``
|
Naar hoofdpagina:
(Spreuken der)Vaderen van Rabbi Nathan Midrasj, tekst en commentaar) Dr.
Marcus van Loopik
|
|
|
[1b] Zie Talmoed Jeroesjalmi ibid. De stenen
tafelen zelf trachtten naar de hemel te ontkomen, maar Mosjč greep ze met
beide handen beet en smeet ze stuk (uitspraak van Rabbi Jochanan uit naam van
Rabbi José bar Abajje. Volgens Rabbi Nechemja vlogen alleen de letters weg.
[3] Babylonische Talmoed Sjabbat 87a; zie Rasji aldaar. |
Uitleg: Zodra Mosjč gewaar werd dat de letters van de tafelen verdwenen
waren, had het voor hem geen zin meer om ze nog aan het volk te overhandigen.
Bovenal handelde Mosjč met oog op het belang van de gemeenschap. Het hele
'project' van de Tora draaide om de gemeenschap als geheel, niet om een
enkeling, zelfs niet om een uitzonderlijk rechtvaardig mens als Mosjč zelf!
Zijn besluit zich van de stenen te ontdoen past bij de wijze waarop Mosjč met
ware zelfverloochening het volk tegenover God verdedigde: 'Ook sprak de
Eeuwige: "Ik heb dit volk gezien, en zie, het is een
halsstarrig volk. Nu dan, laat Mij begaan, zodat Mijn toorn tegen hen
ontbrandt en ik hen vernietig. Dan zal ik ú tot een groot volk maken".
Maar Mosjč trachtte het aangezicht van de Eeuwige gunstig te stemmen etc.'
(Ex. 32:9 v.) Mosjč weigerde het aanbod van God om dan maar met hem en
zijn nazaten - in plaats van met het volk - het avontuur van de Tora voort te
zetten. 'Toen greep ik de twee tafelen vast, wierp ze uit mijn beide handen en brak ze (voor jullie ogen in stukken)' (Deut. 9:17). Dit vers levert een probleem. Waarom is ons medegedeeld dat Mosjč de tafelen vastgreep alvorens deze stuk te smijten? Hij droeg de tafelen immers al met zich mee de berg af! De midrasj lost het probleem op door te suggereren dat Mosjč de tafelen extra steviger vastgreep, toen de oudsten (of volgens een andere versie was dit God Zelf) ze aan de handen van de woedende Mosjč trachtten te ontrukken. Volgens nog weer een andere weergave trachten de tafelen uit zichzelf terug naar de hemel te vlieden. Mosjč wilde dit voorkomen en greep ze daarom extra stevig beet. De Babylonische Talmoed[3] laat Mosjč een alternatieve redenering volgen voordat hij de tafelen in stukken brak: indien een 'vreemdeling' (een enkele afvallige, afgodendienaar) al niet mag eten van het Pesachoffer (vgl. Ex 12:43), hoeveel te meer dan is de hele Tora ongeschikt voor een volk dat zich massaal met afgoderij[4] afgeeft! |
[4] Een overtreding zo ernstig, dat het iemand die zich er aan schuldig maakt wordt aangerekend alsof hij alle 613 geboden van de Tora overtreden heeft. |
|
** Letterlijk: 'Blijft zij altijd van mijn heer gescheiden.' Wanneer door
middel van het huwelijkscontract eenmaal overspel is aangetoond, kan de vrouw
nooit meer huwen met haar echtegenoot. Wanneer echter het bestaan van een
huwelijksverbinding niet kan worden bewezen, is zij niet de dood schuldig en
kan de koning later alsnog een huwelijk met haar sluiten; zie de
aantekeningen in ed. van J. Goldin, The Fathers according to Rabbi Nathan,
London 1954, p. 179. |
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 6a Rabbi José ha-Gelili* zegt: 'Ik zal je een gelijkenis vertellen. Waarop lijkt deze zaak? Op een koning van vlees en bloed die tot zijn gevolmachtigde gezant zegt: "Ga en arrangeer een verloving met een mooi meisje, vroom en goed van gedrag." Die gezant ging heen en arrangeerde een verloving. Nadat hij de verloving had geregeld, kwam hij tot de ontdekking dat zij overspel had gepleegd met een ander. Onmiddellijk oordeelde hij bij zichzelf volgens een redenering van licht naar zwaar (a fortiori) en sprak: "Indien ik haar nu het huwelijkscontract geef, dan maak ik haar de dood schuldig[5] en is zij mijn heer voor altijd ontnomen."** [En hij verscheurde het contract]. Zo oordeelde ook de rechtvaardige Mosjč bij zichzelf volgens een redenering van licht naar zwaar. Hij sprak: "Hoe kan ik Israël deze tafelen geven, die hen verplichten tot zwaarwegende geboden, zodat ik hen de dood schuldig maak; er staat immers geschreven: Hij die offert aan de goden, behalve aan de Eeuwige alleen, zal met de ban worden geslagen (Ex. 22:19). Ik zal echter de tafelen pakken, deze breken en hen terugvoeren naar (de weg van) het goede. Dan zal Israël (ter verdediging) kunnen zeggen: Waar zijn de eerste tafelen die jij mee naar beneden hebt gebracht? Deze dingen bestonden slechts in fantasie."' Uitleg: |
[5] Dan wordt zij door mijn toedoen tot de doodstraf veroordeeld. |
|
* Rabbi Jehoeda ben Bathyra, zie sjioer 9, noot 1.
[3] In het geval van het breken van de stenen tafelen. ** Rabbi Meďr, Tanna'iet (tweede eeuw), religieus leider tijdens de periode van Bar Kochba. Leerling van Rabbi Akiva en Rabbi Jisjma'el. Hij leverde een grote bijdrage aan de ontwikkeling van de halacha en de totstandkoming van de Misjna. Nam een liberale houding aan tegenover de Romeinse overheid en de niet-Joodse bevolking. [5] 'Moge jouw kracht bestendigd worden' (jisjar kochacha): een gangbare uiting van bewondering en dankbaarheid. |
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 6a Er zijn er die zeggen: 'Mosjč brak de tafelen niet eerder dan dat dit hem uit de mond van de Almachtige gezegd was (te doen), want er is gezegd: "Ik keek toe en zie: jullie hadden tegen de Eeuwige, jullie God, gezondigd"(Deut. 9:16). De Schrift zegt "en ik keek toe" om geen andere reden dan dat Mosjč zag dat het Schrift van de tafelen verdwenen[1] was.' Weer anderen zeggen: 'Mosjč brak de tafelen niet eerder dan nadat hem dit uit de mond van de Almachtige gezegd was (te doen): "Daar zijn ze nog steeds, zoals de Eeuwige mij bevolen heeft" (Deut. 10:5). De Schrift zegt "mij bevolen heeft" met geen andere bedoeling dan dat hem dit bevolen werd en hij ze brak.' Rabbi El'azar ben Azarja zegt: 'Mosjč brak de
tafelen niet eerder dan nadat hem dit uit de mond van de Almachtige gezegd
was (te doen), want er is gezegd: "(Alle grote en ontzagwekkende daden) die Mosjč voor
de ogen van geheel Israël verrichtte" (Deut. 34:12), zoals hij daar werd bevolen en (daarna pas handelde),[2] zo werd hij ook hier[3] bevolen en handelde hij (pas na een bevel daartoe). Rabbi Meďr** zegt: 'Mosjč brak de tafelen niet eerder dan dat hem dit uit de mond van de Almachtige gezegd werd (te doen), er is immers gezegd: "die jij hebt gebroken" (Deut. 10:2) - (lees niet asjčr [die], maar jisjar) "moge jouw kracht bestendigd worden[5] omdat jij ze gebroken hebt."' [6]
Rembrandt, Mozes breekt de stenen tafelen Uitleg: Tussen de regels van deze verhalen door herkennen we de reflectie over de grenzen van de vrijheden en verantwoordelijkheden van rechters en Tora-geleerden, en bovenal van hun verantwoordelijkheid naar de gemeenschap toe. |
[2] Verwezen is naar de vele tekenen en wonderen die Mosjč in Egypte voor Farao verrichtte; zie Deut. 34:11. [4] Bore'o - zijn Schepper; met een mininale tekstcorrectie
(verwisseling van 'waw' en 'joed'; deze letters worden in
handschriften makkelijk met elkaar verward) kan hier worden volstaan;
commentaren geven ook alternatieve, onnodig ingrijpende tekstcorrecties. |
|
|
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 6a Chizkia, de koning van Juda, deed vier dingen en zijn oordeel stemde overeen met het oordeel van de Alaanwezige. Hij verborg het Boek der Remedies en zijn oordeel stemde overeen met het oordeel van de Alaanwezige. Hij verbrijzelde de koperen slang en zijn oordeel stemde overeen met het oordeel van de Alaanwezige [want er is gezegd: '[Hij verbrijzelde de koperen slang die Mosjč gemaakt had, want tot aan die dagen waren de Israëlieten gewoon daarvoor reukwerk te branden' (II Kon. 18:4). En hij verwijderde de offerhoogten en de gewijde stenen, en zijn oordeel stemde overeen met het oordeel van de Alaanwezige, want er is gezegd: '[Heeft niet juist hij, Chizkia, zijn offerhoogten en de gewijde stenen verwijderd'? Chizkia heeft immers tot Juda en Jeruzalem gesproken met de woorden: Voor één altaar mogen jullie jezelf ter aarde werpen en (alleen) daarop moeten jullie reukoffers brengen' (II Kron. 32:12). Hij sloot het water van de (bovenste mond van de bron) Gichon af en zijn oordeel stemde overeen met het oordeel van de Alaanwezige. Er is immers gezegd: 'Het was de zelfde Chizkia die de bovenste mond van de waterbron Gichon afsloot en hij leidde het water rechtstreeks aan de westkant van de stad van David naar beneden. En Chizkia slaagde in al zijn ondernemingen' (II Chron. 32:30).[7] |
[7] Zie ook Babylonische Talmoed Pesachiem 56a
|
|
[9] Babylonische Talmoed, Nedariem 41a.
* Maimonides Misjna-commentaar op Nedariem 4,4.
[11] Babylonische Talmoed Berachot 60a.
[13] Vgl. het commentaar van Rasji op Babylonische Talmoed Berachot 60a.
[15] De beschrijving van het Boek der Remedies aan koning Sjlomo vinden we onder meer in het middeleeuwse geschrift Sefer ha-Refoe'ot dat ten onrechte is toegeschreven aan Maimonides. Dit boek houdt een pleidooi voor de religieuze legitimiteit van de geneeskunst met verwijzingen naar rabbijnse bronnen; zie Sefer ha-Refoe'ot, ed. M. Grossberg, Londen 1900, p. 4 v.
[17a] Rasji op Talmoed Bavli Bava Kamma 85a. Zie verder I. Jakobovits, a.w., p. 3 v. |
Uitleg:
Een enkele negatieve beoordeling van medisch handelen in de Babylonische Talmoed wordt onmiddellijk gepareerd met een corrigerende opmerking uit de school van Rabbi Jisjma'el. Daarin leren we dat God een arts toestemming verleent om te helen. Sterker nog, het helen van ziekten en het verminderen van lijden is een religieuze opdracht: »Wanneer men binnengaat om een aderlating te ondergaan dan moet men zeggen: 'Moge het Uw wil zijn, o Eeuwige, mijn God, dat deze behandeling mij moge helen en moge U mij genezen, want U bent een betrouwbare en helende God; en uw genezing is waarachtig, want de mens bezit geen macht om te genezen, maar het is (nu eenmaal) hun gewoonte (om ziekten te behandelen).' Abajje sprak: 'Een mens moet zo niet spreken, want er is geleerd in de school van Rabbi Jisjma'el 'Hij zal hem geheel doen genezen' (Ex. 21:19). Hieruit leren we, dat aan de arts toestemming is gegeven om te genezen.«[11] Volgens Maimonides* is medisch handelen een religieuze verplichting op grond van het Bijbelse gebod: 'En je zult het hem (zijn gezondheid) teruggeven' (Deut. 22:2). In overeenstemming met een oude midrasj interpreteert Maimonides het object van het teruggeven in dit vers als verwijzing naar de gezondheid van de naaste. Leven en gezondheid zijn als het ware eigendommen waarop onze medemens recht heeft. Passief toezien wanneer iemands gezondheid en leven in gevaar zijn, mogen we vergelijken met ontvreemding van wat de ander het meest dierbaar is. Het is verhelderend om een parallelle overlevering over de handelwijze van koning Chikia te bekijken in de Babylonische Talmoed. Daarin wordt koning Chizkia gekenmerkt af als een vroom mens, die zich tijdens zijn levensbedreigende ziekte in diep berouw tot zijn Schepper wendt. Hij bad volgens Resj Lakisj vanuit de binnenste kamers van zijn hart, met een verwijzing naar Jeremia 4:19: 'Mijn binnenste, mijn binnenste, ik krimp ineen, wanden van mijn hart!' Vanaf de bodem van zijn ziel riep Chizkia in alle oprechtheid de Eeuwige aan om hulp.[12] Dat is de persoonlijk context vanwaaruit we het initiatief van koning Chizkia kunnen begrijpen. Zijn hoofdmotief om het Boek der Remedies te verbergen was volgens sommige verklaarders om te voorkomen dat de mensen - in die zedelijk verworden generatie - zouden gaan menen God niet meer nodig te hebben. Hij vreesde dat ze in hun nood niet langer meer tot de Allerhoogste zouden bidden, maar alleen op eigen medisch handelen zouden vertrouwen.[13] Maimonides verwierp deze gangbare interpretatie van de daad van Chizkia als onzinnig en voerde een ander motief voor diens handelwijze aan: »Zes dingen deed koning Chizkia etc. Deze halacha is een (latere) toevoeging, maar ik zie reden haar te verhelderen omdat dat nuttig is. Het Boek der Remedies was een boek dat ten doel had genezing te bewerken met zaken die de Tora niet toestaat om daarmee de geneeskunst te bedrijven [...][14 ] En zo legt men uit dat (koning) Sjlomo het Boek der Remedies heeft vervaardigd,[15] opdat wanneer iemand ziek was of een of andere kwaal hem trof men dit boek zou aanwenden en men zou toepassen wat in het boek geschreven stond, opdat hij genezen zou. Toen koning Chizkia nu zag dat de mensen niet langer meer steun zochten bij de Eeuwige, Hij zij gezegend, nam hij het weg en verborg het [...] Hoe kan men zulk een dwaasheid toeschrijven aan Chizkia? [...] Volgens deze waardeloze en verwarde mening (van hen) zou een persoon die honger heeft, op zoek gaat naar voedsel en daar van eet - hoewel hij ongetwijfeld daardoor van zijn 'ernstige' ziekte genezen zou worden - gelden als een vertwijfelde ziel die niet op zijn God vertrouwt. Laten we hun zeggen: Wee de dwazen, zoals wij God dankbaar zijn ten tijde dat wij eten, omdat Hij mij heeft doen vinden wat mij verzadigt en mijn honger verdrijft, zodat ik leef en blijf voortbestaan, evenzo ben ik Hem dankbaar dat hij mij een medicament doet vinden dat mijn ziekte geneest etc.« [16] Maimonides verheldert
hier op ironische toon dat koning Chizkia het Boek der Remedies om geen
andere reden wegnam dan vanwege de ongeoorloofde praktijken die erin
beschreven stonden. Hij deed dat beslist niet vanuit de gedachte dat het
toepassen van medische kennis het godsvertrouwen van mensen
noodzakelijkerwijze zou verminderen! Integendeel, het is immers God Zelf die
ons de wijsheid en het verstand schenkt om ziekten te leren genezen, zoals
Hij ons ook de wijsheid schenkt waarmee wij in staat zijn voedsel te
verwerven. Wetenschap en religie gingen bij dezer grote denker hand in hand!
Volgens Rasji is toepassing van medische kennis juist expliciet toegestaan, omdat
mensen dat uit gewoonte sowieso zullen doen. Bij de onvermijdelijke
overtreding van een verbod tot medische behandeling van ziekten zouden zij
juist gaan denken dat genezing ook zonder Gods wil mogelijk is! |
[8] Zie Babylonische Talmoed Nedariem 41a.
[10] Zie in dit verband M. van Loopik, Het Juiste Midden - Maimonides: arts rechtsgeleerde en filosoof, Amsterdam 2007, 45 vv.
[12] Zie de geschiedenis van de ziekte en genezing van Chizkia in II Kon. 20.
[16] Zie het commentaar van Maimonides op Misjna Pesachiem 4,9; zie in dit
verband I.Jakobovits, Jewish Medical Ethics, New York s.a. 260. |
|
|
Uitleg: Dit ritueel is uiteraard niet vrij van magische gedachten. De demon - waarvan men meende dat die in een gifslang huisde - kon zo worden bestreden met de macht van zijn spiegelbeeld in de koperen slang. We lezen I Sam. 6:5 hoe de Filistijnen de goddelijke raad ontvangen om beeldjes te maken van gezwellen en muizen waarmee zij de dienovereenkomstige plagen die over hen kwamen konden afweren. Daarbij mogen we overigens niet voorbijgaan aan het feit dat zij tegelijkertijd eer aan de God van Israël dienden te geven. Dit dienstbetoon aan de God van Israël neutraliseerde enigszins het magische karakter van de bizarre opdracht tot het maken van de beeldjes. In de aggada gaan de rabbijnen uiteraard uit van de historische waarheid van de verhalen in de Tora. Daarom zochten zij naar een geldige reden waarom Chizkia de koperen slang zo radicaal vernietigde, hoewel dit symbool herinnerde aan een door God in het verleden gelegitimeerd ritueel. Hun uitleg in de Misjna is veelzeggend: |
|
|
[1] Zie Misjna Rosj ha-Sjana 3,8. |
|
|
|
|
Indien we de actie van Chizkia vanuit dit perspectief beschouwen, kunnen we er een actuele les uit destilleren. Medisch handelen mag niet worden geplaatst buiten de context van de mens als wezen van lichaam en geest, als schepsel dat emotioneel verbonden is met Zijn Schepper en met de overige schepselen. Genezen is geen mechanisch proces en de mens is geen machine. Onze gezondheid is nooit volledig maakbaar. We blijven als mens afhankelijk van het Opperwezen en we blijven verbonden met de gemeenschap waar wij deelgenoot van zijn, met alle ethische en morele en consequenties die dat met zich meebrengt. Ook voor ongelovigen bevat onze midrasj een les. Het kwaad dat koning Chizkia bestreed is afgodendienst. De gedachte dat we op mechanische of magische wijze - zonder verdere verplichtingen - onze gezondheid en welzijn veilig kunnen stellen, is verwerpelijk. Gezondheid en welzijn kunnen we niet bevorderen zonder ook een blik naar boven of naar binnen te richten, zonder erkenning van onze behoefte aan zingeving en zonder dat we ons moreel functioneren en ons gehele mens-zijn bij dit streven betrekken. De waan van magie en mechanische maakbaarheid, dat is in wezen het kwaad dat koning Chizkia wilde bevechten. Daarom verborg hij het Boek der Remedies en verbrijzelde hij de koperen 'esculaap'.
|
|
|
|
Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan - 6a-b (herhaling van reeds geciteerde tekst) Koning Chizkia verwijderde de offerhoogten, waarop de Ba'al-dienst werd bedreven en de gewijde stenen die een rol speelden in heidense vruchtbaarheidsriten. We vernemen dat hij de gewijde stenen verbrijzelde en in stukken brak, de offerhoogten afbouwde en de altaren die daarom stonden neerhaalde en vernietigde (vgl. II Kon. 18:4 en II Chron. 31:1). Het zou nauwelijks zin hebben speciaal mee te delen, dat God en de Wijzen met deze actie tegen afgoderij instemden. Chizkia streefde met zijn reformatie naar centralisatie van de cultus (zie II Chron. 31). Hij vernietigde daarom ook offerhoogten en altaren in het land waarop men offers bracht voor de Eeuwige Zelf. We vernemen hoe Chizkia de dienst van de Levieten en priesters zo indeelde, dat allen voortaan regelmatig dienst konden verrichten in de Tempel van Jeruzalem (II Chron. 31). Dat God met deze actie instemde, blijkt mogelijk al mede uit de mededeling in II Chron. 32:30: 'En Chizkia was voorspoedig in al zijn werk.'
Als vierde belangrijke daad sloot Chizkia het water van de Gichon-bron af. Deze waterbron lage zuidelijk ten opzichte van het Tempelterrein. Van hier leidde hij het water door een onderaardse tunnel met een boog naar het nog zuidelijker gelegen Siloam-bekken. Zo maakte Chizkia de stad beter verdedigbaar tegen een belegering door de Assyriërs, tegen wie hij in opstand kwam en aan wier heidense invloed hij een einde wilde maken: 'De Eeuwige was met hem. Overal waar hij uittrok, handelde hij verstandig; en hij kwam in opstand tegen de koning van Assyrië en diende hem niet meer' (II Kon. 18:7). Ook dit hakken en graven van een watertunnel kon volgens de passage in Avot de-Rabbi Nathan rekenen op Gods instemming, of op die van de Wijzen. Volgens de paralleltekst in de Babylonische Talmoed Pesachiem (56a) stemden de Wijzen van zijn generatie echter juist niet in met deze actie! In deze Talmoedische tekst worden meer daden van Chizkia vermeld die minder fraai waren en konden rekenen op de afkeuring van de Wijzen. Zoals toen Chizkia het goud van de deuren van de tempel van Jeruzalem liet verwijderen om dit te schenken aan de koning van Assyrië. Met deze dubieuze gift trachtte hij de Assyriërs gunstig te stemmen opdat koning Sancherib van een verdere strijd tegen Israël en Jeruzalem zou afzien. Een onverkwikkelijk gebeuren dat we beschreven vinden in II Kon. 18:16: 'In die tijd sneed Chizkia het goud af van de deuren en deurposten van de tempel van de Eeuwige. Chizkia, de koning van Juda, had die met goud laten overtrekken. Hij gaf dat goud aan de koning van Assyrië' (II Kon. 18:16). Niettemin had Chizkia toch zoveel goeds gedaan dat het gunstige eindoordeel over hem onverlet blijft: 'En Chizkia slaagde in al zijn ondernemingen' (II Chron. 32:30). |
|
|
|
Wat is de omheining die Job maakte om zijn woorden? |
[2] In het Hebreeuws sjetoem ha-ajin (wiens oog ontsloten is) -
op speelse wijze gelezen als: sjč-tam ha-ajin - wiens oog volmaakt
is; of als: wie volmaakt was voor het oog (dus besneden). |
|
|
Volmaakt ter wereld gekomen? |
|
|
[5c] In tegenstelling tot de baard, die pas groeit vanaf de volwassenheid (en die daarom met meer respect behandeld moet worden dan het hoofdhaar). Zie commentaar Etz Josef op Beresjiet Rabba 11, 6[7]. |
»Een filosoof vroeg aan Rabbi Hosjaja: 'Indien de besnijdenis zo geliefd is, waarom werd deze dan niet al aan de eerste mens (als natuurlijk fysiek kenmerk) gegeven?' Hij antwoordde: 'Waarom scheert deze man[5a] de randen van zijn hoofd(haar) af en laat hij de rand van zijn baard staan?' (Hij antwoordde:) 'Omdat het (hoofdhaar) bij hem[5b] al groeit vanaf zijn babyjaren'[5c]. Hij antwoordde: 'Laat die man dan zijn oog blind maken, zijn handen afsnijden en voeten afhakken [die immers ook al vanaf de geboorte aanwezig zijn.'[5d] Hij reageerde: 'Tot zulk een argumentatie zijn wij gekomen?!' Rabbi Hosjaja sprak (tenslotte): 'Ik mag je niet met lege handen wegzenden. De echte reden is als volgt: Alles wat in de eerste zes scheppingsdagen geschapen werd, behoefde (verdere) bewerking. Zoals mosterd moet worden gezoet, lupines moeten worden gezoet, tarwe moet worden vermalen, zo behoeft de een mens vervolmaking ('tikkoen') (door middel van de besnijdenis).«[6] Rabbi Hosjaja maakt duidelijk dat mensen voortdurend en op allerlei manieren aan zichzelf en de natuur 'werken'. In dat opzicht is het toepassen van de besnijdenis geen uitzondering. De besnijdenis staat symbool voor de opdracht zichzelf in alle opzichten tijdens het leven te vervolmaken. Evenals vele van die vergelijkbare handelingen is de besnijdenis dus een metafoor voor 'tikkoen', de perfectionering van onszelf en van de schepping.
|
[6] Midrasj Beresjiet Rabba 11,6 [7].. |
|
|
|
|
|
|
Deze combinatie van fysieke en morele perfectie kunnen we herleiden tot de persoon van Avraham. De verbondssluiting met Avraham - en het verhaal over zijn besnijdenis - begint met de woorden van de Eeuwige: 'Ik ben God de Almachtige (El Sjaddai), wandel voor Mij uit en wees onberispelijk (tamiem)' (Gen 17:1). De besnijdenis smeedt als het ware Avraham en zijn nageslacht tot volk aaneen, een volk dat zich verplicht volmaaktheid na te streven. De rabbijnse traditie bevestigt de hechte band tussen beriet mila en Tora. De besnijdenis is meer dan uiterlijk ritueel. Het gebruik vormt de uiterlijke bevestiging van wat de mens innerlijk moet motiveren en beteugelen. Dit blijkt uit de opdracht in de Tora om ook het hart te besnijden: 'Besnijdt dan de voorhuid van jullie hart en weest niet meer hardnekkig' (Deut. 10:16; vgl. Deut. 30:6). Een mens moet als het ware de harde laag die zijn hart bedekt afpellen, zodat hij de Tora direct op zijn hart leggen kan. Met evenveel dynamiek zet de Tora deze opdracht echter om in een goddelijke belofte: ‘De Eeuwige, uw God, zal jouw hart besnijden en ook het hart van jouw nageslacht, zodat je de Eeuwige, jouw God, met je gehele hart en ziel zult liefhebben’ (Deut.30:6). |
|
|
|
Hoewel de keuze voor de genoemde personen berust op een exegetisch fundament, is die keuze niet uitsluitend ingegeven door filologische exegese. Alle genoemde namen verwijzen naar personen die vanaf de geboorte voorbeschikt waren voor een uitzonderlijke rol in Israëls geschiedenis. Zij bezaten een natuurlijke aanleg voor die rol. De vraag hoe hun voorbeschikking te rijmen valt met geloof in de vrije wil, is een filosofische kwestie die wij in feite niet met de aggada en haar speelse fantasie mogen verbinden. De volgende overdenking van Maimonides - over de voorbeschikking van Jeremia tot profeet - kan ons de genoemde ongerijmdheid makkelijker doen aanvaarden: |
|
|
[7] Dat wil zeggen: een zeker geestelijk talent en ontvankelijkheid voor Gods geest. [9] Zie Maimonides, Morč Nevoechiem, II,45; ook Bileam kende een periode
dat hij rechtvaardig was; vandaar dat Gods heilige geest door zijn mond
sprak: 'En de Eeuwige legde een woord in de mond van Bileam' (Num.
23:5) - dat is volgens Maimonides alsof gezegd is dat Bilam sprak met hulp
van Gods heilige geest. |
Maimonides leert dat - anders dan volgens bijvoorbeeld de
filosofische traditie - het profeetschap door de rabbijnen nooit tot de
maakbaarheden van het leven is gerekend. Profetie blijft ondanks alle
menselijke inbreng een gave van de Allerhoogste. Zonder Gods beschikking en
inwilliging wordt niemand profeet! Maar andersom is de gave van de geest niet
uitsluitend een kwestie van goddelijke voorbeschikking. Ook de
aspirant-profeet en charismaticus moet zelf zijn aandeel leveren in
spirituele voorbereiding en door een onberispelijke levenswandel. Naast
aanleg en goddelijke beschikking blijven training (in kennis en
deugdzaamheid) en voorbereiding noodzakelijk. Dat mag zelfs gezegd worden van
de profeet Bileam. Hij ontpopte zich als een slechte heidense man, maar
niettemin was hij een persoon van zekere statuur.[9] In een oude midrasj wordt hij tot een van de zeven
profeten onder de volkeren gerekend. Ook naar de volkeren heeft de Eeuwige
immers profeten gestuurd: »De Heilige, Hij zij gezegend, bood de
afgodenvereerders geen gelegenheid tot excuus, zodat ze in de tijd die komen
gaat zullen kunnen zeggen: 'U hebt ons immers van U verwijderd gehouden'. Wat
deed de Heilige, Hij zij gezegend? Op dezelfde manier waarop hij in Israël
koningen, Wijzen en profeten deed opstaan, zo deed Hij dat ook onder de
volkeren van de wereld [..]. Op dezelfde manier deed Hij Mosjč opstaan voor
Israël en Bileam voor de volkeren etc.«[11] Deze midrasj geeft ons hier een lesje in genuanceerd denken. Zelfs je grootste vijand mag je niet puur in zwarte tinten afschilderen. De eerlijke nuance eist altijd een contrast tussen licht en donker, naast tussentinten. Zelfs schurken beschikken soms over bewonderenswaardige eigenschappen. Hun kwaadaardigheid is niet inherent, maar komt voort uit de verkeerde inzet van hun talenten en eigenschappen. Wie een schurk weet te veranderen kan de grootste vloek in de grootste zegen doen verkeren. Van Maimonides leren we dat ook de volkeren beschikken over hun profeten. De waarheid vind je niet uitsluitend in eigen huis of groep! Niet wie iets zegt is bepalend, maar de waarheid van wat gezegd wordt. De Joodse traditie kent geen half-goden, god-mensen of onberispelijke heiligen. Zelfs zij die vanaf de geboorte gepositioneerd waren om tot grote acteurs in Israëls heilsgeschiedenis uit te groeien, moesten zich voorbereiden. Ieder heeft daarbij een lange weg moeten gaan van vallen en opstaan, van schaven en rijpen. Dat gold zelfs voor grote helden en profeten als Avraham, Ja'akov en Mosjč! De Joodse uitleg staat niet kritiekloos tegenover hun levenswandel, maar bewondert hun vermogen tot omkeer en vernieuwing.
|
[8] Zie Maimonides: Morč Nevoechiem (Gids der Verdoolden) II, 32.Zie ed. S. Pines, Chigago 1963, II, p.
362. [10] Zie Avot de-Rabbi Nathan, ed. A. Cohen, The
Minor Tractates, p. 25; hier een min of meer omgekeerde redenering: God
zou nooit gecommuniceerd hebben met Bileam, indien hij onbesneden was
geweest. |
|
|
|
|
|
|
© 2012, dr. Marcus van Loopik, Hilversum |
|
|
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
Gaarne reacties en feedback: m.loopik50@upcmail.nl |
|