het vele geld neer te tellen. Avraham heeft sowieso uit zichzelf al het plan om het hele veld van Efron te gaan kopen. Voor elke prijs! Dat doet hij vanwege de meer dan symbolische betekenis van die aankoop. Hij wil met het officieel verwerven van het veld een 'fait accompli' scheppen. Door de officiële koop zullen ook zijn nakomelingen (via erfrecht) voortaan een onbetwistbare juridisch geldige claim kunnen leggen op het hele veld, symbool voor het bezit van Èrètz Jisra'él! Deze uitleg laat overigens het bedrog en de mooipraterij van Efron onverlet. Efron vraagt een veel te hoge prijs en sluit - ondanks loze beloften - maar al te gretig de voor hem gunstige 'deal'. |
[7] Zie ook Babylonische Talmoed Bava Metzia 87a en vgl. commentaar van Rasji op Gen. 23:16. |
|
[9] Zie Midrasj Beresjiet Rabba 79,7. |
'En hij kocht het grondstuk waar hij zijn tent had uitgespreid voor honderd Kesita' (Gen. 33:19). Rabbi Joedan bar Simon zegt: 'Dit is een van de drie plaatsen waarvoor de volkeren van de wereld Israël niet kunnen honen door te zeggen: "Jullie hebben ze door roof in bezit gekregen." En dit zijn ze: de grot van Machpela, (de plek van) het tempelheiligdom en het graf van Josef. De grot van Machpala, omdat geschreven staat: "En Avraham woog het zilver af voor Efron" (Gen. 23:16). De Tempel, (omdat geschreven staat): "En David gaf voor de plek aan Ornanan zes honderd sjèkèl aan goud" (I Chron. 21:25). En het graf van Josef (omdat geschreven staat): "En hij kocht het grondstuk"' ( Gen. 33:19).[9] |
|
|
|
Midrasj en uitleg |
|
|
[1] Daarmee de indruk wekkend louter uit plichtsbesef en met tegenzin te geven. In Avot de Rabbi Nathan noesach b (ed. Schechter, p. 48) is de formulering: 'Indien hij hem veel geld zou geven, maar met een gezicht dat niet glad is (ein pesjoet)'; d.w.z.: met een samengeknepen en verwrongen gelaat. |
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 29a: 'En ontvang ieder mens met een vriendelijk gezicht' - hoe is dat? Dat leert dat ook al geeft een mens zijn naaste alle goede geschenken in de wereld maar zijn gezicht is (daarbij) stuurs* naar de grond gericht[1], dan rekent de Schrift hem dit aan alsof hij helemaal niets gegeven heeft. Maar indien hij zijn naaste met een vriendelijk (blij)[2] gezicht ontvangt, zelfs als zou hij helemaal niets aan hem geven, dan rekent de Schrift hem dit aan alsof hij hem alle geschenken in de wereld heeft geschonken.' |
[2] In Avot de Rabbi-Nathan noesach b (ed. S. Schechter p. 48): met een glad, d.w.z. ontspannen gelaat. * Kavoesj - samengetrokken, verwrongen. |
|
[5] Zie het verhaal in de Babylonische Talmoed Sjabbat 31a.
[6] Zie Avot de-Rabbi Nathan 8a.
[7] Commentaar van Tosafisten bij Babylonische Talmoed Jevamot 61a.
[9] Zie Maimonides, Misjné Tora
10,4. |
Uitleg: Moet je altijd vriendelijk blijven? Het is opvallend dat Sjammai 'iedereen' niet formuleert als 'ieder mens' (kol adam) maar als 'geheel de mens(heid)' ('kol ha-adam'). Op grond van een uitleg van de Tosafisten in de Talmoed [7] suggereert S.Z. Schwartz, dat Sjammai dit inclusieve taalgebruik bezigde om ook niet-joden uit de heidense volkeren duidelijk in te sluiten. Ook tegen hen moet men als Jood vriendelijk zijn, zij het dat die personen dan wel een open houding tegenover de Tora en het jodendom moeten tonen, en (zo zij zeggen zich echt bij het jodendom te willen aansluiten) ook oprecht bereid zijn meer dat alleen een heel klein beetje van de Tora te leren. Op die manier bestaat er toch geen onoverkomelijke tegenstelling tussen wat Sjammai hier zegt en zijn kregelige reactie op het verzoek van de heidense man (zie boven). Deze man zocht immers weliswaar contact, maar hij stelde zich laatdunkend op tegenover de Tora. Misschien wilde hij haar zelfs belachelijk maken met zijn haast cynische verzoek: 'Leer mij de Tora zolang ik op één been kan staan.'[8] In Avot de-Rabbi Nathan is de uitspraak van Sjammai op alternatieve
wijze verklaard, namelijk als aanwijzing op welke manier we geschenken moeten
geven of hulp moeten verlenen: vriendelijk, met compassie en van harte. Onder
die eis valt vooral ook de vriendelijke gezindheid waarmee we geacht worden
om sociale hulp te bieden aan armen en misdeelden. Maimonides heeft de
richtlijn van Sjammai verwerkt in zijn wetcodex. Dat deed hij bij de
bespreking van de regels rond gaven aan armen. Sociale hulp moet men verlenen
vanuit welgemeende menselijkheid en vriendelijkheid, niet als een
verplichting die men met tegenzin uitvoert. In dat geval vernietig je de
verdienste (zechoet) van het geven.[9] In die zin is het haast nog
beter niet te geven dan iemand te helpen met een verwrongen gelaat waarop de
tegenzin valt af te lezen.[10] Deze
keuze voor deze uitleg hangt voor Maimoniodes samen met zijn mening dat het
verrichten van goede daden niet alleen gericht moet zijn op de ander, maar
bovenal juist moet leiden tot veredeling van het eigen karakter, als middel
tot versterking van deugden en goede intenties in de eigen persoonlijkheid.
Geven doe je om wille van de ander, maar zeker niet minder omwille van
jezelf! Geven doe je, opdat je daardoor een beter mens wordt. Juist daarom
heeft volgens Maimonides geven - indien met weerzin gedaan - wat jezelf
betreft geen waarde. De hemel zal je er ook niet voor belonen![9] |
[3] Zo de uitleg van Menachem ben Sjlomo Me'iri in zijn commentaar bij Pirké Avot a.l. [4] Zie Misjna Avot 3,12.
[8] Zie S.L. Schwartz, Likkoeté Sjasj, Massèchèt Avot, Brooklyn 2003, p. 64.
[10] Zo in Babylonische Talmoed Chagiga 5a: 'Beter is het helemaal niet te geven dan te geven met een betrokken gelaat' |
|
[1] Met 'misjna' is hier in de eerste plaats verwezen naar de mondelinge
traditie als zodanig; in tweede instantie mogelijk ook naar verzamelde
halacha uit de Tannaïtische periode.
|
Volgens een weergave van deze traditie in Sefer Ha-Koezari van
Jehoeda Ha-Levi zou Hillel in werkelijkheid duizenden leerlingen hebben
onderwezen. De tachtig leerlingen die hier in de midrasj worden genoemd,
vormden daaruit slecht een uitgelezen groepje. »Onze rabbijnen vertelden: 'Het gebeurde dat de Ouden bijeen waren
gekomen in de opperkamer van Goerja (Gadja) in Jericho en een stem (Bat
kol) [4]) uit de Hemel werd door
hen gehoord (die zei): 'Er is hier één iemand aanwezig die waardig is dat
Sjechina (de Heilige Geest ) op hem rust zoals op Mosjè, onze meester, maar
zijn generatie is daartoe niet waardig!' De Wijzen richtten daarbij hun ogen
op Hillel. En toen hij stierf, spraken zij over hem: 'Wee deze vrome, wee
deze bescheiden mens, leerling van Ezra!'[5] Een andere keer waren zij geschaard rond de maaltijd te Javne. Opnieuw werd door hen een stem (bat kol) uit de hemel gehoord (die zei:) 'Er is hier iemand aanwezig die waardig is dat de Sjechina op hem rust, maar zijn generatie is daartoe niet waardig!' De Wijzen richten hun ogen daarbij op Sjmoe'el, de Kleine. Toen deze stierf, spraken zij over hem: 'Wee deze vrome, wee deze bescheiden mens, leerling van Hillel. Hij sprak ook in het uur van zijn sterven: "Sjim'on en Jisjma'él zullen ten prooi vallen aan het zwaard en zijn vrienden zullen worden geëxecuteerd. De rest van het volk zal ten prooi vallen aan plundering en vele rampen zullen over de wereld komen."'«[6] Jonathan ben Uzzi'él |
* In Misjna Avot worden de voorafgaande uitspraken van Hillel voortgezet
met een aantal tradities van Hillels nazaten, die Nasi van de grote academie
zijn geweest.
[2] D.w.z. iets wat werkelijk is, van waarde en wat en er toe doet.
[4] Letterlijk: 'dochter van een stem', d.w.z. iets dat te vergelijken is met het spreken van een verstaanbare menselijke stem.
[5] Zo de lezing in Talmoed Jeroesjalmi IX, 24; 29. vgl. verder Babylonische Talmoed Sanhedrin 11a Midrasj Sjier ha-Sjiriem Rabba 8,9,3. en Tosefta Sota 13, 3; zie ook H. Büchler, Types of Jewish Palestinian Piety, London 1922, 8-9. [6] Zie Babylonische Talmoed, Sanhedrin 11a.
[7] Babylonischje Talmoed, Soekka 28a. |
|
[8] Maimonides, Morè Nevoechiem II, 32, ed. S. Pines, 361.Het is dus te interpreteren als een wonder en gevolg van goddelijk ingrijpen, wanneer zo iemand geen profeet wordt.
[9] Maimonides, Sjemonè Perakiem, (VII, 3, ed. M. van Loopik, Het Juiste Midden, Amsterdam 2007, 144. |
Excurs -profetie, verworvenheid en gave »Want wij geloven dat het kan gebeuren dat iemand die geschikt is voor profetie en die daarop is voorbereid geen profeet wordt, namelijk als gevolg van de goddelijke wil. Naar mijn mening is dit zoiets als alle wonderen en gaat dit precies zo te werk. Want het is een natuurlijke zaak dat iedereen die volgens zijn natuurlijke dispositie geschikt is voor profetie en die zich getraind heeft in zijn educatie en studie een profeet wordt.«[8] »Weet dan dat geen enkele profeet de gave van profetie heeft verworven, tenzij hij alle intellectuele en het merendeel van de meest belangrijke der morele deugden bezat. Zo zeggen de Wijzen: 'Profetie rust alleen op de wijze, de moedige en de rijke.' Met het begrip 'wijze' impliceren ze zonder twijfel alle intellectuele deugden. En met 'rijke' eigenschappen die behoren tot de morele deugden; en wel tevredenheid, omdat ze een tevreden persoon rijk noemen. Bij hun definitie van 'rijke' stellen ze de vraag: 'Wie is rijk? Hij die zich verheugt over zijn deel.' Dat is iemand die voldoende heeft aan wat het lot hem toebedeelt en die niet rouwig is om wat hem niet ten deel valt. En ook (het begrip) 'held' heeft betrekking op morele deugden. Hetgeen wil zeggen dat hij aan zijn capaciteiten richting geeft in overeenstemming met het verstand, zoals we in het vijfde hoofdstuk hebben uitgelegd. Dit stemt overeen met wat de Wijzen zeggen: 'Wie is een held? Hij die zijn kwade drijfveer bedwingt.'« [9] |
|
|
|
Jochanan ben Zakkai Onwaardige generaties |
|
|
|
Midrasj en uitleg
|
|
|
** Twee versies: 1) wanneer je veel Tora hebt geleerd, 2) wanneer je veel Tora hebt gedaan (d.w.z. geboden hebt vervuld). Vgl. commentaar van Jona Gerondi op Pirké Avot 2,8. |
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 29b: |
* Deze uitspraak is ontleend aan
Pirké Avot 2,8. |
|
Zie ook commentaar op ARN van Rabbi Eliahoe ben Avraham van Delyatin in (in ARN ed. Wilna 1933). [1] Rabban Jochanan ben Zakkai gebruikt de uitdrukking 'daartoe ben je gevormd' (geschapen) in plaats van 'daartoe ben je geboren', om duidelijk te maken dat alleen wanneer de mens Tora leert en doet, hij als mens gevormd en geschapen is. Dan alleen beantwoordt hij aan zijn menselijke bestemming en is hij gevormd als mens! Zie uitleg van J. Reisman, Ijjoeniem be-Pirké Avot, Tel Aviv 2001, p. 162. |
|
[2] E. Berkovitz, Essentials Essays on Judaism, Jerusalem 1992, 114; de auteur schrijft hier binnen het kader van seksualiteit in de Joodse traditie. |
|
[6] Menachem Me'iri verwijst in zijn commentaar bij de ze passage en gedachten in Misjna Avot (2,8) naar Jes. 43:7: 'Ieder die naar Mijn naam genoemd is en die Ik heb geschapen tot Mijn eer'; en naar Jes. 43:21: 'Deze gemeenschap heb Ik gevormd om Mijn lof te zullen vertellen.' De mensheid is geschapen om Gods lof met de mond te belijden en verkondigen. |
|
[3] Babylonische Talmoed Sanhedrin 99b.
[4] Men kan ook vertalen: 'omwille hiervan' (omwille van godvrezendheid).
[5] Dat wil zeggen de mens met zijn vermogen tot godvrezendheid vormt de spil van de schepping, de rest van de schepping bestaat slechts om het godvruchtige leven van de mens mogelijk te maken. Zie Babylonische Talmoed Berachot 6b. |
|
|
De dorpeling die zijden kleding wilde kopen De heilige Tora wil dit zelfde zeggen in het vers: 'Je zult de Heer jouw God liefhebben met je gehele hart' (Deut.6:5). De Heer, Hij zij gezegend, vervaardigde, nadat hij de maten van de mens had opgenomen, als het ware een kledingstuk voor hem om hem te kleden met de 248 geboden in overeenstemming met zijn 248 lichaamsdelen, en met 365 verboden in overeenstemming met de 365 zenuwstrengen van de mens. Wat heeft de mens gedaan? Hij nam het kostbare kledingstuk en trachtte het over zijn rug te trekken en kwam nota bene met de beschuldiging dat het niet naar zijn maat vervaardigd was. Daarom hebben de Wijzen, zij zijn geprezen, verklaard: Je bent niet (zomaar) in staat om lief te hebben, dat wil zeggen: je weet niet hoe je deze gezindheid kunt bereiken. Richt daarom je aandacht op wat in het aansluitende vers staat: 'En deze woorden die Ik je heden gebied, zul je ter harte nemen.' Dat wil zeggen, dat je deze woorden op je hart moet doen rusten, zonder een afscheidende laag stof. Al die omhulsels van ondeugden en vreemde verlangens, waarin je gehuld bent, moet je afleggen. En dan zullen de woorden werkelijk je hart bereiken, zonder een tussenwand. Dan zul je Hem, door Wiens spreken de wereld tot stand gekomen is, leren kennen en zul je weten hoe lief te hebben. * |
* Mesjaliem we Sippoeriem le-Am oe-le-Noar sjèl ha-Maggied me-Doevno, (Parabels en verhalen) ed. E. Steinman, Tel Eviv 1957, p. 19-20 (voorts aangeduid met: Mesjaliem we-Sippoeriem).
|
|
|
Een mens kan niet trots zijn op iets wat van nature bij hem hoort, zoals bijvoorbeeld het feit dat hij twee armen en benen heeft. Zo is het absurd om trots te zijn op Tora-kennis, want daartoe is een mens op de wereld. Zonder Tora-kennis zou iemand in feite niet echt mens zijn. Een speciale mogelijkheid is de woorden van Rabban Jochanan ben Zakkai - 'al tachaziek tova le-atzmecha' (boven vertaald als: 'reken het jezelf niet ten goede aan') - letterlijk te lezen als: 'neem (grijp) het goede niet (uitsluitend) voor jezelf .' Dat wil zeggen: houdt het goede dat je geleerd hebt van de traditie en van je leermeesters niet voor jezelf, maar geef het door in onderricht aan je leerlingen. In lijn hiermee zou de overlevering onmiddellijk voortgaan met het noemen van vijf leerlingen van Rabban Jochanan ben Zakkai.[6] |
[5] Het 'goede' staat voor de Tora (lèkach tov).
[6] Zo de uitleg bij J. Levinson, Chapters on Etical Maxims, Chigago 1915, p. 51. |
|
* Vgl. Pred. 4:12. [10] Vgl. Misjna Nega'iem 9,3 en Tosefta Tevoel Jom 1,8 en 10; als voorbeelden genoemd in Encyclopedia Judaica VI, 621.
[11] Zie in dit verband
R. Adelman, The Poetics of Time and Space in the Midrashic Narrative,
Jerusalem 2008, p. 26. * In de zin van mondelinge traditie.
[15] Zie Babylonische Talmoed, Tosafot bij Nidda 17a. [17] Vgl. Babylonische
Talmoed, Chagiga 14a. [21] Zie in dit verband Tosefta Chagiga 2,1 en Babylonische Talmoed Chagiga 14b.
[22] Zie in dit verband R. Adelman, The Poetics of Time and Space in the Midrashic Narrative, Jerusalem 2008, p. 30; in verwijzing naar M. Kister, Ijjoeniem be-Avot de-Rabbi Nathan, p. 215-216. |
Vijf leerlingen van Rabban Jochanan ben Zakkai
Rabban Jochanan ben Zakkai bezat vijf leerlingen.
Elk van hen gaf hij een naam (d.w.z. van elk van hen gaf hij een
karakteristieke beschrijving). Uitleg: Vijf eminente leerlingen Volgens Pirké Avot sprak Rabban Jochanan ben Zakkai van Jehosjoea ben Chananja: 'Welzalig de vrouw die hem gebaard heeft.' Deze lovenswaardige woorden voor de moeder van Joehosjoea ben Chananja werden mogelijk ingegeven door de herinnering aan wat over deze vrome vrouw verteld is. Volgens de Jeruzalemse Talmoed plaatste de moeder van Rabbi Jehosjhoea diens wiegje in leerhuizen, opdat de oren van het kind zo vroeg mogelijk aan de woorden van de Tora gewend zouden raken.[12] Al toen zijn moeder nog zwanger van hem was, ging zij leerhuizen rond en bad opdat haar een zoon geschonken zou worden met veel wijsheid. Een alternatieve reden voor de lofprijzing voor de vrouw die hem baarde, is mogelijk ook de grote liefde en sympathie die collega's voor de vergevingsgezinde en milde Rabbi Jehosjoea ben Chananja koesterden.
Sommigen veronderstellen dat de moeder van Josjoea ben Chananja door Rabban Jochanan ben Zakkai werd geprezen, omdat haar vrome zoon zijn ouders meer eerde en vreesde dan anderen deden. Het gebod om vader en moeder te eren zou Josjoea ben Chananja met ongekende ijver hebben vervuld. Nog een andere reden voor deze uitzonderlijke waardering voor de vrouw die hem baarde, is mogelijk ook de grote liefde en sympathie die collega's voor de vergevingsgezinde en milde Rabbi Jehosjoea ben Chananja koesterden. Gezegend de vrouwe die zo'n geweldige zoon baarde. Rabban Jochanan ben Zakkai Rabbi noemde Jehosjoea een 'drievoudig
snoer dat niet snel verbroken wordt'. Ongetwijfeld doelde hij met dit citaat
(uit het boek Prediker) op de veelzijdigheid van Rabbi Jehoesjoea die
verschillende kwaliteiten perfect wist te combineren. Hij was geschoold in
zowel halacha en aggada als in praktische zaken, zoals in diplomatieke
vaardigheden en wetenschap. Hem wordt kennis toegeschreven van de Griekse
taal, mathematiek en astronomie. »Hij die zich bekwaamd heeft in de Schrift, misjna en 'de weg van de aarde' (wereldse aangelegenheden), zal niet snel tot overtreding geraken, er is immers gezegd: 'En een drievoudig snoer wordt niet snel gebroken' (Pred 4:12); maar hij die kennis ontbeert van de Schrift, misjna* en 'de weg van de aarde' behoort niet tot de beschaving'.«[14] Rabbi José de priester (José ha-Kohén) was een chassied, die
liefdadigheid boven kennis stelde en die handelde 'lifniem mi-sjoerat
ha-dien'- dat wil zeggen: extra streng voor zichzelf maar anderen milder
beoordelend, en de eigen rechten kleiner inschattend dan de rechten van
anderen. Een chasied is iemand die zelfs bereid is zichzelf schade te
berokkenen, wanneer hij daarmee schade voor een ander kan voorkomen.[15] Van Rabbi
José is bekend dat hij grote nadruk legde op vriendelijke omgang met de
naaste.[16] Rabban Jochanan ben Zakkai
respecteerde hem ook om zijn mystieke kennis.[17] Sommigen identificeren deze Rabbi José ha-Kohen met
José Kittoenta, van wie gezegd is dat na zijn dood echte vroomheid in Israël
ten einde kwam.[18] Sjim'on ben Netan'él wordt volgens de Misjna door Rabban Jochanan ben
Zakkai gekenmerkt als jaré chét - een godvrezende. Dat wil zeggen
als een persoon die zich voortdurend bewust is van Gods aanwezigheid en zich
daarom verre houdt van elke denkbare overtreding. Zo iemand maakt een extra
omheining rond de woorden van de Tora, opdat hij op geen enkele wijze Gods
woord zal overtreden of ook maar in de buurt geraken zal van wat op een
misstap lijkt. Rabban Jochanan ben Zakkai prees El'azar ben Arach vanwege zijn inventieve vermogens bij uitleg van de Tora. Hij was een meester in het maken van deducties en het trekken van aanvullende conclusies uit wat hij van zijn leermeesters geleerd had. Hij was dus een leerling met een levendige en creatieve geest. Daarom is hij zeer wel te vergelijken met een krachtige bron, waaruit steeds nieuw water opwelt.
|
[7] Zo conform Misjna Avot 2,8; Een oude editie bevat echter ook een versie met Jisjma'él ben Chananja. (zie notities in ARN ed. S. Schechter.
[8] Zie Jeruzalemse Talmoed Nedarriem V,7.
[9] Zie Babylonische Talmoed, Soekka 28a.
[12] Zie Jeruzalense Talmoed Jevamot I,6 (3a); en zie E. Levi, Misjna Mephoerèsjèt (Tel Aviv 1954), Nezikien, bij Misjna Avot 2,8.
[13] Babylonische Talmoed Chagiga 3a; de positie van vrouwen ten opzichte van mannen is hier overigens (naar moderne opvattingen) kritisch te bevragen!
[14] Zie Misjna in Babylonische Talmoed Kiddoesjien 40b.
[16] Vgl. Misjna Avot 2.9.
[18] Misjna Sota 9,15. [19] Misjna Avot 2,12.
[20] Zie Avot de-Rabbi Nathan noesach b (ed. S. Schechter p. 32); en vergelijk Pirké de-Rabbi Eli'èzèr cap. 2. Ed. Enelow tempert de tekst en leest: 'Zo ben jij in staat meer woorden te spreken dan je zelf geleerd hebt.'
|
|
|
|
[23] Pirké de-Rabbi Eli'èzèr. cap. 2; vgl. Avot de-Rabbi Nathan, noesach b, ed. S. Schechter, p. 13. |
|
[24] Zie R. Adelman, A.W., p. 27-29. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Midrasj en uitleg
|
|
|
* Dat wil zeggen: Rabban Jochanan ben Zakkai [1] Dat wil zeggen: in naam van Rabban Jochanan ben Zakkai. |
Abba Sja'oel zegt in zijn naam:[1] 'Wanneer alle Wijzen van Israël zich in de ene schaal van een weegschaal zouden bevinden en Rabbi Eli'èzèr ook nog bij hen, en Rabbi El'azar ben Arach in de andere schaal, dan zou deze allen in gewicht overtreffen.' |
|
|
[3] Zie in dit verband Babylonische Talmoed Bava Metzia 59b en Nidda 7b; Sifré Devariem § 188. |
»Wee mijn twee armen, die zijn als Tora-rollen die nu uit de wereld gaan verscheiden. Want wanneer alle zeeën inkt waren en alle rietstengels rietpennen en alle mensen schrijvers, dan zouden zij niet voldoende in aantal zijn om alles op te schrijven wat ik van de Schrift en mondelinge leer geleerd heb, en al wat ik geleerd heb in de dagelijkse omgang tijdens het dienen van de Wijzen in de Jesjiva. Toch heb ik aan mijn leermeesters niet meer (kennis) onttrokken dan iemand die zijn vinger in de zee doopt. En mijn leerlingen hebben niet meer (kennis) aan mij onttrokken dan de kwast aan verf dipt uit de tube.«[2] Het is de vraag of de nederigheid die Rabbi Eli'èzèr hier zo poëtisch
tentoonspreidt wel met de realiteit van het onopgepoetste leven overeenkwam.
Hij was niet alleen - en dat was zijn recht - overtuigd van eigen gelijk in
het vasthouden aan overgeleverde traditie, maar hij was ook zo onbuigzaam en
conservatief dat hij zich niet wilde neerleggen bij de mening van de
meerderheid van zijn collegae. Die halsstarrige houding resulteerde erin dat
Rabbi Eli'èzèr uiteindelijk werd geëxcommuniceerd en halachische beslissingen
van hem ongeldig werden verklaard.[3]
Een werkelijk dramatische gebeurtenis. »'Zorgt voor wijze mannen, mannen met inzicht en mannen die
bekend zijn uit uw stammen' (Deut. 1:13). Dit is wat Arios vroeg
aan Rabbi José. Hij vroeg hem: 'Wie is een wijze man? ' Rabbi José antwoordde:
'Iemand die wat hij geleerd heeft kan funderen'. (Daarop vroeg Rabbi José:)
'Of is een man van wijsheid niet anders dan een man met inzicht?' Rabbi
José antwoordde: 'Er is al gesproken van mannen met inzicht' (dus als de
Schrift ook nog refereert aan 'wijze mannen' moet daar wel iets anders of
extra's mee bedoeld zijn). (Daarop vroeg Arios:) 'Wat is dan het verschil
tussen een wijze en iemand met inzicht?' (Rabbi José legde uit:) 'Een wijze
lijkt op een rijke geldwisselaar. Wanneer men bij hem komt om (geld) te
bekijken[5], dan bekijkt hij het. En wanneer men niet bij hem komt om (geld)
te bekijken, dan haalt hij dat van hemzelf tevoorschijn en bekijkt het. De boodschap van de parabel is klaar. Een wijs man
die veel weet (zoals Rabbi Eli'èzèr ben Hyrcanos) kan tevreden zijn met wat
hij geleerd heeft. Hij behoeft niet zo nodig winst te maken en toe te
voegen aan wat hij al aan kennis bezit. Wisselen - verandering - is voor hem
geen levensnoodzaak. |
[2] Zie Avot de-Rabbi Nathan 18 (ed. S. Schechter, p. 80) en Babylonische Talmoed Sanhedrin 68a.
[4] Zie Misjna Avot 2,9.
[5] Dat wil zeggen: om dit geld te controleren en te onderzoeken of de materiële waarde en het gewicht van de munten wel klopten.
[6 ] Zie Sifr'e Devariem § 13, vgl. Beresjiet Rabbati p. 273, noot 2; genoemd door Ch. Albeck, editie van Misjna Nezikien, p. 495 |
|
|
De diep doorleefde mystieke kennis van Rabbi El'azar ben Arach zal hebben bijgedragen aan de bijzondere waardering van Rabbi Jochanan voor juist deze leerling. Toen Rabbi El'azar in bijzijn van zijn leermeester over de mystiek van de goddelijke troonwagen (merkawa) sprak, zette hij daarmee zelfs de hen omringende natuur in vuur en vlam. Rabban Jochanan kuste hem daarop, zeggend: 'Gezegend zij de Eeuwige, God van Israël, die onze vader Avraham een nakomeling geschonken heeft die in staat is (de mystiek van) de goddelijke troonwagen te begrijpen, te onderzoeken en te verklaren.'[9] |
[7] Zie i.v.m. deze geschiedenis van Rabbi El'azar ben Arach Babylonische Talmoed Sjabbat 147b en ARN 14 Ed. S. Schechter p. 30; Midrasj Kohèlèt Rabba 7,7. [8] Zie in dit verband de aantekeningen van J. Neusner, A Life of Rabban Yohanan Ben Zakkai, Leiden 1962, p. 72, in verwijzing naar de uitleg van G. Allon. [9] Zie Babylonische Talmoed Chagiga 14b en Tosefta Chagiga 2,1. Zo ook in commentaar van Bertinoro op Misjna Avot 2,8. |
|
[10] Zie Babylonische Talmoed Horajot 14a; zie verwijzing van S. Blackman, Mishna-editie, tractaat Nezikien, p. 501. |
»De vraag werd gesteld ten aanzien van Rabbi Zera en Rabba de zoon van Rav Mattana, wie van beide de voorkeur verdient. Rabbi Zera was scherp en flitsend maar opperde moeilijkheden (d.w.z. nam vrij moeilijk een definitieve beslissing). En Rabba bar Rav Mattana was langzaam maar trok (veel makkelijker) conclusies. Wat is de oplossing? Dit moet onbeslist blijven.«[10] In tijden als die van de verwoesting van de Tempel - van de vlucht van Rabban Jochanan ben Zakkai naar Javne en van de harde onderdrukking onder het schrikbewind van de Romeinen - verdiende het conserveren van de traditie in een perfect functionerend geheugen als dat van Rabbi Eli'èzèr de voorkeur boven het vermogen tot analytisch en creatief denken. In rustiger tijden mag men extra waarde hechten aan de intellectuele gave om bestaande tradities te analyseren en te vernieuwen. |
|
|
|
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 29b: Hij (Rabban Jochanan ben Zakkai sprak) tot hen: 'Trek er op uit en zie wat de goede weg is waaraan de mens moet vasthouden, opdat hij daarmee de Komende Wereld mag binnengaan.' Rabbi Eli'èzèr trad binnen en sprak: 'een goed oog'. Rabbi Jehosjoea trad binnen en sprak: 'een goede vriend.' Rabbi José trad binnen en sprak: 'een goede buur, een goede drijfveer en een goede echtgenote.' Rabbi Sjim'on: 'wie de toekomst voorziet.' Rabbi El'azar (ben Arach) trad binnen en sprak: 'een goed hart ten opzichte van de hemel [ten opzichte van de geboden]* en ten opzichte van de schepselen.' Hij (Rabban Jochanan) sprak tot hen: 'Ik acht de woorden van Rabbi** El'azar beter dan jullie woorden, want jullie woorden liggen besloten in zijn woorden.' |
* Deze woorden zijn in een enkel handschrift toegevoegd. |
|
[11] Menachem Me'iri, Bet Ha-Bechira, commentaar op Misjna Avot (2:13). a.l.
[14] Zie Don Jitzchak Abravanel, commentaar op Misjna Avot 2,13. |
Uitleg: Eén vraag - vijf antwoorden Rabban Jochanan ben Zakkai stelde dezelfde vraag aan zijn vijf
leerlingen om hen op de proef te stellen en om hun wijsheid te
taxeren: 'welke houding biedt de meeste zekerheid dat een mens juist
handelt en blijft handelen?' Ook in deze overlevering geniet één
leerling de hoogste waardering van Rabban Jochanan ben Zakkai. Het is opnieuw
Rabbi El'azar ben Arach. Don Jizchak Abravanel (commentaar op Misjna Avot) geeft een eigen uitleg. Hij gaat uit van de eerder genoemde gave van Rabbi Eli'èzèr om alles wat hij leerde met zijn formidabele geheugen vast te houden. 'Een goed oog' zou dan duiden op aandacht voor alle details van de traditie en de wil om ze alle te onthouden. Mijns inziens een minder voor de hand liggende interpretatie. Rabbi Jehoesjoea (ben Chananja) noemt 'een goede vriend' de belangrijkste voorwaarde om op het rechte pad te blijven. Hij kiest niet zozeer een innerlijke kracht, maar een omgevingsfactor als kern van een goed leven. Kwaadaardigheid wordt vrijwel altijd aangezwengeld onder invloed van anderen. Buitendien kan een goede vriend ons kritiseren en corrigeren, wanneer we dreigen van het rechte pad te wijken. Ook hier geeft Don Jitzchak Abravanel een wat geforceerde uitleg om deze passage bij het voorafgaande te doen aansluiten. De moeder van Rabbi Jehosjoea werd gelukkig geprezen omdat zij hem gebaard had. Dat moedergeluk past bij de gedachte (zie vervolg) dat Rabbi Jehosjoea, omringd door goede vrienden, gelukkig was. Rabbi José (de priester) noemt als kern van een rechtschapen leven 'een goede
buur', wetende dat men zich een
goede vriend eerst verwerven moet. Een buur is sowieso aanwezig en van invloed.
Ook hij noemt een uiterlijke omgevingsfactor in plaats van een innerlijke
kracht als de kern van een morele levenswandel. Een goede buur verwijst naar
de directe sociale context waarin mensen verkeren, een context die zij
doorgaans niet makkelijk ontlopen. De directe sociale omgeving oefent
doorgaans een sterke invloed uit op mensen, hetzij ten goede, hetzij ten
kwade. Toch blijken sommige personen immuun voor de negatieve krachten uit
hun omgeving. De sterkste kracht ten goede schuilt dus eerder in het individu
zelf (goede drijfveer). Ook een goede echtgenote kan zowel goede raad als opbouwende kritiek
leveren, en zij is voortdurend aanwezig. 'Een goede drijfveer' komt dicht in
de buurt van het antwoord van Rabbi El'azar ben Arach: een goed hart. Wanneer
we de tekst in ARN met die in Misjna Avot vergelijken, is aannemelijk dat
hier in ARN 'een goede drijfveer en een goede echtgenoot' achteraf aan
de uitspraak van Rabbi José zijn toegevoegd.[13] Rabbi Sjim'on (ben Nethan'él) noemt als belangrijkste factor het vermogen om 'de toekomst te zien', dat wil zeggen: kennis te bezitten van de consequenties van het handelen. Dit is meer een cognitief dan een innerlijk vermogen. Ons vermogen tot voorspellen berust vooral op kennis van het verleden, en op de kunst om daarvan te leren. Die eigenschap is weliswaar heel belangrijk, maar anticiperen op wat komen gaat, blijft toch voornamelijk een cognitief proces. Cognitie alleen helpt ons evenwel niets wanneer de wil en de hang naar het goede niet van binnenuit komt en ons aandrijft vanuit diepere emotionele lagen en vanuit ons morele bewustzijn. Zonder waarachtig verlangen naar het goede staat kennis machteloos tegenover de zuigkracht van het kwaad. Daarom kiest Rabban Jochanan ben Zakkai voor 'het goede hart' van Rabbi El'azar ben Arach als hoofdborg voor een rechtschapen leven. Abravanel brengt ook hier het antwoord van Rabbi Sjim'on ben Nethan'él in verband met wat eerder over hem gezegd is. Rabban Jochanan noemde Rabbi Sjim'on 'een oase in de woestijn'.Volgens Abravanel werd Rabbi Sjim'on daarmee beschreven als als een godvrezend mens. Wanneer we de positieve en negatieve gevolgen van onze handelingen kunnen voorzien, zullen we minder makkelijk tot overtreding geraken en veeleer geneigd zijn het goede te doen. Uiteindelijk prefereert voor Rabban Jochanan het antwoord van Rabbi El'azar ben Arach: 'een goed hart, gericht op de hemel en gericht op de mensen.' Evenals Rabbi Eli'èzèr ben Hyrcanos legt Rabbi El'azar het accent op een meer innerlijke kracht. In zijn geval echter niet zozeer op het mijden van kwaad, maar op een activerende kracht 'waarmee we bovenal de andere centraal stellen. De idee van 'een goed hart' bezit daarom een nog positievere lading dan de idee van een 'goed oog' waarvoor Rabbi Eli'èzèr koos'. Het slechte mijden is één, het goede doen is twee. Een 'goed oog' voorkomt jaloezie en negatieve gevoelens. Een 'goed hart' is buitendien een actieve kracht van waaruit een mens handelt. Het is een kracht die aanzet tot het doen van goede daden, vooral ten gunste van anderen! We herkennen hier opnieuw de nadruk die Rabban Jochanan ben Zakkai legt op het actieve en creatieve element in studiemethode van El'azar ben Arach. Het hart is de fysieke motor van het lichaam, en tegelijkertijd in metaforische zin de geestelijke bron van onze wil en van ons moreel functioneren. Menachem Me'iri spreekt in dit verband van 'koach ha-mit'orér' - dat is de creatieve innerlijke kracht die mensen ertoe opwekt om het goede te doen. In bijbelse zin is het hart de zetel van de wil en van emoties. Liefde tot God en tot Zijn evenbeeld, de medemens en alle andere creaturen, vormt de meest omvattende kracht en de beste garantie tot een rechtschapen leefwijze. Een 'goed oog' is uiteindelijk het voortbrengsel van een 'goed hart'. 'Een goed oog' laat ons positief naar anderen kijken. Met een 'goed hart' vergeven we anderen hun tekortkomingen en zelfs hun opzettelijke beledigingen. Sommige verklaarders citeren in dit verband Ez. 36:25-26: 'En Ik zal over jullie rein water sprenkelen en jullie zullen rein zijn van al jullie onreinheden, en van al jullie afgoden zal Ik jullie reinigen. Ik zal jullie een nieuw hart geven en een nieuwe geest zal Ik in jullie binnenste geven; het hart van steen zal Ik uit jullie vlees verwijderen en Ik zal jullie een hart van vlees geven.' Abravanel brengt ook de keuze voor 'een goed hart' van Rabbi El'azar ben Arach in verband met de voorafgaande typeringen van de vijf leerlingen. Rabbi El'azar werd eerder een opbruisende bron genoemd. Immers ook diens bruisende creativiteit bij de uitleg van de Tora komt uiteindelijk voort uit de kracht van een goed hart.[14] |
[12] Zie H. Reisman, Ijjoeniem be-Pirké Avot, Tel Aviv, 2001, 177.
[13] De toevoeging doorbreekt zowel de strakke stilering van de overlevering als ook de logica van de keuze voor de spreuk van El'azar ben Arach als de meest omvattende!
|
|
|
Vijf wegen die wegleiden van de Komende Wereld Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 29b: Hij (Rabban Jochanan ben Zakkai) sprak tot hen: 'Trek er op uit en zie wat de slechte weg is, waarvan een mens zich verre moet houden opdat hij daarmee de Komende Wereld mag binnengaan. Rabbi Eli'èzèr trad binnen en sprak: 'een slecht oog'. Rabbi Jehosjoea trad binnen en sprak: 'een slechte kameraad'. Rabbi José trad binnen en sprak: 'een slechte buur', de slechte drijfveer en een slechte vrouw.' Rabbi Sjim'on trad binnen en sprak: 'Wie leent en niet (terug)betaalt.' Want iemand die van een mens leent, is als iemand die van de Alaanwezige leent. Er is immers gezegd: 'Een goddeloze leent en betaalt niet terug, maar de rechtvaardige is genadig en geeft' (Psalm 37:21). Rabbi El'azar trad binnen en sprak: 'een slecht hart ten opzichte van de hemel, een slecht hart ten opzichte van de geboden en een slecht hart ten opzichte van de schepselen.' En hij (Rabban Jochanan) sprak tot hen: 'Ik acht de woorden van Rabbi* El'azar beter dan jullie woorden, want jullie woorden liggen besloten in zijn woorden.' |
* Waarschijnlijk heeft Rabban Jochanan ben Zakkai zijn leerling zonder de titel 'Rabbi' genoemd en aangesproken, zoals ook weergegeven in Misjna Avot a.l.
|
|
[16] Vgl. Jalkoet Sjim'oni a.l. |
Uitleg: |
[15] Zie de uitleg op Misjna Avot 2:9 van Ovadja Bertinoro. |
|
|
© 2012, dr. Marcus van Loopik, Hilversum |
|
|
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
Gaarne reacties en feedback: m.loopik50@upcmail.nl |
|